Juanita Stachowitz – Zeekakkelobbes

Bonbons met weerhaakjes

Ze zien er onschuldig genoeg uit, de verhalen in Zeekakkelobbes. Geschreven in een wat archaïsch Nederlands, in rustige zinnen die gedegen sfeerbeelden opbouwen. Lang zijn de verhalen ook niet; in een bladzijde of vier, vijf zijn we er wel. Maar Juanita Stachowitz weet haar lezers er adequaat mee te raken.

Het eerste verhaal gaat over het overlijden van de vader van de schrijfster. Ze beschrijft een foto van zichzelf: ‘Ik zit op mijn hurken naast hem, een kleutertje. Een bos krullend haar, de knobbeltjes van mijn gebolde ruggengraat, een zwembroekje en plastic waterschoentjes.’ In tweeëneenhalve bladzijde roept Stachowitz een prachtig maar tegelijk spijkerhard beeld op, een beeld dat de titel van het boek zonder moeite in je geheugen stanst. De lezer heeft een bonbon genomen waar bij het doorbijten van de chocola weerhaakjes in blijken te zitten.

Niet elk verhaal in het boek is zo krachtig. Dat kan ook niet, niet iedereen is een Isaak Babel. De verhalen zijn goed opgebouwd, niet te lang en ze hebben een forse dosis emotie meegekregen. Het eerste cluster van drie verhalen gaat over de dood van de vader. Daarna komt een groepje van vier verhalen dat ‘Man/V’ heet, die gaat over een opgroeiende man. Het mannelijke perspectief gaat de schrijfster niet altijd even goed af: ‘Zo’n knul van zestien denkt natuurlijk de hele dag aan niets anders dan vrouwen.’ Dat ís wel zo, maar een man dénkt dat niet op die manier.

Het derde cluster van vier verhalen, ‘M/Vrouw’ is beter, het verhaal ‘Steenbok’ springt eruit. De levenslustige Anneke weigert zich te gedragen als de 70-jarige die ze is. Als ze bij een markt een klimwand ontdekt, laat ze zich in het tuigje hijsen . ‘“Ik hoef maar een keer,” zegt ze resoluut. “Een keer, tot aan de top.“’ Ze klimt vastberaden omhoog, naar de claxon die bovenaan de wand is gemaakt en die je kunt laten toeteren als je de top hebt gehaald. ‘Mijn klimgeitje, noemde haar man haar altijd liefkozend. Vanwege haar sterrenbeeld: Steenbok. Hij bewonderde haar om haar doorzettingsvermogen, de eigenschap die aan Steenbokken wordt toegeschreven. Met diezelfde kracht probeert ze zich nu na zijn dood staande te houden.’ Ze haalt het. Intens tevreden laat ze zich zakken en gaat verder naar haar volgende afspraak.

Het cluster ‘Onderhuids’ maakt het boek vol met drie kwalitatief wisselende verhalen. Het verhaal ’09:52 uur’ maakt niet veel indruk, ondanks het zware zelfmoordthema. Het doet kunstmatig aan en het eindigt abrupt. Te abrupt om de voorafgaande gebeurtenissen te verklaren. Het verhaal ‘Beurs’ is wel weer mooi. Daarin laat Stachowitz zien hoe het vertrouwen in elkaar verdampt als een van de partners vreemd is gegaan. En hoe moeilijk het is om die beurse plekken op de ziel te laten helen. ‘Met hun relatie had het niets te maken. Dat hield hij vol. Hij was haar gewoon vergeten. Als ze eraan denkt, wordt ze weer van binnenuit verscheurd.’

ISBN:9789086800346

Sterren: ***

Uitgeverij: Heinen

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow.  

Luc Hanegreefs – Kanaalkinderen

Een psychologische whodunnit in puzzelstukjes

Wie Kanaalkinderen van Luc Hanegreefs wil lezen, moet zich voorbereiden op wat puzzelwerk. Voor de lezer grip krijgt op het verhaal dient hij zich onder te dompelen in verschillende verhaallijnen, personages, voor- en achterwaartse tijdsprongen en tegelijkertijd twee verschillende vertellers uit elkaar te houden (die voor de duidelijkheid dan wel in twee verschillende lettertypen zijn gedrukt). Toch is het zeker geen onbegrijpelijk boek.

Het eerste hoofdstuk begint in het heden. Een plezierjacht vaart het oude kanaal op. De kapitein gaat zijn benen strekken en ontdekt een wit kruis met het opschrift‘Tiffany, 3 juni 1976’. Terwijl hij daarover nadenkt(was het een ongeluk, moord?), blijkt het kanaal lang niet zo verlaten als het lijkt. Een paar figuren komt uit de struiken, ze slepen iets zwaars met zich mee en dumpen dat in het zwarte water.

