Roger Abrahams – Een maand in Managuay
Trammelant in Tacoland
De nostalgie druipt ervan af, plus de niet te missen boodschap: ik ben een avonturenboek. De lekker nostalgische uitvoering van deze avonturenkanjer komt compleet met stripachtige belettering en illustraties, een allitererende titel en subtitel, een voorplat met beelden vol jungle en een met forse snelheid door het landschap stuiterende ouwe 4-wheeldrive, op weg naar een ongetwijfeld totaal corrupte stad vol illegale wolkenkrabbers.
En dan hebben we het alleen nog over de buitenkant – de binnenkant barst ook haast uit zijn voegen van schurken, good guys, hebzucht, mannenvriendschap, verraad, liefde en nog een aantal heftige emoties. Dit zou zomaar een Bob Evers-boek kunnen zijn, maar dat is het niet, want actueel en geschreven door Roger Abrahams.
‘Waarom?’ is daarom de eerste vraag. Waarom een random avonturenboek dat speelt in een fictief land, met eveneens fictieve avonturen? Oké, er zit humor in de tekst, lef, sarcasme, liefde, kortom alles wat je in zo’n boek verwacht, het is goed geschreven maar duidelijk niet bedoeld als tussendoortje, niet zo’n haastig geschreven flutverhaal in een op slecht papier gedrukt luchthavenromannetje.
Misschien licht het verhaal een tipje van de sluier op: student Stef Beckers gaat een maand in Managuay studeren, met een pakje van zijn hoogleraar onder z’n arm – voor een vriend. Maar Stef wil journalist worden en hoopt op een primeur. Hij komt terecht in een wirwar van personen met allemaal een eigen agenda, waaronder Erik de Journalist, en hij ontmoet natuurlijk de lokale schone. Jawel, ook de inhoud sluit naadloos aan op het avonturengenre. Maar dieper dan kletterende actie komt die inhoud niet.
Spannend is het wel. Als nieuweling in de stad heeft Stef moeite de weg te vinden maar hij vindt een vrind, arriveert op zijn universiteit en valt in een diepe slaap:
“Ik werd gewekt door Erik, die aan mijn schouders stond te sjorren.
‘Stef! Stef!’
Geschrokken ging ik rechtop zitten. Beelden schoten door mijn hoofd. Een pistool in mijn gezicht. Cactussen langs de kant van de weg. Dode cavia’s op een rooster. Ik staarde naar mijn benen, gestoken in spijkerstof. Oké, ik was in slaap gevallen met mijn kleren aan. Ik was in Managuay, aan het andere eind van de wereld. In een kamer. Mijn kamer, voor een maand. En hier, naast mijn bed, stond Erik. Erik van Gisteren, de journalist en mijn voormalige beste vriend. Met wie ik een rolkoffer had gekocht.
‘Erik,’ mompelde ik.
Erik zag er uitstekend uit. Zijn kastanjebruine haar was in een dikke kuif gekamd. Om zijn schouders een groen hemd met veel knoopjes open. Zijn huid oogde gebruind – hoelang was het al in Zuid-Amerika?
‘Jezus, je leek wel dood.’ Erik ging op het bed zitten. ‘Had je gezopen?’
‘Nee,’ antwoordde ik werktuiglijk, ‘ik was moe.’”
Zo rolt Erik van de ene curieuze ontmoeting in de andere verbazingwekkende situatie. Er is sprake van stroopwafels die bezorgd moeten worden. Ook zoekt men naar danseres Valeria, die info heeft. We maken formidabele katers van de hoofdpersoon mee, er worden vadsige, met goud en zilver behangen militairen opgevoerd, de arme Erik wordt opgesloten en geketend. De tekst is plezierig leesbaar, amusant en afwisselend, er komen woordgrapjes in voor en heel veel avonturen. En het blijft allemaal keurig aan de oppervlakte. Het is heel veel Heibel in Honololoe uitmondend in Tumult in een Toeristenhotel. .
—
ISBN: 9789044654868
Sterren: **
Uitgeverij: Prometheus
Ook verschenen op Bazarow
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!