Jef Aerts – De blauwe vleugels

Op zoek naar een warm nest

Een liefdevol verhaal, op een andere manier valt dit warme boek niet te omschrijven. Twee broers vinden een gewonde kraanvogel en Jadran de oudste maar helaas niet de slimste, besluit de kraanvogel naar zijn soortgenoten te brengen. In het Zuiden. Waar dat dan ook moge zijn. Jammer voor Josh de jongste broer, want Jadran is wel de sterkste c.q. een ongeleid projectiel als hij opgewonden raakt. Bovendien is Jadran ontsnapt uit zijn dagverblijf De Ruimte en heeft de vogel die hij Spriet noemt, al in zijn armen. Dus er zit niets anders op dan de kraanvogel te bezorgen waar hij thuishoort. Het Zuiden dus.

Aerts verliest geen tijd met lange inleidingen. De twee broers nemen ad hoc het voortouw door on the road te gaan, en later krijgen we pas meer informatie over de rest van de familie. Over mama, die van goede wil is maar ook niet tegen de ongecontroleerde woede van Jadran op kan (of wil, wegens schuldgevoel). Dus laat ze de jongens gaan en volgt de reis op afstand.

Een interessante rol is weggelegd voor het meisje Yasmin, dat de rebel vertegenwoordigt. Zij filmt ongevraagd, stuurt berichtjes naar Jadran, maar probeert ze daarmee nou te helpen of het tegenovergestelde? Intussen zijn de jongens met de gewonde Spriet al verder met hun plan dat geen plan is: ze kapen een tractor.

Dat zal helpen om de weg naar het zuiden wat sneller af te leggen. Het punt is alleen dat het wel een heel lange weg is. Plus het is koud op de tractor, en ongemakkelijk, en waar moeten ze eigenlijk slapen? Als u ‘De 100-jarige die uit het raam klom en verdween’ hebt gelezen, heeft u een beeld.

In een gestaag tempo beweegt de tractor en daarmee het verhaal door het platteland. Wij lezers krijgen intussen steeds beter zicht op hoe de gezinsleden zich tot elkaar verhouden. Laten we het erop houden dat ze een beladen geschiedenis delen. Aerts maakt het verhaal in elk geval goed invoelbaar met krachtige taal en gedreven personages. 

Drijvende kracht van de kraanvogel-bezorgcommissie en van het hele boek is Jadran. Hij is groot en sterk en geestelijk achtergebleven. Maar in het bezit van een zuivere intuïtie weet hij wel wat hem te doen staat. En houdt daaraan vast, ook als zijn broer Josh (de ‘ik’) de feiten voorlegt om hem te ontmoedigen:

“We keken naar het zuiden. Jadran keek naar het zuiden van de windmolens. En ik naar het zuiden daarachter.

‘Het is misschien wel tweeduizend kilometer,’ zei ik. ‘Tot bij de kraanvogels.’

‘Wow,’ zei Jadran, al had hij er geen idee van hoe ver dat eigenlijk was.

‘De tractor rijdt maximaal vijfentwintig kilometer per uur. Als we iedere dag tien uur rijden, wanneer zijn we er dan?’ … ‘Hoeveel dagen moeten we dan rijden?’

Zijn hersenen kraakten. Ik stak mijn vingers in de lucht om hem te helpen…

‘Een dikke week dus. Als we niet verdwalen.’

Jadran glunderde alsof hij het helemaal zelf had bedacht.

‘Een week is zo voorbij!’ riep hij.’”

ISBN: 9789021414874

Uitgeverij: Querido

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

Arnon Grunberg – Alle voetnoten

Klein venijn

Korte metten, als we met een melige woordspeling mogen beginnen, maakte Arnon Grunberg met de actualiteit in de rubriek die hij meer dan acht jaar lang op de voorpagina van de Volkskrant verzorgde: de ‘Voetnoot’. In maximaal 160 woorden haakte hij aan bij de waan van de dag en zette die in de bundel van zijn hoogstpersoonlijke schijnwerper.

Dat viel niet bij iedereen goed. Er zijn mensen die zijn directheid, zijn merkwaardige gedachtesprongen, zijn navrante of zelfs stuitende dwarsverbindingen absoluut niet trokken, die de eerste pagina van de Volkskrant met hun hand op de Voetnoot doornamen zodat ze de dag niet begonnen met meteen al ergernis. Maar dat is een minderheid. Van de Volkskrantlezers was het merendeel gecharmeerd van Grunbergs puntige stukjes, en terecht.

