Sanne Roosenboom – Mot en de metaalvissers

Vissen in troebel water

Qua uitvoering van boek krijgt dit object alvast een dikke voldoende. Pront is het, zo’n kleine stoeptegel die je op tafel kan laten liggen maar dan staart hij je wel de hele tijd aan. En geeft boodschappen af: ‘Lees mij, kom op, ik lig hier niet voor niets, sla mij open!’ De mooie stevige kaft met de nog mooiere, beetje vibrerende illustraties erop, versterkt dat gevoel. Heel lekker is ook het lettertype van de titel, een soort twintigdubbele krijtstreep die plezierig net een beetje uit het lood staat.

Openen dus dat object, kijken of de titel zijn nieuwsgierigheidopwekkende straling waarmaakt. Want ja, metaalvissen? Dat kennen we, van horen zeggen en ooit aan de rand van de kade door een jochie uitgevoerd zien worden, maar wat precies vis je dan op? En hoe mysterieus zijn die bovengehaalde fietswielen/dukaten/schatten?

Het inlossen van dat soort beloftes kunnen we aan Sanne Rooseboom overlaten. Zij schreef eerder de geestige ‘Jippie’- reeks, en de bol van avonturen staande ‘Het Ministerie van Oplossingen’-reeks, en nu dus dit. De lezer slaat met trillende vingers van hoge verwachtingen het boek open en verslindt de eerste alinea:

“De week waarin Mot een duikboot vond, begon redelijk normaal. Dat was niet zo gek. Er moest nog heel wat gebeuren voordat ze haar grote vondst zou doen. Ze had nog niet eens een magneet.”

Perfecte opening om heel snel verder te gaan. Sluit alle deuren en ramen in je huis of haal de touwladder onder je boomhut omhoog, zodat je verrukkelijk alleen bent. Gelukt? Go dan, en duik diep dit verhaal in. Welke grote vondst? Wanneer?

Dat laat de schrijver nog even in het ongewisse. Eerst wordt de verhouding tussen dochter Mot en haar moeder met een piepende pen in metaal geëtst:

“In de keuken pakte Mot een stuk brood en sneed een paar plakjes kaas af. Haar moeder kwam neuriënd de trap af. Ze had een prachtige jurk aan en haar haar viel in een golvende paardenstaart over haar schouder: ‘Je gaat toch naar een vriendinnetje?’…

Mot snapte het. Het voelde als een kleine stomp in haar maag. ‘Je wil me weg hebben.’…

‘Nou, weg hebben, weg hebben…’ …

‘Er komt een klant, zeker?’

‘Het is een nieuwe dame,’ antwoordde haar moeder. ‘Ze wil advies over kleding én ze wil afvallen. Als het goed gaat, kan ik maandenlang voor haar werken.’

‘En je wilt niet dat ze ziet dat je een stevig kind hebt dat vale shirts draagt.’ Mot schoof haar lok voor haar oog. Nu hoefde ze haar moeder nog maar met één oog te negeren.”

De verschillen tussen moeder en dochter zijn niet de enige leidraad in het verhaal. Ook het verschil tussen rijk en arm, sociaal en asociaal, rommelig en secuur komt aan bod. Zo maken we kennis met Bolwerd, de man die de stad in de vaart der volkeren opstuwde en groot maakte. Helaas is ook zijn karakter opgeblazen geraakt, zodat hij van alles wil opkopen, bijvoorbeeld de leuke plekken waar het erg goed metaalvissen is. Conflicten blijven dan ook niet uit.

Met veel steun van de stijlvaste, fijn rommelige, rood/zwarte tekeningen van Sophie Pluim ontrolt het verhaal zich, en daarmee de eeuwige strijd tussen progressief en conservatief. Hoe loopt dat af? Dat weet je na precies 333 bladzijden leesplezier.

Sterren: ****

ISBN: 9789000381371

Uitgeverij: Van Goor

Ook verschenen op Bazarow en Tiktok 

 

Simone van Saarloos – De vrouw die

 

Een onaf

Onbekend is ze niet, Simone van Saarloos. Achterop dit boek vinden we haar staat van dienst: geschreven kritieken voor de Volkskrant, essays in Vrij Nederland, columns in NRC Next, Zomergast geweest in 2015. En nu dit boek uit 2016, over een vrouw die.