Dat spannende begin zet de toon. De verbinding met het verleden is gelegd. Twee jongens, de ‘kanaalkinderen’ Jakke en Eric hebben vroeger deze Tiffany vermoord. Daarop zijn ze lange tijd in de gevangenis verdwenen, hebben een nieuwe identiteit gekregen en zijn verhuisd. Maar het verleden laat hen niet los.

We blijven in het heden. Eric vertelt in het volgende hoofdstuk over zijn leven ‘nadat ik uit de instelling was vrijgelaten’. Hij leeft nu teruggetrokken op een flatje, heeft een baantje gevonden als gerechtelijk verslaggever bij De Stadswacht en houdt zich gedeisd. Toch is er iets dat zijn rustige leven heeft verstoord. Hij komt al een paar weken niet meer buiten.

Dan bevinden we ons in de loopgraven van de eerste Wereldoorlog. In een goed geschreven oorlogsscène wordt het pistool van een gedode officier doorgegeven aan een inwoner van het kanaaldorp. Met een waarschuwing: het pistool zou ongeluk brengen. Als we daarna Erics verhaal in het heden verder lezen, blijkt dat ongeluk wel snor te zitten. Het is duidelijk dat hij zich in de nesten heeft gewerkt. Via een hoop verwikkelingen neemt het verhaal ons mee naar het beklemmende einde. De geschiedenis herhaalt zich. Het kanaal is inderdaad een ongeluksmagneet, zoveel is wel duidelijk uit deze goed geschreven thriller met literaire ambities.

Datzelfde kanaal is meteen het eerste punt van kritiek. Hanegreefs is zo vastbesloten het kanaal tot verbindend element in zijn boek te maken dat hij zich schuldig maakt aan overkill. Het kanaal speelt mee in te veel scènes. Iets te vaak rimpelt het zwarte, de geur van verrotting met zich meedragende water mysterieus tussen de stille, ruisende maar intussen allerlei geheimen verbergende rietkragen. Net zo laat Hanegreefs iets te graag gebeurtenissen uit het heden rijmen op die uit het verleden: het meisje dat in het kanaal verdwijnt voor de ogen van de kapitein is alweer de tweede in de geschiedenis.

Enfin, als je deze obstakels voor lief neemt is het boek zowel een fijne whodunit als een spannende psychologische puzzel. De karakters zijn goed uitgewerkt. Eric is over het algemeen van goede wil maar met het slechte voorbeeld glijdt hij de verkeerde kant op. Dat voorbeeld komt dan van Jakke, het andere kanaalkind, waaraan duidelijk wat steekjes los zitten. Hun desastreuze invloed op elkaar is vakkundig in elkaar gezet.

Een ander interessant punt: men kan het heden niet begrijpen zonder het verleden te kennen. Familievetes werken generaties lang door. Een doorgegeven pistool brengt ook decennia later nog ongeluk. Het gegeven van het verleden dat doorwerkt in het heden is door Hanegreefs hier subtiel verwerkt.

De taal is fraai. In een paar woorden staat er een sfeerbeeld, bijvoorbeeld als het jacht voorbijvaart: ‘De koude viel op de achterplecht als regen.’ In de uitdrukkingen is Hanegreefs wat zwakker. Deze gaat nog: ‘Hij spuwde de woorden uit als goedkope whisky’. Maar ‘De dood van Jan hing in de kamer als de geur van mest’ brengt een onaantrekkelijke associatie. Een ander zwakker punt zijn de kortademige zinnen waarmee Hanegreefs spanning opbouwt. ‘Hij stormde de ladder op. Wist wat hij te zien zou krijgen…Treuzelde geen ogenblik om naar de gezichten te kijken.’ Het is een stijltruc die drie keer werkt, en daarna gaat tegenstaan.

Verder weinig kwade woorden over dit kunstig in elkaar gestoken boek. Het vraagt wat moeite om de draad van het verhaal op te pakken, maar als je doorbijt zit je ook in een fascinerend boek dat erom vraagt uitgelezen te worden.

ISBN: 9789022321065

Sterren: ***

Uitgeverij: Manteau

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow.  

Thomas Verbogt – Eindelijk de zee

Het leven van een geslaagde loser

Ik wist toen nog niet dat mensen die naar hetzelfde kijken nooit hetzelfde zien.’ Met dit citaat uit Eindelijk de zee verwoordt Thomas Verbogt uitstekend de essentie van zijn eigen boek.