Hij kan schrijven. Dat is de conclusie bij het grasduinen in de 2500 (!) stuks. Over elk onderwerp wel, van cinema tot politiek en van literatuur tot populisme. Tweede conclusie: zijn stukken zijn verbazend actueel. Je slaat het boek ter dikte van een volkorenbrood open in het jaar 2010 of in 2016 – de teksten lijken gisteren geschreven. Dat kan betekenen dat er niets verandert in de wereld, wat niet waarschijnlijk is. Of dat de schrijver opvallend vaak universele thema’s uit de actualiteit pikt en bewerkt.

Citeren dan maar? Volgaarne.

“’Fatsoen’ 3-4-2010

Een tijd geleden schreef een sportverslaggever van deze krant dat de heer Afellay (een voetballer) zich aan zijn verantwoordelijkheden had onttrokken door na afloop van de wedstrijd niet met de pers te praten…

In diezelfde tijd gaf de heer Afellay een tegenstander een elleboogstoot. Ik vond dat prachtig. Zoals de cultuurpessimist naar de samenleving kijkt, zo kijk ik naar sport: alleen de misstanden interesseren me.

Wat een dwaze gedachte dat voetballers, schrijvers en politici iets over hun werk te melden zouden hebben. Een beetje voetballer zou moeten fluisteren: ‘Kijk naar mijn benen, ik heb niets te zeggen.’

De wereld gaat aan commentaar ten onder.”

Bijna acht jaar later:

“’Liegen’ 10-1-2018

Alex Stone schreef in The New York Times over liegen en kinderen. Liegen blijkt, volgens onderzoek … bij peuters te wijzen op hoge verbale begaafdheid. Andere onderzoeken wijzen uit dat liegende kinderen beter in staat zijn om zich in anderen te verplaatsen.

Liegen is doorgaans een middel om conflicten te vermijden, oftewel liegen is anticiperen op andermans verwachtingen, en daar zijn sociale vaardigheden voor nodig. Kinderen blijken verbazingwekkend goed in liegen.

Uit een onderzoek van psycholoog Kang Lee blijkt dat kinderen bereid zijn de waarheid te vertellen als ze ervoor betaald krijgen…

Kant was stellig in zijn afweging van het liegen. Samenleven vereist echter vrees ik diverse beleefdheidsleugens. We moeten leren met meer overtuiging te liegen, alsof ons leven ervan afhangt zeg maar.”

Tweemaal vintage Grunberg. In de eerste legt hij de banaliteit van de sport (en in één moeite door van het leven zelf) vast. In de tweede draagt hij licht sarcastisch resultaten aan uit onderzoek, die aantonen dat ‘het liegen van de mens’ hoewel verfoeilijk, toch nuttig en zelfs onontkoombaar is. De dysforische conclusie dat we ‘moeten leren met meer overtuiging te liegen’ spuit de slagroom op de verbale taart.

Beide stukken laten zien hoe de schrijver zijn momentopnames samenstelt. Hij neemt een ogenschijnlijk banaal feit (een krantenbericht, een onderzoek, een conclusie, een bewering), schakelt dan door naar eerst de essentie van die bewering, en laat daarna de naakte absurditeit ervan zien. Als afmaker brengt hij zijn eigen misantropische blik daarop te berde. Die blik is over het algemeen amusant/wringend/opgewekt of venijnig. Maar – en dat maakt deze stukken ook bij teruglezing interessant – altijd een vraagteken in het hoofd van de lezer plaatsend.

Het zal duidelijk zijn dat de verleiding tot overvloedig citeren hier ernstig op de loer ligt. Zo is het stukje over de Lokjood (19-06-20100) die in Amsterdam ingezet zou moeten worden om geweld tegen joden te bestrijden, alleen al door dat ridicule idee zo absurd dat de werkelijkheid hier de fictie ruimschoots overtreft. Maar ook de recensent huldigt het standpunt dat in de beperking zich de meester toont. Daarom laten we het hierbij, met afneming van ons petje, met complimenten voor deze prachtbundel.