Een tikje mysterieus klinkt zo’n onaffe titel wel. De fantasie prikkelend ook. Wat bedoelt de schrijfster? Een vrouw die niet kan kiezen welke partner ze gaat vermoorden? Een vrouw die eigenlijk een man is? De vrouw die uit het raam stapte en verdween – o nee, dat was de honderdjarige. Raadsels kortom.

Het verhaal dan maar: de Nederlandse Janine Vitafiel is moleculair bioloog en heeft drie maanden verlof gekregen, die ze in New York gaat doorbrengen. Het is geen vakantie – ze moet werken maar ze wil ook de marathon lopen. Ze neemt haar intrek in een scharrig gebouw, waar de boulimia-achtige hospita eten aanbiedt dat ze weigert, waarop de hospita zegt: ‘Jammer schat. Eten is een schat voor je binnenkant.’

Dit soort zinnetjes kruidt het verhaal. Zoals de observatie van een eeltige hand: “Eelt is een van de weinige natuurlijke verschijnselen die juist levenloos een functie vervult.”

Als ze gesetteld is, begint Janine te trainen voor haar marathon terwijl de stilte om haar heen langzaam oorverdovend wordt. Het hardlopen gaat veel minder soepel dan ze had gedacht: haar borsten zijn ballast. Pas als ze een strakke bh laat maken gaat het lopen beter: “Ingesnoerd liep ze als bevrijd.”

New York blijkt een goede afleiding tegen de eenzaamheid die vernietigend de kop opsteekt: ze rent de straten door en probeert de routes te onthouden. Intussen werkt ze aan Follow Your Organ: een orgaanverbeterend project. Daarnaast heeft ze wisselende seksuele contacten, gaat ze een hoofddoek dragen en krijgt ze een onweerstaanbare aandrang om een daad te stellen. Maakt niet uit welke daad, als het maar IETS is. Ze noemt dat creatieterrorisme.

Meer interessante levensvragen worden getackeld. Zo doneert de hoofdpersoon een nier, met in het achterhoofd het veel te anonieme spotje: ‘112 daar red je levens mee.’

“Op zo’n plek hoorde geen nummer te staan, maar een naam. En waarom niet die van haar?”

Tot zover het verhaal, dat voornoemde ideeën, maar tevens een heleboel kenmerken van los zand vertoont. Het is van Saarloos ook niet te doen om een meeslepend verhaal, maar om ideeën voor het voetlicht te brengen, en die zijn per definitie onaf. De ideeën laten stromen lukt goed, maar helaas ten koste dus van een pakkend verhaal.

Als we dat constateren, ontkomen we niet aan de vraag: als het verhaal de lezer niet meeneemt, neemt de lezer dan nog wel kennis van de ideeënrijkdom? Lezen we bijvoorbeeld de boeken van Umberto Eco, dan zien we hoe een sterk verhaal wel tegelijk sterke ideeën kan dragen.

Daaraan denkend, kan de aandachtige lezer zich uitleven op alle stellingen, meningen, gedachtenexperimenten en lekker botte uitspraken die het boek rijk is. Het is een mooi brok wijsheid, verpakt in een vertelling die wat affer had kunnen zijn.

Sterren ***

ISBN: 978903881643

Uitgeverij: Nijgh & van Ditmar 

Ook verschenen op Bazarow  

 

Joyce Pool – Stamppot met kogels

Oorlogswinter op Texel

Het is een bijna vergeten stukje Nederlandse oorlogsgeschiedenis. Tegen het eind van de Tweede Wereldoorlog werden de Duitse bezetters in Nederland overal teruggedrongen en verslagen. Behalve op Texel. De boodschap van bevrijding was daar nog niet aangekomen. De Duitse troepen op Texel werkten samen met Georgiërs: meestal ontsnapte krijgsgevangenen die hun straf konden ontlopen door met de Duitsers mee te vechten.

Toen de Duitsers verslagen werden, waren er dus nog troepen opTexel. Die Duitsers beschouwden opeens de Georgiërs als hun vijand. Een vijand die dood moest.

