Bertram Koeleman – Het dreigbed

Langzaam onder de huid krauwend onbehagen

Zelden dekte een boektitel beter de lading. Niet alleen geeft het woord ‘dreigbed’ een vuig sudderende ondertoon van naderend onheil aan; ook de samentrekking van ‘dreigen’ en ‘bed’ bruuskeert het veilige nestgevoel dat een bed zou moeten bieden door het, nou ja, dreigende dat het eerste woord in zich heeft. Daarnaast is ‘dreigbed’ een onbekend woord, een neologisme, wat de nieuwsgierigheid alleen maar aanjakkert.

Hooggespannen verwachtingen derhalve voor ‘Het dreigbed’, dat ook het eerste verhaal in de bundel is. De lezer is te gast in een gezin waar aan de eettafel enige spanning heerst. Wat heet: de moeder probeert tevergeefs de orde te handhaven bij het oorlogszuchtige gedrag van de kinderen ten opzichte van elkaar. Van het ene kind komt een buitensporig negatieve reactie, de moeder hoopt op een correctieve houding van de vader maar die laat het afweten. Zoals gewoonlijk. De verhoudingen zijn duidelijk: dit is de gebruikelijke frustratie waar beide ouders tegenaan lopen.

Dat kan niet lang goed gaan. De spanning in het gezin stijgt rap, maar de verrassing hier is dat het geen psychologische maar een ander soort spanning is. In een paar minuten wordt iets dat leek afgestorven weer levend maar dooft door externe invloeden net zo snel weer uit, wat het frustratieniveau tot gevaarlijke hoogten opjuint. Hoe dat afloopt verklappen we niet maar wees gerust, de lezer wordt niet teleurgesteld.

Een ijzersterk begin, en eigenlijk –gek als het klinkt – is die eerste zinderende vertelling te goed. In een verhalenbundel is altijd één verhaal het beste en één het slechtste, en daar tussenin zweven de andere. Met dat vreemde psychologisch alle kanten op gaande eerste verhaal en de verrassende ontknoping is een hoge lat gelegd. Het duurt meer dan de helft van het boek voor een volgend verhaal weer dat niveau haalt. Dat is overigens geen kritiek, zelfs Hemingway schreef niet alleen topverhalen.

Het volgende verhaal van dat hoge beginniveau is “Aantekeningen over schrijven – een verhaal”. Hier benadert Koeleman het ‘vak’ schrijven vanuit de insider:

“Lange tijd wilde ik niet schrijven over het schrijven. Dat heeft vooral te maken met het sterk onbewuste element van mijn proces. Meestal begin ik vanuit een beeld of een zin. Waar dat beeld of die zin vandaan komt, is ook voor mij vaak onduidelijk…

Maar het idee om dat abstracte proces concreet te maken begon me te fascineren. In mijn doorwaakte nachte bleef ik maar malen: wat gebeurt er nou eigenlijk in dat hoofd wanneer ik aan het schrijven ben? …”

Vervolgens legt hij alle elementen van het schrijfproces onder de microscoop. Langzaam de spanning opvoerend laat hij zien hoe associaties leiden tot zijsprongen of nieuwe gedachten, hoe ingrijpend de keuzes zijn die de schrijver moet maken – elk woord leidt tot een ander woord, en je moet verrekt goed weten waar je heen wilt en wat je eigenlijk wilt zeggen om je verhaal rond te krijgen. Verplicht leeswerk voor elke beginnende schrijver, dit.

Nog een afzakkertje, qua lichtend voorbeeld? Oké, ‘De missie’ dan. Dit zou weleens de geschiedenis in kunnen gaan als het ultieme oorlogsverhaal. Verhalen over, in en door de oorlog kennen we natuurlijk maar al te goed. Maar op deze missie gaat de protagonist wel heel diep. Zo diep dat wij als lezer alle ongerijmde en ridicule aspecten van een oorlog meemaken.

‘Patience’, zoals onze held genoemd wordt, is een door de wol geverfde soldaat. Hij doet zijn werk alsof hij een timmerman is, of een accountant, maar dan met zijn automatische wapen en in een militaire outfit. Het verslag van de omzwervingen van ‘Patience’ kan het best zelf gelezen worden, voor de impact, als we ons een oorlogsuitdrukking mogen veroorloven, welke impact niet gering is. Koeleman voert ons langs alle aspecten van de idioterie van oorlog: het vechten, de chaos tijdens een aanval, de angst voor de dood, de onverschilligheid die een ervaren soldaat bevangt na te veel missies, de ongerijmde beslissingen die een legerleiding ergens ver weg jou als blind gehoorzame commando oplegt, dat dus.

