Katrijn Joris – Inwijdingsweg van een priesteres

In dienst van de Grote Moeder

Het is een wonderlijk maar intrigerend verhaal dat Katrijn Joris hier vertelt. Terugkijkend op haar leven – ze is in 2021 op haar pensioengerechtigde leeftijd, uitgaande van de genoemde geboortedatum in haar verhaal – vertelt ze chronologisch over de groeifases die ze in haar leven heeft meegemaakt. De episoden die leidden tot wat ze nu is: een Priesteres.

Dat verdient nadere explicatie, beginnend bij het begin, haar geboorte. Ze beschrijft hoe ze is ‘geland in mama’s buik’. Dat is met de meeste mensenbaby’s zo, maar haar zienswijze gaat iets dieper:

“Dan keert mijn bewustzijn terug van waar ik vandaan kom. Gedragen door zachte wolkenarmen en slierten en slingers van licht, verlaat ik dan mijn thuiskamertje van vlees en bloed en laat ik mij glijden op stralen en golven van wit, geel en schitterend lichtblauw licht. Recht naar de diep donkerblauwe, duistere ruimte die zich opent en mij liefdevol ontvangt zoals alleen maar een verdwaald, dolend, verloren, zoekend kind opgevangen kan worden door de hemelse Moeder en Vader.

Daar, waarnaar ik dan terugkeer, zijn Vader en Moeder één…. Bewustzijn ben ik; puur bewustzijn dat gevormd wordt tot een tijdloze ziel.”

Een bloemrijke beschrijving, daar valt niets op af te dingen. De inhoud is een andere zaak. Hier komen we in aanraking met het esoterische gedachtengoed dat alles één is. Het leven en de dood zijn samen een holistisch geheel waarin geboren worden, leven en sterven een cyclus vormen om in het ondermaanse leven ervaringen op te doen. Voor die visie is wat te zeggen, en al deelt niet iedereen hem, het is interessant genoeg om er kennis van te nemen.  

Katrijn beschrijft de babystapjes die aan het begin staan van de Inwijdingsweg waar de titel naar verwijst. Ze komt op die Inwijdingsweg terecht op een rustige manier, na een half leven van andere zaken aan haar hoofd. Na een druk bestaan in de media krijgt ze steeds meer signalen dat er meer moet zijn.

Als ze op zoek gaat, komt ze in aanraking met zaken die haar echt interesseren en kiest ze er uiteindelijk voor om haar hart te volgen. Ze laat zien hoe specifiek haar leven zich in deze holistische richting heeft ontwikkeld, op de weg zoals hierboven beschreven – richting Priesteres. Met die opleiding en titel kan ze aan de slag om mensen te helpen: tegenwoordig is ze te vinden in het spiritueel centrum De Maancirkel in België, waar ze als energetisch therapeut mensen begeleidt.

Sterren: **

ISBN: 9789463310246

Uitgeverij: Hajefa

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Wolfgang Hilbig – Oude afdekkerij

Een wandeling in het park waar je niet wil zijn

Het is meestal geen goed idee terug te gaan naar goudgerande jeugdherinneringen. Al die mooie zaken die je voor het eerst beleefde: de duizelingwekkende eerste zoen, de vakantie aan een ongerept strand in Italië, de fles ouzo op een andere vakantie, het idyllische plaatsje waar je opgroeide, je eerste echt goede vriend/vriendin – laat ze fijn in je herinnering sudderen en schud ze niet op. Niet zelden zal anders teleurstelling je deel worden..