De Georgiërs wachtten dat niet af maar sloegen zelf toe. Nog dezelfde nacht vermoordden ze bijna alle Duitsers op Texel. Ze hadden gewonnen, dachten ze. Niet dus: de Duitsers op het vasteland kwamen razend van woede met bootjes naar Texel en vermoordden op hun beurt veel Georgiërs.

Dit gebeurde allemaal in de hongerwinter. Er was geen voedsel meer in de steden en het was bitter koud. Een slechte combi, merkt Hans die in Amsterdam woont.

Net als zijn ouders en zijn zus is Hans zwaar ondervoed. Het eten – stamppot – krijgen ze van de gaarkeuken. Alleen heeft het niks met stamppot meer te maken, het is een slappe waterige soep die niet echt je maag vult. Hans haalt die stamppot in een pan en neemt het klotsende goedje mee naar huis, waar zus Anja in bed ligt. Zij heeft geen kracht meer om op te staan. Hans nog wel, maar nu ook de tulpenbollen die ze in de winter aten, op zijn, voelt hij zich steeds slapper worden.

Dan komt er een aanbod: Hans kan met vriend Herman mee naar Texel. Daar is nog wel iets te eten, gaan de geruchten, en daar zouden ze kunnen aansterken. Hans spartelt tegen: hij laat z’n zus toch zeker niet in de steek? Maar zijn ouders zijn onvermurwbaar, hij gaat naar Texel.

Daar komt hij in een andere wereld. Met eten. Met vriendelijke mensen. En met buitenlandse soldaten. Georgiërs. Ontsnapte gevangenen. Die zijn soldaat bij de Duitsers geworden om zelf niet doodgeschoten te worden, maar ze best oké, ontdekt Hans. Of toch niet?

Dat weten we op het eind van dit goed doortimmerde verhaal. Een levendig beschreven stukje oorlog van eigen bodem vanuit kinderperspectief. De geestelijke en lichamelijke aftakeling van verhongerende mensen wordt goed weergegeven, maar ook hoe machteloos de mens is tegenover een agressor.

Sterk verhaal dus, met hier en daar een iets minder logische karakterbeschrijving van hoofdpersoon Hans. Zo blijft hij doorzeuren over de zogenaamde partijdigheid van zijn vriend Herman, terwijl diens handelingen daar niet op duiden. Ook het besluit dat Hans’ vader neemt om hem naar Texel te sturen, valt slecht bij Hans. Hij blijft eindeloos bokkig terwijl zijn vader de redelijkheid zelf is, wat een tikje onlogisch is. Maar wellicht wilde Joyce Pool de pubertijd-dwarsheid van Hans laten zien.

Dit boek is in elk geval een aanrader voor kinderen die geen geschiedenisboek willen of durven open te slaan. Lees het en je komt met een klap terecht in de gruwelijkheid van de hongerwinter. Niet prettig om te ervaren, wel nuttig om te lezen. 

Sterren: ***

ISBN: 97890477456

Uitgeverij: Lemniscaat

Ook verschenen op Bazarow en Tiktok

 

César Aira – Het literatuurcongres

Verrukkelijke doch diepgaande onzin

In dit verhaal is de hoofdrol voor César Aira zelf. Hij is schrijver natuurlijk, en door ‘de wereldwijde economische malaise’ zo arm als een kerkrat. Aangetrokken door een toeristische attractie ‘De Draad van Macuto’ bezoekt hij die: een dik touw dat half boven de zee hangt en waarmee op onverklaarbare wijze piratenschatten vroeger aan land werden gehesen. Het lukt César om De Draad te activeren. Er katapulteert een schatkist uit het water en landt voor zijn voeten: hij is puissant rijk.

Wat goed uitkomt, want hij moet zijn reiskosten betalen voor een literatuurcongres. Dat uit de titel, ja. Verder blijkt de schrijver een wereldberoemde wetenschapper te zijn, die de wereldheerschappij gaat pakken:  

“Dus, er was eens … een wetenschapper die in Argentinië experimenteerde met het klonen van cellen, organen, ledematen, en op dat gebied zo ver was gekomen dat hij naar willekeur in elk gewenste hoeveelheid complete individuen kon reproduceren. … hoewel in het geval van mensen de klonen lichte verschillen vertoonden: ze waren niet honderd procent hetzelfde…

Hier aangekomen raakte hij in een impasse, stokte zijn opmars naar het uiteindelijke doel… Wat dat betreft was hij de typische Dwaze Doctor uit stripverhalen.”