Vakwerk. En snel gaan lezen die bundel.

Sterren: ****

ISBN: 9789025458072

Uitgeverij: AtlasContact

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Ramsey Nasr – De fundamenten

Ramsey Nasr – De fundamenten

Hebzucht, onvermogen en een nieuw begin. Misschien.

Dit boek is bescheiden in zowel formaat als dikte. Het zou zomaar in je binnenzak, handtas of broekzak passen om mee te nemen en op ongeregelde tijden open te slaan en een stukje hardop te lezen. Dat is met klem aan te raden want het staat barstensvol wijze woorden.

Een fijne boodschap is het echter niet die Ramsey Nasr ons hier brengt. Au contraire, mon cher. In klare taal: de wereld gaat naar de ratsmodee en wij overleven het niet. De mensheid parasiteert al eeuwenlang op onze mooie blauwe bol (blauw ja, vanuit de ruimte gezien) en zo langzamerhand komt het einde van alle bronnen, de natuur, het voedsel, de lucht en het water in zicht. Waarbij je ‘langzamerhand’ eigenlijk moet lezen als ‘bliksemsnel’.

Klinkt dat verontrustend? Zo is het ook bedoeld. Nasr zat, net als iedereen in Corona-lockdown en gaf in een drietal essays woorden aan zijn gedachten. De essays verschenen in NRC Handelsblad. Dat hij tijd genoeg had om zijn bezorgdheid puntig te verwoorden, wordt duidelijk bij lezing. Met een logisch opgebouwd verhaal geeft hij inzicht in de huidige toestand in de wereld, de levenshoudingen die daarvoor verantwoordelijk zijn, en het onplezierige vooruitzicht dat aan de horizon wacht als we blindelings doorgaan zoals we doorgaan.

Als het daarbij bleef, was dit een ‘gewoon’ analytisch boek zoals er meer zijn. Nasr gebruikt echter zijn formidabele taalgevoel (en vileine humor) om zijn punten te maken, inclusief verwijzingen naar economen, filosofen en marktwerkingdenkers. In de inleiding legt hij Boccaccio’s boek over de pest Decamerone naast de huidige Covid pandemie, die daar raakvlakken genoeg mee heeft. De Decamerone kwam weer in de publiciteit toen theatergezelschap ITA tijdens de pandemie besloot dat verhaal in delen voor te lezen in de Amsterdamse stadsschouwburg. Hij deed zelf de aftrap – en kwam los uit zijn lethargie.

In de tekst van het boek is mooi te zien hoe op dat punt het nadenken op gang kwam. Eerst over de belangrijkheid van kunst:

“De laatste keer dat dat gebeurde was in 2010. Toen waarde weliswaar geen virus maar wel Halbe Zijlstra door het land, ons eigen mislukte plurkenplaagje. Het kabinet Rutte 1 kondigde in dat jaar vernietigende bezuinigingen aan op kunst en cultuur, waardoor de sector gedwongen werd zich de Grote Bestaansvraag te stellen. Wat is dat, kunst? Wat is onze toegevoegde waarde? Ik herinner me pleidooien … waarin gewezen werd op de grote economische waarde van kunst of op haar veronderstelde nut voor de samenleving. Terwijl haar kracht nu juist ligt in het ontbreken daarvan.”

En door naar de huidige politieke situatie. We lezen over een politiek klimaat dat ons allemaal overkomen is de afgelopen jaren. Een klimaat dat zorgt voor bezuinigingen op essentiële onderdelen in de maatschappij, dat een zekere toeslagenaffaire mogelijk maakt, en niet in de laatste plaats de ongebreidelde winsthonger van aandeelhouders. En de daarmee samenhangende kansloze banen aan de onderkant van de maatschappij.

Geen fijne leeskost,  maar wel noodzakelijk om te snappen hoe het zit. En hopelijk ook een incentive te geven om te bepiekeren hoe het verder moet. Nasr steekt met dit ideeënboek een thermometer in de fundamenten van een koortsige wereld, en de uitslag noopt tot stevig nadenken. Liefst een beetje snel.

Sterren: ****

ISBN: 9789403135311

Uitgeverij: Bezige Bij 

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Stephen King – Later

Subtiel verhaal met net te weinig suspense

Stephen King fikst het weer: een nieuw boek in zijn steeds verder expanderende universum. Ook na zijn zeventigste verjaardag schrijft de man nog alsof de duivel hem op de hielen zit. Wat misschien niet ver van de waarheid is, gezien zijn gebruikelijke horrorgerelateerde onderwerpkeuze.