Die waarheid heeft Wolfgang Hilbig ook doorgrond. Het is denkbaar dat hij in één van zijn meest neerslachtige buien dit verhaal op papier slingerde, een verhaal dat niet de vrolijkheid in pacht heeft. Zoals de voorflap opgewekt samenvat:

“In Oude afdekkerij richt Wolfgang Hilbig zijn hypnotische proza op het punt waar identiteit, taal en de donkerste hoofdstukken van de geschiedenis samenkomen. Het begint met een jongen die geobsedeerd wordt door een lege en vervallen kolencentrale omdat hij vermoedt dat die iets te maken heeft met de mysterieuze verdwijningen die in de streek plaatsvinden. Maar wanneer hij als jongeman terugkeert naar de plek en zijn herinneringen – het gebouw is inmiddels veranderd in een ‘afdekkerij’, een abattoir dat dode dieren verwerkt – realiseert hij hoeveel hij gemist heeft. Met een sfeer die veel te danken heeft aan Edgar Allan Poe en een syntaxis die aan James Joyce doet denken, roept dit suggestieve, dreigende verhaal de verloren onschuld van de jeugd op.”

Op die sfeer qua Poe en syntaxis van James Joyce komen we nog terug. Eerst het woord ‘afdekkerij’. Een abattoir is dat, waar kadavers worden uitgeladen op weinig zachtzinnige wijze. Daar hebben we meteen enorm veel sfeer van Poe, want de observator ziet namelijk lijven die kadavers onder het uitstoten van hese bevelen uit de gapende ruimte van een smerige veewagon sleepten, met flikkerende en druipende ijzeren haken, die in de weke delen van de dieren worden geslagen, en die dieren schokten en spreidden hun tegenstribbelende poten dwars over het perron, varkens enzovoort, met doorgebeten tongen voor hun schuimende muilen .. en zo gaat het bladzijdenlang door. Lees twee bladzijden Poe en merk hoe hij zijn horror een stuk subtieler dan hier vorm gaf.

Ook over James Joyce niets dan goeds, behalve dat het lezen van ‘Ulysses’ een helse taak is juist vanwege de syntaxis. Joyce hanteerde namelijk als drijvende schrijfkracht de ‘stream of consciousness’, waarbij de schrijver alle opkomende gedachten ongeordend aan het papier toevertrouwt. Dit boek opteert eenzelfde soort syntaxis te hebben en dat klopt. Helaas, mogen we eraan toevoegen. Het verhaal is te volgen, maar alleen als je mee kan gaan in de waanbeelden die in een soort deliriumtoestand en koortsig doemsdagproza over de lezer worden uitgestort, proza waar de vier ruiters van de Apocalyps, boze geesten, en nachtmerries nooit een komma ver weg zijn.

Het is dan ook nauwelijks meer nodig om erop te wijzen dat dit geen vriendelijk verhaal is. Integendeel. Het is meer één grote waarschuwing – dat is wat dit relatief korte verhaal boeiend (en weerbarstig) maakt. Met een allesdoordringende somberheid als propeller. Hilbig geeft de donkerheid van het leven in zijn tijd, en daarmee de uitzicht-, en zinloosheid van het bestaan in dat tijdsgewricht vorm. Rauw als de oorlogsdreiging zelf, uitzichtloos en duister. Mooi gemaakt, een onaangename maar al te realistische vorm. Niet lezen voor het slapengaan, is de aanbeveling.

Sterren: ***

ISBN: 9789492313935

Uitgeverij: Koppernik

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Ursula Hegi – De beschermheilige van zwangere meisjes

Als los zand tussen je tenen 

“Als je aan de Noordzee opgroeit, heb je er respect voor, je kent hem zoals je je eigen ademhaling kent. Dat begint al als je leert zwemmen nog voor je kunt lopen, en je onder de ene golf door duikt en je je kleine vingers in het silt steekt voordat de volgende je meesleurt.”

Zo begint de nieuwe roman van Ursula Hegi, u kunt haar naam en reputatie kennen van ‘Stenen in de rivier.’ De quote hierboven zegt veel over de basis van de roman: het Duitse eiland Nordstrand. Dat is een plek waar ongeveer één keer in de honderd jaar een vloedgolf alles met de zandbodem gelijk maakt: huizen, vee, mensen, kinderen. Een weinig betrouwbare, wankelmoedige ondergrond dus, die niet toevallig samenvalt met de karakters en gebeurtenissen in het boek.