Even een vertalingskwestie, beste lezers. Ik vind ‘De Dwaze Doctor’ een nogal slappe vertaling van ‘The Mad Scientist’ die César Aira bedoelt. Misschien is de vertaler geen striplezer, of kijkt hij niet naar Disneyfilms, maar dat kan smeuiiger. Ik daag jullie uit, lezers, met een in deze recensie ingebouwde prijsvraag: wie vertaalt ‘The Mad Scientist’ naar wel een spitse Nederlandse uitdrukking? Ik doe een voorzet: ‘De Gekke Geleerde.’ De beste vertaling krijgt mijn eigen gave boek van César Aira – ‘Het literatuurcongres’, toegestuurd. Reageren kan per mail.

We dwalen af. Wereldheerschappij, daar gaat het César om, maar daarvoor moet je wel een leger hebben dat geleid wordt door een held. Die held is de bekende auteur Carlos Fuentes; van hem wil César een kloon klonen en opkweken, om met zijn leger de overwinning te bereiken. En ja, waarom niet? Na Poetins 3-daagse oorlog van 2022 klinkt dat waanidee beduidend minder belachelijk dan het lijkt.

Het verhaal springt en hobbelt, slaat af op onverwachte zijpaden, kabbelt door drooggevallen letterbeekjes, wordt dan weer meegesleurd door een waterval van woorden, absurdisme en pure schrijverslol, hier weer even draaiend om het klonen:

“Tot op heden is geslachtsverkeer de enige manier van voortplanting. Geslachtsverkeer, en de bijbehorende liefdeslisten. De scènes van Adam en Eva stonden zo dicht bij het klonen… dat hun echtelijke passie besmet was geraakt door het verdichtsel. Hoe meer ik van seksuele differentiatie een persoonlijk taboe had gemaakt, hoe meer ik hen benaderde met de huivering van een monsterlijke vertrouwelijkheid.”

Lees en geniet – en vergeet de Mad Scientist-vertalingswedstrijd niet.

Sterren: ****

ISBN: 978908327039

Uitgeverij: Koppernik

Ook verschenen op Bazarow en Tiktok 

 

José Eduardo Agualusa – Regentijd

Met flair weergegeven poel van leed

‘Regentijd’ is een uitstekend gekozen titel voor dit boek over de donkere periode waar Angola doorheen werd getrokken in een poging onafhankelijk te worden. De duisternis van deze jarenlang durende burgeroorlog overschaduwde en verscheurde het land.

Het is 11 november 1975, 00:20 uur. De Volksbeweging voor de Bevrijding van Angola roept de onafhankelijkheid uit. Lídia ziet op de wandklok, als ze wakker wordt, dat dit land al twintig minuten onafhankelijk is:

“Haar hoofd was helder en ze voelde niets, noch de verbittering van een verliezer, noch de euforie van een overwinnaar (die nacht was ze het allebei)…

Een ver en vet rumoer drong haar oren binnen; ze kon de geluiden niet van elkaar onderscheiden maar wist dat het ging om geweerschoten, ontploffingen en kreten van pijn, woede en euforie. Eén en al razernij, maar er moest ook liefdesgekreun tussen zitten, geblaf van honden en het bonzen van harten.”

Zo subtiel zet Agualusa de verwarring, maar ook de woede neer, die de mensen in het land overvalt als alles opeens in brand staat. Zonder valse dramatiek en zonder een kant te kiezen vertelt hij zijn verhaal in schrijnende humoristische hoofdstukjes. Kort maar krachtig zijn die, de vingers op de zere plekken leggend.