Sterren: ****

ISBN: 9789038806198

Uitgeverij: Nijgh en van Ditmar

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Stephen King – Verlichting

Er is nog hoop

Stephen King is 71 geworden, maar dat houdt hem niet van het schrijven af. Integendeel, in 2019 publiceert hij in Nederland twee boeken. De nieuwste is ‘Verlichting’, een novelle.

Het is een ongebruikelijk dun boek voor de meester van de breedsprakige beschrijvingen. Wie zijn verhalenbundels kent, vermoedt wellicht net als ik, dat ‘Verlichting’ gewoon een uit de hand gelopen kort verhaal is dat nu als novelle wordt gepresenteerd. Niks mis mee, zeker niet omdat King hier iets bijzonders doet. Hij breekt met zijn gebruikelijke horrorinsteek. Lezer, hou je vast: [spoileralert] dit verhaal loopt goed af.

Wat? Geen zombies, bovennatuurlijke griezels, geen bad ending, exploderende lichaamsdelen, geen bloed en gruwel? Nope. Hij kiest dit keer voor een positieve insteek en -boodschap.

Het verhaal speelt zich af in Castle Rock, één van Kings bekende speelveldjes. Doorsnee burgerman Scott Carey krijgt onenigheid met zijn lesbische buren die hun hond zijn ontlasting de vrije loop laten doen op Scotts grasveld. Dat hindert Scott, niet omdat het lesbiennes zijn maar omdat zijn grasveld smerig wordt. In het dorp zelf valt die lesbische flauwekul trouwens ook absoluut verkeerd, wat ervoor zorgt dat het restaurant dat de beide dames hebben geopend, niet bepaald loopt als een trein. Na een paar confrontaties met de meest uitgesproken van de twee dames, Deirdre, beseft Scott dat ook hij lijdt aan ongegronde vooroordelen. Dus raapt hij zichzelf bij elkaar en gaat er iets aan doen.

Geroutineerd brengt King het verhaal op tempo, versnelt naar een hoogtepunt en eindigt met een climax. Snel, misschien iets té snel. Zo is er wat af te dingen op de suikerzoete oude-mannen-onder-elkaar toon die Scott met zijn kompaan dokter Bob bezigt. Ook de conversaties tussen de bewoners blinken niet uit door originaliteit, maar misschien is dat zoals dat altijd gaat in Castle Rock. Ook de iets te voor de hand liggende hardloopwedstrijd-climax is ronduit saai als je dat vergelijkt met de hardloopwedstrijd die hij al eerder maar dan een miljoen keer spannender, heeft beschreven in ‘De marathon’.

En toch zit er een interessante laag in dit verhaal. Die betreft verlichting, een geestestoestand die ver te zoeken is in het dorpje. Verlichting kun je zien als een rechtstreekse verwijzing naar het Verlichtingsideaal van Rousseau, dat de ontwikkeling van de mens in al zijn aspecten beoogt.

King legt de nadruk op ‘zachte’ eigenschappen zoals tolerantie, mededogen, hulpvaardigheid, compassie. Toevallig zijn dat precies de eigenschappen die de huidige Amerikaanse president ontbeert en die in het verhaal ook dreigen te verdwijnen achter een muur van haat. En die misschien in onze tegenwoordige maatschappij weer nodig zijn als tegenwicht tegen zaken als polarisatie, vreemdelingenfobie en graaizucht. Als verhaal is dit boek lang niet zo goed als sommige van zijn boeken, maar als statement tegen de Trumps van deze wereld is het prima geslaagd.

Sterren ***

ISBN: 9789044354966

Uitgeverij: House of Books

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Michel Houellebecq – Serotonine

Met galgenhumor ten onder

Was de Notre Dame niet in april 2019 vlammen opgegaan maar een jaar eerder, dan had Michel Houellebecq die ramp zeker een plek gegeven in zijn ‘Serotonine’. In dat boek luidt hij namelijk de noodklok voor een aftakelend Frankrijk in het bijzonder en het hele Westen in het algemeen. Naar de ratsmodee gaan we en in rap tempo ook.