We lezen over de zwangere meisjes van het Sinte-Margarethahuis dat gesitueerd is op Nordstrand, op het moment dat Circus Ludwig zijn tenten eveneens op het eiland opzet. De meisjes, blij met een verzetje, bezoeken het circus samen met hun verzorgers de nonnen, maar helaas maken ze op grove wijze kennis met een nieuwe vloedgolf. Een extra gewelddadige vloedgolf. Drie vrouwen op het strand overleven de ramp: Lotte, die met dat ongeval drie van haar vier kinderen verliest, en Sabine en Tilli. Zij zijn de hoofdpersonen die we de rest van het boek volgen.

Maar eerst doet Lotte iets bijna onherstelbaars nadat ze drie van haar kinderen in de golven heeft zien verdwijnen: ze gooit haar jongste telg Wilhelm ook de zee in. Met de woorden: “Neem hem, God, en geef me mijn andere drie terug.”

Haar echtgenoot Kalle duikt daar in wanhoop achteraan en vist de baby uit zee, maar geeft hem niet meer terug aan zijn moeder. De mensen zeggen dat hij het haar vast nooit vergeeft.

“Maar de Oude Vrouwen kennen de reikwijdte van Lottes offer, ze weten hoeveel moed het vergt om je kind aan God te geven en ze begrijpen dat ze haar haar geloof hebben zien verliezen. Ze weten wat dat is. En niet iedereen vindt de weg naar God terug.”

Zo laveert het verhaal en de tekst tussen zwaar dramatische en hemelhoog juichende gebeurtenissen, gevat in soms nogal zware, amechtige taal, wat de leesbaarheid helaas niet ten goede komt. De opbouw van het verhaal is wel min of meer logisch, maar Hegi lijkt ook in die structuur met opzet wat losse zandkorrels te hebben gestrooid, waarschijnlijk om de wispelturigheid van het Nordstrand te weerspiegelen. Het doorgronden van de tekst is daarmee een stoef, associatief maar op sommige momenten ook wonderschoon werkje. Vergelijk het met diamanten delven: het kost wat zweetdruppels maar het resultaat is schitterend.

Aan de andere kant beklijven sommige passages moeiteloos, zoals het beeld van de arme vader Kalle die bij Circus Ludwig intrekt. Daar kan hij zijn talent uitleven: speelgoed maken. Dit rondtrekkende circus met zijn onzekere bestaan staat model voor de karaktervorming van de personages. En ook hier moet de lezer over brokken tekst klimmen om de lijn te blijven volgen. De balans opmakend levert Hegi een mooie prestatie, en een gedenkwaardige geschiedenis af. Een universele vertelling over de steun die mensen elkaar in zware tijden kunnen geven, tijden waarin alles wat je denkt te hebben opgebouwd, genadeloos tussen je naakte tenen doorspoelt. 

Sterren: ***

ISBN: 9789493081789

Uitgeverij: Orlando

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Ine Boermans – Een opsomming van tekortkomingen

 

Monsters in je hoofd          

Lot komt bij haar nieuwe psych, een man met een vriendelijk vierkant hoofd. Op het moment dat we dit lezen, weten we nog niet dat Lot heel wat meegemaakt heeft, haar moeder een oude hippie en haar vader een manipulatieve lulhannes is, en zij tussen die twee krachten figuurlijk gemangeld wordt.

De psych wil weten waarom ze komt. Omdat ze visioenen heeft, zoals wanneer ze de was staat te vouwen denkt: ‘die arme mensen stonden ook gewoon de was te vouwen voor ze de volgende dag samen met hun kinderen werden vergast in Auschwitz.’

Na enig peinzen zegt de psych: ‘Was het niet veel verder dan één dag rijden met de trein, Auschwitz?’