Zoals bij elke ruzie over een stuk land is er bedrog in het spel, verraad, een onduidelijke scheidslijn tussen de goeden en de kwaden. Eén van de beruchte kwaden was Rui Tavares Marques. Hij was de man die een jaar nadat de oorlog was begonnen, de gevangengenomen verliezers ‘verhoorde’. Degenen die het overleefden, zeiden dat hij de ergste van allemaal was. Hij was walgelijk, hypocriet, en folterde bekentenissen los.

Maar Agualusa vertelt ook dat deze Marques in zijn jonge jaren één van de jongens was die niet meedeed met het spelletje dat populair was in die tijd: vogels vangen met lijm die op muren gesmeerd was. De vogels gingen zitten, hun pootjes zaten vast aan de lijm en de jongens trokken de vogels eraf. Marques verbood dat.

Zo laat de schrijver telkens beide kanten zien van wat een burgeroorlog is: een chaotische, blinde strijd tegen je buurman omdat hij toevallig bij het andere kamp is gegaan. Maar hij stipt ook de waanzin van zo’n oorlog aan. Want wie vecht er eigenlijk tegen wie? Rechts tegen links is te simpel; er speelt ook honger naar macht mee, en onverbloemde goudkoorts.

Een strak beschreven voorbeeld tot slot, van iemand zich bij de revolutionairen aansluit:

“Ik ging weer naar mijn kamer en schreef een briefje: ‘Oma, als je dit leest, ben ik al ver weg. Ik sluit me aan bij de MPLA om te vechten voor ons land. Ik weet dat jij het begrijpt. Zeg tegen de anderen dat we elkaar weer zullen zien als alle marionetten verjaagd zijn en Angola vrij is. Revolutionaire groeten’ …

Tito Rico stond al op me te wachten voor de hoofdingang van het sportcomplex. We gaven elkaar een hand op de MPLA-manier, dat wil zeggen met de wijs- en middelvinger als de V van Victorie…”

Sterren: ***

ISBN: 9789083237077

Uitgeverij: Koppernik

Ook verschenen op Bazarow 

 

Otto de Kat – Het uur van de olifant

Nederland – Indonesië, oorlog nummer zoveel

Het is 1909 en de naweeën van de Atjehoorlog, de zoveelste Atjehoorlog, golven na in de herinnering van twee oude mannen. Niet op een positieve manier. De mannen zijn oud KNIL-officieren en hebben uit naam des Nederlands onuitsprekelijke dingen gedaan.

Denk Vietnam, denk Afghanistan, denk Oeganda, denk verschroeide aarde, tel dat bij elkaar op, doe daar Oekraïne nog bij en dan kom je in de richting van de wreedheden die de Nederlandse militairen in Indonesië hebben aangericht. Uit naam van de Nederlandse regering om de orde te bewaren, maar zoals iedereen inmiddels weet gewoon uit ordinair winstbejag. Zaken zijn zaken, meneer.

Otto de Kat zet de sfeer van de twee ex-soldaten Maxim en W.A. goed neer. Gedisciplineerd, met militaire precisie door het leven gaand, genietend van hun pensioen – of toch niet echt. Er is teveel gebeurd. Teveel gedaan en te weinig compassie betoond. Niet dat er ruimte was voor reflectie in die tijd, bevel is bevel. En daar lijden de mannen onder, ondanks uiterlijke stoerheid en dankzij onbekendheid met PTSS.

Die langzaam heviger wordende gewetensbezwaren zijn de motor van het verhaal. De oudere mannen zouden nu de tijd van hun leven kunnen hebben. Geen geldzorgen, een land waarin ze zonder gevaar kunnen verblijven, ze kunnen alle hobby’s die ze willen gaan uitoefenen, er zijn oude vrienden. Maar het verleden haalt ze in.

Subtiel laat de Kat zien hoe eerder behaalde resultaten in het verleden geen garantie bieden voor een zorgeloos heden:

‘W.A.: “Nog afgezien van de lepelaars, alles hier doet me aan Atjeh denken. Griezelig hoe dichtbij het komt. Er gaat trouwens geen dag voorbij zonder gedachten aan wat daar gebeurd is. Ik kan het niet van me afzetten, ik kan het niet verdragen, ik leef in spijt en woede en het lukt me niet om er onderuit te raken. Daarom besef je waarschijnlijk niet hoe je me helpt door over die goeie dagen in Kota te praten. Die tijd heb ik nogal verdrongen, ik heb niet willen toegeven dat ik net als jij ook zulke lichte momenten heb gekend. Hoe doe jij dat, hoe hou jij die herinneringen intact, het lukt mij niet, ze zijn bij mij bijna altijd donker en aangetast.’