Dat klinkt somber maar is nog niks vergeleken met de geestestoestand van de verteller die ons meeneemt op zijn onplezierige levenspad. Zijn enige hoop op wat licht in de duisternis is het antidepressivum Captorix, keurig verpakt in het ovale pilletje dat hij elke ochtend slikt. Zoals hij omslachtig uitlegt is dat middel beter dan zijn voorgangers (Seroplex, Prozac voor de kenners) omdat het de serotonineafgifte in het maag-darmkanaal beter stimuleert dus directer werkt en – handig – niet de neiging tot suïcide of automutilatie bevordert.

Tot zover de chemie. Maar waarom is onze levensmoeë hoofdpersoon dan zo somber? Omdat alles om hem heen achteruit gaat, omdat zijn idealen sneuvelden, omdat hij de mooiste vrouw van de wereld kwijt is geraakt, omdat er zich boven zijn hoofd allerlei zaken afspelen die hij niet kan beïnvloeden maar die zijn leven vergallen, en omdat zijn eigen levensvreugde minder wordt. En zijn afnemend libido ruwweg hetzelfde tempo aanhoudt.

En roman vol gesomber, is dat niet wat saai? Neen, daarvoor is Houellebecq een te getalenteerd schrijver. In zijn slordig aandoende maar bij nadere beschouwing messcherpe stijl fileert hij het moderne leven. Eerst in Frankrijk, want daar leeft onze verteller in een hotel. Dat kan doordat hij een slordige 3 ton op de bank heeft staan. Daarnaast rijdt hij in zijn Mercedes G300 4×4 rond, filosoferend over de teloorgang van de wereld. Intussen sluit hij aan bij de rest van de mensen die niet meer hoeven te werken zoals senioren, en probeert een ‘gewone’ senior te worden, maar wordt niet geaccepteerd, ook door Nederlanders:

“… maar ook van Nederlanders, die me uiteraard niet afwezen uit xenofobie (want hoe zou een Nederlander xenofoob kunnen zijn? dat is al meteen een contradictio in terminis, Nederland is geen land, hooguit een onderneming)…”

Zijn misantropische kijk op de zaken wordt niet frisser als hij een oude vriend bezoekt, in het kasteel van Olonde. “Het was niet zozeer een kasteel als wel een samenraapsel van gebouwen in wisselende staat van conservering…”

Deze Aymeric poogt zijn zakelijke hoofd boven water te houden met een kwijnend boerenbedrijf. Aymeric wil overschakelen op duurzaam en diervriendelijk, maar ook dat mondt dankzij regeringsmaatregelen uit in een poel van ellende.

Zo gaat Houellebecq door met zijn observaties (of zijn het obsessies?), die het verval van gewone, hardwerkende mensen beschrijven. Die krijgen het steeds moeilijker, niet alleen in Frankrijk maar in heel Europa. Hij maakt een heftige analogie met een ‘scharrelpluimveehouderij:

“…in vanuit de hoogte met sterke halogeenlampen verlichte loodsen probeerden duizenden kippen te overleven, dicht op elkaar gepakt … ze leefden te midden van de rottende kadavers van hun soortgenoten en vulden elke seconde van hun korte bestaan – maximaal een jaar – kakelend van doodsangst….

het eerste wat je opviel, dat onophoudelijke gekakel, die permanente blik van paniek waarmee ze je aankeken, die blik van paniek en onbegrip, ze vroegen niet om medelijden dat zouden ze niet hebben gekund maar ze begrepen het niet, ze begrepen de omstandigheden waaronder ze moesten leven niet.”

Ook het onbegrip tussen burger en overheid komt aan bod. De verteller gebruikt het beeld van de opstand van de Franse boeren met het afsluiten van de snelweg en zet dat in de overdrive, zodat het escaleert tot een micro-burgeroorlog tussen de boeren en de ME, en beide partijen met scherp op elkaar schieten.

Wat ik overigens wel mis, is een poging te bedenken hoe het wel zou kunnen. Het is wat makkelijk om dit tijdsgewricht af te doen als hopeloos, komt niet meer goed, diepe treurnis. Dat weten we nu wel. Wat moeten we doen om wel positief te blijven, vooruitgang te boeken in plaats van achteruitgang, de boel weer op gang te brengen, liefst zonder dat mooie ovale tabletje?