Op de horror komen we nog terug. Eerst het verhaal. Dat gaat over Jamie Conklin, een jongeman die is geboren met een bovennatuurlijke gave. Hij leeft samen met zijn moeder in een appartement en samen balanceren ze op de rand van een faillissement. Mama houdt net het hoofd financieel boven water als literair agent. Jamie op zijn beurt ‘ziet’ dingen: ‘I can see dead people’ is voor de filmkenner een bekend citaat, en voor Jamie ook.

Dode mensen zien is voor een kind nogal angstaanjagend. Het moment waarop Jamie ontdekt dat hij die gave heeft, beschrijft King excellent. Jamie en zijn moeder lopen de trap op naar de tweede verdieping van hun appartementengebouw. Ze moeten langs het appartement van mevrouw en meneer Burkett. Jamie merkt dat er iets mis is, want meneer Burkett rookt een sigaret en dat doet hij normaal nooit. Hij staat samen met zijn vrouw voor de deur.

“Mevrouw Burkett droeg een nachtpon en had niets aan haar voeten. De nachtpon was behoorlijk dun. Ik zag bijna haar hele hebben en houden erdoorheen. Meneer Burkett had geen aandacht voor mij…’Tia, ik heb verschrikkelijk nieuws. Mona is vanochtend overleden.’…

Mama nam hem net zo in zijn armen als ze met mij deed als ik me had bezeerd… Op dat moment begon mevrouw Burkett tegen me te praten. Ze was moeilijk te verstaan, maar niet zo moeilijk als sommige anderen, omdat zij nog betrekkelijk jong was… Mevrouw Burkett zei: ‘Als hij niet uitkijkt, schroeit mijn man straks je moeders haar met zijn sigaret.’”

Een interessant uitgangspunt voor een verhaal, al heeft het iets weg van die film. King weet er toch een aardige draai aan te geven. Het is namelijk niet alleen huiveringwekkend als je met doden kunt praten, het heeft ook voordelen. Voordelen die anderen goed kunnen gebruiken. Als Jamie namelijk vragen stelt aan de doden, kunnen ze niet liegen. De allereerste die gebruik/misbruik maakt van Jamies onverwachte krachten is zijn moeder, wel met een goed doel, namelijk hun eigen deplorabele financiële situatie opkrikken. Zij laat Jamie met een net overleden bestsellerauteur praten die zij vertegenwoordigt, en hem vertellen wat hij wilde schrijven. Zo krijgt mama de plot van het nieuwe boek van de sterauteur in handen. En kan ze het boek zelf schrijven, c.q. de duizelingwekkende inkomsten opstrijken.

Jamie is door King heel goed neergezet. De recht-voor-zijn-raap taal van met name de jonge Jamie komt levensecht over. Complimenten overigens voor de puike vertaling, die voornoemde taal perfect overzet in het Nederlands.

Dan over de horror. Onzegbare, duivelse krachten die om de hoek lurken is het handelsmerk van King, zo ook hier. Niet alle dode mensen zijn namelijk vredig gestorven, noch hebben een bestaan geleid met een onberispelijk strafblad. Dat weten meerdere mensen, mensen die ook volgaarne gebruik willen maken van Jamies diensten. Goedschiks of kwaadschiks.

In die richting ontwikkelt het plot zich al snel, en helaas wordt het verhaal hier ook enigszins voorspelbaar. Waar het sterk begon met de in het duister tastende en zich langzaam zijn ijzingwekkende noodlot realiserende Jamie, zakt het halverwege langzaam in. Wat op het niveau van King toch wel weer goed genoeg is om te lezen, al is het maar omdat je wilt weten wat het kippenvelopwekkende einde zal zijn.

Sterren: ***

ISBN: 9789022592809

Uitgeverij: Boekerij 

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Rutger Bregman – De meeste mensen deugen

Homo homini ovis

Het is een niet gering statement dat Rutger Bregman hier maakt, een donderslag bij heldere hemel, een enorme steen van grote hoogte in een rimpelloze vijver: de meeste mensen zijn moreel oké. 