‘Nee, W.A., mij lukt dat eerlijke gezegd nog vele malen slechter. Maar met jou komen die Kota-uren moeiteloos terug…’”

Het verhaal is aangrijpend en staat begrijpelijkerwijs bol van emoties. En dat is precies wat op een bepaald moment hinderlijk wordt. Natuurlijk hebben de militairen hun plicht vervuld. Ze hebben moordpartijen gefaciliteerd, bevelen opgevolgd en betalen daar nu de geestelijke tol voor. Maar nieuw is het allemaal niet.

Dit soort thema’s komt in dozijnen boeken voor. Hoewel De Kat een fluwelen hand van schrijven heeft die de lezer op onverwachte momenten bij de strot grijpt, gaat het retrospectief op een zinloos gewelddadig verleden (weet iemand wanneer geweld eigenlijk zinvol is?) toch too much worden. Er was veel onrecht in die tijd en dat is er nog steeds. We weten het.

Sterren: ***

ISBN: 97890282213043

Uitgeverij: van Oorschot

Ook verschenen op Bazarow 

 

Marije Tolman – Egalus

De opgeruimde stekel

Op het voorplat van dit prentenboek komen alleen al vijftig tinten roze voorbij. We zijn op een plek in het bos. Daar kleurt op de grond een zacht, nauwelijks van wit te onderscheiden lichtroze, naar zachtroze gras op de heuveltjes, naar een feller roze gekleurde boom. Daarin huist een bende roodrozer vogeltjes, en daaronder staat Egalus zelf in een felroze hulpdiensthesje. De letters van de titel zijn dan de uitsmijter in het uiteinde van het roze-spectrum: warmrood.

En dit is nog maar het begin van wat Marije Tolman laat zien. Teksten krijgen we op de eerste getekende pagina. Daar komen we te weten dat het winter is, stil en koud, maar dat binnen de warme bosbessentaart om zich heen staat te geuren.

Een pagina en een nieuwe tint roze later tellen we 15 egels (als de opgerolde stekelbal meetelt, wat we wel vermoeden) die bij een knappend houtvuurtje voor de kachel zitten. Een vrolijk tafereel. De meerderheid van de egels is aan het lezen, een ander ligt in bed, weer een ander sjouwt hout en een paar slapen er. Ook die opgerolde, nemen we aan.

Opa vertelt over de slechte oude tijd. Toen het druk was, te druk. Iedereen sjeesde heen en weer, en Egalus was misschien nog het drukst. Die prikte iedere dag alle rommel uit het bos. In zijn hulpdiensthesje. Als dat maar goed ging.

Nee, inderdaad niet. Ook weer niet zo slecht dat u de kleuter/peuter die u aan het voorlezen bent, geestelijk moet begeleiden. Maar een beetje spanning moet een verhaal nu eenmaal hebben, en een happy ending is verzekerd. Daarnaast: als uw kleuter van zachtgekleurde tinten houdt, zit u geramd. Voorlezen zal zelfs moeilijk worden omdat uw telg zelf de bladzijden ongeduldig omslaat.

De tekeningen zijn prachtig. Egalus de egel is een goedlachs figuurtje, met zijn drietandige prikker altijd bezig de rommel op te ruimen. Het consequente gebruik van kleurnuances het boek door binnen één kleur, is erg goed gevonden en geeft een fijne doorbladerincentive mee. Op de bladzijden gebeurt heel veel: er zal genoeg aan te wijzen zijn voor kleine wijsvingertjes.

Dit kinderboekenweek-prentenboek is zeker de moeite waard. Het is leerzaam, leuk, kleurrijk en lief. Voor het zachte prijsje dat de boekenbranche mogelijk heeft gemaakt, kunt u het gewoon niet laten liggen.

Sterren: ****

ISBN: 9789059650282

Uitgeverij: CPNB

Ook verschenen op Bazarow