Houellebecq antwoordt met een weinig hoopgevend toekomstbeeld, maar ondanks dat excelleert het verhaal in mooie, scherpe teksten die de lezer laten glimlachen. Woordspelletjes, bespiegelingen over filosofische verhandelingen, ongekuiste seksscénes, verbijstering over extreem luxe winkelcentra, het komt allemaal aan bod. We gaan aan onszelf ten onder, lijkt de schrijver te willen zeggen, maar dan wel met een grimlach.

 

Sterren ***

ISBN: 9789029529020 

Uitgeverij: Arbeiderspers

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Marjolijn Hof – Lepelsnijder – illustraties van Annette Fienieg

 


De wilde wereld in

Janis kent niemand behalve Frid, die soms van de berg afdaalt om Janis’ zelf gesneden lepels ergens in de buitenwereld te verhandelen. Als Frid niet meer terugkomt van zo’n reis, moet Janis wel op zoek naar eten. Hij trekt de wijde wereld in, die vreemder is dan hij ooit kon vermoeden.Zo gaat dit in elementaire taal getoonzette avonturenverhaal van start. Die taal is één van de troeven; het geeft een blik op de wereld door de ogen van de wereldvreemde jongen Janis. Wereldvreemd is geen overdrijving: Janis leeft zijn hele jonge leven van 16 jaar uitsluitend op een bergtop. Het spaarzame wat hij daar meemaakt vormt zijn wereldbeeld, dat dus nogal beperkt is. Alles wat hij heeft is zijn ene boek, waar hij soms in leest. En dat waar hij warm van wordt: het snijden van lepels uit hout, prachtige lepels waar hij zijn best op doet in alle rust & stilte dat altijd om hem heen is.

Daarin verandert iets drastisch als Frid wegblijft. Frid is zijn enige contact met de buitenwereld dus noodgedwongen gaat Janis hem zoeken. Terwijl hij zijn bergtop afdaalt, stijgt zijn verwondering. Dat is het tweede goede aan dit verhaal: Janis ontwikkelt zich. Hij wordt overspoeld door een waterval van indrukken, zoals daar zijn een herberg, een heel dorp, andere mensen, rare dieren, een best gekke jongeman die hem op sleeptouw neemt, en uiteindelijk een landhuis.

Op die laatste locatie ligt de sleutel verborgen die toegang geeft tot de reden van zijn leven. Een existentiële zoektocht dus, tevens het derde sterke punt. We beleven de ‘coming of age’ van Janis in een noodtempo. Net als Janis zelf, wat voor de arme jongen duizelingwekkende ervaringen betekent, ademnood op zijn tijd, stress en angst, maar gelukkig ook nieuwe inzichten. Die inzichten beschrijft Marjolijn Hof meesterlijk zoals wanneer Janis op zijn tocht naar beneden bij herberg ‘Het Vergulde Zwijn’ is aangekomen. Daar verwijdert mevrouw Trebs, de uitbaatster, de bebloede doeken om zijn gewonde voeten.

“Die voeten van jou…’ Ze keek Janis streng aan. ‘Dat je op zúlke schoenen loopt, en wie weet hoe lang al, en dan alles laten etteren…  ‘Koorts en zwakte, dat krijg je ervan.’

Ze leek niet op de vrouwen uit het boek. Die waren lang en mager. Op alle plaatjes droegen ze jurken tot op de grond en hoeden met veren en bloemen. Deze vrouw was anders, ze had een bol gezicht, mollige armen en een rond lijf. Het puilde uit de blauwe jurk… Janis moest naar haar blijven kijken. Hij kon er niet mee stoppen.

‘Ben jij Berte?’vroeg hij.

‘Berte?’ zei de vrouw. ‘Nee hoor. Ik ben mevrouw Trebs. En daar heb je meneer Trebs.’ Ze duwde een losse krul onder het mutsje. ‘We hebben graag dat je u zegt. Dit is een keurige herberg. We hechten aan omgangsvormen.’”

Mooie taal dus, al doet het elementaire ervan wel sterk denken aan dat andere recente succesvol kinderboek, Lampje. Maar het is wel de taal die dit boek draagt. Daarmee komt het verhaal bij de lezer binnen. En leven we met de ontluikende Janis mee. Mooi gedaan

Sterren ***

ISBN: 9021414997

Uitgeverij: Querido

Ook verschenen op De Leesclub van Alles