Lot noemt een ander voorbeeld: ‘Als ik worst eet, dan denk ik aan al die varkens die worden doodgeknuppeld.’

Psych weer: ‘Worden varkens doodgeknuppeld? Ik dacht dat knuppelen meer iets voor zeehondenbaby’s was?’ Dit soort droge humor tilt het op zich trieste verhaal boven het doorsnee klaagverhaal uit, terwijl het wel degelijk binnenkomt.

Naast de humor valt het sterke gebruik van de taal op. In enkele woorden zet Boermans een helder of zeer schrijnend beeld neer, zoals weer over Lots visioenen: “de beren die aan een korte ketting van de ene voet op de andere springen omdat hun beschadigde poten zo’n pijn doen.” Zo’n simpel zinnetje dat pijn, verdriet, medelijden en uitzichtloosheid opwekt – dan kun je schrijven. Het beeld van dansende beren bleef deze recensent in elk geval nog lang daarna kwellen.

De absurdistische bezoekjes aan de begrijpend meeknikkende therapeut die nul opzienbarende conclusies trekt uit Lots getormenteerde zielenroerselen is de ene verhaallijn. De tweede is het contact met Lots moeder. Dat verloopt door korte briefjes, waaruit Lots moeder materialiseert als een iets te vrijgevochten, wilde, onverantwoordelijke, eigenlijk ronduit onbetrouwbare moeder. Boermans houdt hier goed maat. De briefjes zijn afwisselend genoeg om te willen lezen en geven de informatie in behapbare brokjes door, zodat de lezer een steeds beter beeld krijgt van haar feitelijk egoïstische moeder.

Het derde element is Lots contact met haar vader. Nodeloos te zeggen dat ook dat verre van soepel gaat. De man is een narcistische, egoïstische botte eikel met een opvliegend karakter. Als het tussen hem en Lots moeder niet goed meer gaat, en hij op zichzelf woont, probeert hij Lot aan zijn kant te krijgen. Dat gaat er subtiel aan toe:

“Elk weekend bij hem was een aaneenschakeling van tegenstrijdigheden waarin mijn loyaliteit flink op de proef gesteld werd.

Hij legde me uit dat ik beter bij hem kon wonen. Dat hij stabieler was en in staat om een vaste relatie te hebben. Dat hij een baan had, meer centjes en gewoon all-over een betere persoon was dan mijn moeder. Hoger opgeleid, minder emotioneel, sterker in opvoeden. Maar verder geen slecht woord over mijn moeder, want zo was hij niet. Niets dan lof.”

Papa trouwt met een andere, daarna stiefmoeder, maar is zo attent om zijn dochter met enige regelmaat brieven te sturen. Daarin herhaalt hij zijn ‘ik heb altijd zo goed voor je gezorgd, je moeder is een nul’–riedel. Tussen al dat geweld moet de arme Lot zich staande zien te houden. Toch gaat het langzaam beter met haar als ze begint met haar belevenissen op papier te zetten. Dat doet ze zo goed, dat we nu haar wonderlijk tenenkrommende geschiedenis kunnen lezen en er – voorzichtig – om kunnen lachen. In de hoop dat het inderdaad beter gaat met Lot.

Sterren: ****

ISBN: 9789493081864

Uitgeverij: Orlando

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Harrie Nijen Twilhaar –Marco Bakker Het complete verhaal

Spreek, geheugen

Voor ons ligt de biografie van Marco Bakker. ‘De levensbeschrijving van één van de succesvolste opera- en operettezangers ter wereld,’ meldt de biograaf bescheiden. Ook wel bekend als het ongecensureerde verhaal van een al dan niet schuldige artiest die vindt dat hij beter had verdiend. Want dat is waar de nadruk hier op ligt: Het Ongeluk.