Dus mensen deugen. Bij het verwerken van die stelling popt veel beeld en geluid op. Bijbelse taferelen van gekruisigde misdadigers; Romeinse legerleiders die meedogenloos volkeren afslachten; Atilla de Hun die hetzelfde deed; Monty Pythons ‘no one expects the Spanish Inquisition’; de 1e, 2e en 3e (of is die nog niet geweest?) Wereldoorlog; Pol Pot, Ted Bundy, Stalin. En die mensen zouden wel OK zijn?

Bregman gaat al deze donkere episoden en de figuren die ze veroorzaken virtueel langs, op zoek naar tegenvoorbeelden. Dat is in essentie wat hij doet: het bekijken van een vaststelling, onderzoeken hoe en waarom die vaststelling tot stand kwam, en het tegendeel bewijzen. Met de vasthoudendheid van een hongerige tijger bijt hij zich vast in de materie en het resultaat is op zijn minst onverwacht.

Zo bekijkt hij psychologische experimenten die in de loop van de geschiedenis zijn gehouden, die allemaal concluderen dat mensen ten opzichte van elkaar roofdieren zijn. Het beruchte experiment in de kelder van de Universiteit van Stanford voorop. Daar werd een groep willekeurige mensen verdeeld in bewakers en gevangenen, welke machtsverdeling door de bewakers werd misbruikt door de gevangenen te kleineren. Het is inmiddels breder bekend geworden dat de leider van dat experiment de resultaten naar zijn hand zette. En belangrijker: dat de deelnemers helemaal geen zin hadden in die scheve machtsverdeling. Punt voor Bregman.

Idem bij Stanley Milgram en de schokmachine. Ook zo’n oude bekende: vrijwilligers mochten mensen aan de andere kant van de lijn elektrische schokken geven. De vrijwilligers konden de mensen aan de andere kant niet zien, alleen horen. Dat de toedieners van de schokken steeds verder gingen, ook al werden de pijnkreten aan de andere kant alarmerend, is inmiddels ook achterhaald. De opsteller van het experiment had de feiten niet helemaal juist weergegeven.

Dit is allemaal nog verklaarbaar. Maar het serieuze werk begint bij het hoofdstuk: “Hoe verklaar je Auschwitz?”

De vraag stellen is hem beantwoorden. Als er één schrijnend voorbeeld is van misdaden tegen de menselijkheid, zijn het wel de concentratiekampen van de Nazi’s. Daarnaast blonk het Duitse leger uit in oorlogsvoering. Waren de Duitsers zo verdorven en gek op vechten? Kun je dat verklaren?

Een voorbeeld uit het boek. De jonge psycholoog Morris Janonitz kreeg de taak het moreel van de Duitsers te onderzoeken.

“Al sinds het begin van de Tweede Wereldoorlog waren de meeste psychologen ervan overtuigd dat één factor de gevechtskracht van een leger het sterkst bepaalt: ideologie… De Duitsers moesten volgens de experts wel bezeten zijn… Dat zou ook verklaren waarom ze veel harder vochten dan de Britten en de Amerikanen. Historici stelden na de oorlog vast dat een gemiddelde soldaat van de Wehrmacht 50 procent meer slachtoffers maakte dan een soldaat van de geallieerden….

Wekenlang interviewde de jonge Morris de ene na de andere Duitse krijgsgevangene… Nee, ze waren niet gehersenspoeld. Uiteindelijk was er een veel eenvoudiger reden, vertelden ze, een simpele verklaring voor de bijna bovenmenselijke prestaties van het Duitse leger.

Kameradschaft.

Vriendschap.

Uiteindelijk vochten ze voor hun makkers, die ze niet in de steek wilden laten.” 

De Duitsers waren dus niet zozeer monsters als wel goede vrienden van elkaar. Dat verklaart Auschwitz voor een deel, maar niet helemaal. Toevallig zat Bregman niet lang geleden in een talkshow en werd gevraagd of hij de mensheid positief bekijkt.  ‘Eigenlijk hebben we die plicht wel,’ antwoordde hij. Als een soort contrapunt voor alle ellende in de wereld misschien?

In de loop van zijn boek behandelt Bregman nog vele andere zaken als De Verlichting, de Homo Ludens, en hoe thee te drinken met terroristen. Dat brengt ons buitengewoon interessante inzichten die zijn stelling telkenmale onderbouwen dat de mens zijn medemens niet haat maar liefheeft. We zijn in ons diepste wezen een zachtaardig wezen, een homo puppy. Die hoopvolle gedachte moeten we dan maar koesteren.

Sterren: ****

ISBN: 9789082942187

Uitgeverij: de Correspondent BV

Ook verschenen op De Leesclub van Alles