“Zijn glanzende carrière kreeg in 1997 een dramatische wending na een fataal ongeluk op het parkeerdek van de Amsterdam ArenA, waarbij een 38-jarige vrouw om het leven kwam. Het was het dieptepunt in zijn leven.

Als gevolg van imagoschade belandde Marco Bakker nagenoeg aan de grond en moest hij zelfs zijn landgoed verkopen, waar hij met de liefde van zijn leven, Willeke van Ammelrooy, woonde. Met haar steun wist hij deze nachtmerrie te overwinnen.”

Aldus Harrie Nijen Twilhaar, biograaf en journalist bij De Telegraaf en weekblad Privé, tevens gastdocent aan de Postacademische Deeltijd Opleiding Journalistiek van de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Nijen Twilhaar kijkt niet op een superlatief meer of minder. De net geciteerde twee alinea’s bijvoorbeeld bevatten bovengemiddeld veel superlatieven: ‘één van de succesvolste, ter wereld, glanzende, dramatische, fataal, dieptepunt, belandde .. nagenoeg aan de grond, liefde van zijn leven, nachtmerrie, overwinnen.’ Is dat erg? Nee, maar het is een kenmerk van roddeljournalistiek. Een vorm van journalistiek in het leven geroepen door de makers van tabloids: op sensatie drijvende ‘kranten’ die zoveel mogelijk sappige en liefst compromitterende roddels van celebrities bij elkaar brengen om zoveel mogelijk kranten te verkopen. Met journalistiek heeft dat weinig te maken. Dat het boek in deze stijl is gegoten is jammer, want het zou hebben bijgedragen aan de kwaliteit als het neutraler zou zijn gebleven.

Lange uitweiding, korte conclusie: het boek is zo geschreven en daar moet je tegen kunnen. Zeker als het start met deze zinnen: “Ik ben op 8 februari 1938 in Beverwijk geboren met een prachtige baritonstem, alleen in de baarmoeder was ik me daar nog niet van bewust. Bovendien had ik ook geen idee wat me de komende tachtig jaren te wachten stond.”

Genoeg technisch geleuter, hoe zit het met de inhoud? Die komt van Marco zelve. Hij vertelt (of dicteert) zijn levenswandel. De jonge Marco blijkt, na de Tweede Wereldoorlog doorstaan te hebben, goed te kunnen zingen. Hij gaat naar het conservatorium, komt in de belangstelling te staan, wordt aangenomen bij de Nederlandse Opera en komt via de toen zeer bekende Willem Duys bij het grote publiek in beeld. Grotere concerten volgen met meer roem en zijn ster rijst snel. Op het privévlak ligt hij erg goed bij de vrouwen (zegt hij zelf) zodat de ene na de andere relatie opbloeit, eindigt en er alweer een andere welgeschapen vrouw in zijn armen valt. Of andersom.

In a nutshell is dit Marco’s bestaan: schitteren op een podium en naar huis gaan met een oogverblindende vrouw aan zijn arm. Tot oktober 1977:

“Het ongeluk in de Amsterdam ArenA en de daaropvolgende enorme media-aandacht, verpulverde mijn reputatie tot schroot. Het was de TROS zelf die wilde stoppen met het populaire radioprogramma Muziek uit Duizenden. Overigens werd om de hete brei heen gedraaid.” (brij, Harry, het is BRIJ. En ‘verpulverde tot schroot’ is niet zo’n mooie metafoor).

We zijn op pagina 113 van de 206 en de rest van het verhaal draait om dat ongeluk. Begrijpelijk want het luidde de neergang van Marco in. Zijn werk droogde op, hij moest zijn landgoed verkopen, een periode van armoede brak aan.

De ware toedracht van dat fatale ongeluk is nooit helder geworden, maar het boek lezend kan de lezer zijn eigen conclusies trekken. Tip: het draait om het vermeende op hol slaan van de cruise control van een Opel Omega – dat merk en type wordt te veelvuldig genoemd om te negeren. Hoe Marco’s leven na dat ongeluk eruit ziet en hoe hij weer knap weet op te krabbelen, vormt de rest en apotheose van het boek.

Sterren: **

ISBN: 9789044643640

Uitgeverij: Prometheus

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

Leïla Slimani – Een zachte hand 

Thriller en maatschappijkritische aanklacht

Myriam, de vrouw van een yuppenstel in Parijs, zoekt en vindt een nanny om op haar twee kinderen te passen. Ze wil eindelijk wel weer aan de slag als advocaat. Louise de nanny valt erg in de smaak bij de kinderen en krijgt steeds meer een vaste plek in het huishouden. Maar die vreemde trekjes die ze begint te vertonen geven Myriam een unheimisch gevoel. Wat voert Louise uit?

Slimani bouwt het verhaal vanuit deze nieuwsgierig makende vraag subtiel op. Beurtelings vanuit het perspectief van Myriam, Paul (haar man), en Louise, krijgen we zicht op het yuppenstel. Het is een doorsnee Parijs gezin: tweeverdieners, intelligent, nieuwsgierig, sociaal, niet royaal behuisd maar wel een royale huur, zodat een dubbel inkomen welkom is. Daar voorziet Myriam in door de twee kinderen uit te besteden aan Louise.

Maar is dat wel handig? Zo duidelijk als het Parijse gezin beschreven wordt, zo vaag blijft het profiel van Louise. Heel langzaam komen we te weten dat ze alleen woont in een zeer klein appartementje, en dat de kinderen van het stel ongezond belangrijk zijn in haar leven. Dat brengt een vibrerende spanning in het verhaal. Louise lijkt een tikkende tijdbom, het wachten is op de explosie.

Die komt pas op het eind en hoeven we niet te onthullen omdat de achterkant van het boek dat al doet: de kinderen worden door Louise vermoord. Dat haalt een deel van de spanningsboog van het verhaal weg, maar de andere kwaliteiten van het verhaal maken dat ruimschoots goed. Het gluiperig in het gezin binnensijpelen van Louise zie je als lezer steeds toenemen en je wilt de ouders waarschuwen: ‘Doe het niet!’ Maar de ouders hebben deze weg ingeslagen en moeten wel door. Ten koste van hun eigen intuïtie. Slimani kruipt in de huid van de ouders en maakt voelbaar hoe Louise als een onderhuidse splinter gaat irriteren, zoals hier bij Paul:

“Hij weet hoe hard ze Louise nodig hebben, maar hij verdraagt haar niet meer. met haar popperige gestalte en haar uitgestreken smoel ergert ze hem en werkt hem op de zenuwen. ‘Ze is zo perfect, zo nauwgezet, soms voel ik daar een soort weerzin tegen,’ bekende hij eens aan Myriam. Hij verafschuwt haar meisjesgestalte en die manier van haar om elk gedrag van de kinderen te ontleden. Haar zwartgallige opvoedingstheorieën en haar methodes uit de oude doos storen hem. Hij drijft de spot met de foto’s die ze is begonnen naar hun mobiele telefoonste sturen, wel tien keer per dag, waarop de kinderen lachend hun bord optillen en zij er commentaar bij schrijft: ‘Ik heb alles opgegeten.’”

Dat gevoel kennen jonge ouders maar al te goed. Het is die overijverige tante of prestatiegerichte schoonzus die een halve dag met hun kinderen alleen is geweest en triomfantelijk laat zien dat de kinderen heus die banaan wel willen eten “als je maar geduld hebt.” Bij Myriam zit daar nog een extra laag in, die uiteindelijk gruwelijk tot uiting komt. Het is een goed doordachte studie over klassenverschillen en eenzaamheid, stilistisch perfect. Dat verdient de Prix Goncourt absoluut.

Sterren: ****

ISBN: 9789046822197

Uitgeverij: Nieuw Amsterdam