De recensie zou dus hier kunnen eindigen, als het geen vreselijke zonde was om niet te vertellen hoe fraai het boek is opgebouwd. Verbogt kan schrijven. Sam, de vriend van hoofdpersoon Boudewijn, wordt onvergetelijk geïntroduceerd. De twee jongens zijn op het strand en vinden in een schuilkelder twee mensen die op elkaar liggen. Doodgeschoten. Met de revolver er nog bij. Redelijk schokkend voor jongens vanrond de tien.

Boudewijn ziet Sam voor het eerst als Sam gebogen naar de grond zit te kijken. Terwijl Boudewijn het bos ziet ‘dat onze stad begrensde, de akkers daarvoor, het smalle pad erdoorheen, op het einde het huis waar een vrouw met twee betoverende dochters woonde, onbereikbare meisjes, iets ouder dan wij, met zachte gezichten die je soms een fractie van een seconde in dromen ziet, en die je blijft zien als je wakker bent,’ vertelt Sam van de mieren die hij op de grond ziet. Een kwestie van visie. Het inspireert Boudewijn tot genoemd citaat en de onderlinge acceptatie van die verschillende visies zorgt ervoor dat ze vrienden worden.

Sam maakt Boudewijn deelgenoot van een geheim, dat later niet alleen zijn geheim blijkt. De twee groeien samen op en gaan daarna hun eigen weg. Boudewijn wordt hoofdredacteur van het blad De Wereld. Sam weet in de kunst een succesvolle carrière met internationale exposities op te bouwen. Sam woont afwisselend in Maastricht en in Parijs. Ze houden contact. Tot het bericht komt dat Sam het niet lang meer zal maken.

In de ontwikkelingen die volgen krijgt Sams geheim een ander, veelomvattender gezicht, krijgt Boudewijn beter contact met Sams psychiater dan hij ooit had kunnen denkenen kan hij eindelijk zijn tobbende zelfbeeld relativeren. In zijn eigen ogen is Boudewijn namelijk ‘verlegen, onzeker, zoals nog vaak, en voelde me van bijna iedereen de mindere.’

Schijftechnisch is het verhaal prima gedoseerd. Korte stukken worden afgewisseld met langere beschrijvingen, verhalend proza met spreektaal. Dat laatste is overigens niet altijd even geslaagd. Als hij Sam laat vertellen over zijn geheim, kan Verbogt de spreektaal niet volhouden. Sam gaat op een gegeven moment in boekentaal over: ‘Ik dacht: ik ben anders, niemand heeft gedaan wat ik heb gedaan, niemand hier. Ik voelde me opeens ouder. Anders én ouder… En later, jaren later besefte ik ineens dat het moed was.’

Daarentegen wordt het verhaal prettig verlucht met messscherp geformuleerde uitdrukkingen. De amusementswereld bijvoorbeeld komt er niet zo goed af. Over de ontmoetingen tussen Boudewijn en B-acteur Cees Ceusten: ‘Hij bleef komen, gelukkig niet al te vaak, alleen als hij denkt dat hij iets bijzonder heeft, en dat denkt hij vaker dan ik het vind.’ Of als Boudewijn voor een tv-programma geïnterviewd wordt, en de interviewer in stereotype neptaal vervalt: ‘Dikke doeg.’

Het verhaal schrijnt, ten slotte, als de eenzaamheid van Boudewijn tussen de regels door piept.

‘Ik had met Sinterklaas een Ivanhoe-pak gekregen […] Ik ging naar buiten. Hier en daar waren bouwvakkers in de weer, maar ik zag geen kinderen. Hoe te spelen? Met wie? Hoe het kwam dat ik het durfde, geen idee, maar ik plaatste mijn handen aan weerzijden van mijn mond en riep hard: “Ivanhooooo!”
[…]
Ik stak het zwaard omhoog en sloeg ermee tegen een jonge struik. Het zwaard klapte altijd meteen dubbel als het met iets in aanraking kwam.
[…] Toen hoorde ik opzij van me, achter een lage muur, gelach, zacht, geheimzinnig […] [A]ls ik wegliep, sloeg ik een figuur. Ik boog voorover, zogenaamd om iets aan mijn schoen te doen[…] Vervolgens liep ik naar het muurtje en keek erachter. Er was niemand.
[…]
Ik rende naar huis. Daar pakte ik mijn Kuifje-boeken, die me een venster op de wereld boden en waarin ik een orde aantrof die ik begreep.’

Een boek dat ontroert zonder een tranentrekker te zijn, vakwerk. Verbogt zet een keurig architectonisch bouwwerkje neer. Het komt speels op gang, met zijsprongetjes en terzijdes, maar na een paar hoofdstukken merkt de lezer dat vooral die zijsprongetjes belangrijk zijn om de geschiedenis te snappen. Een solide verhaal vol ingetogen vertelde emoties en onverwachte wendingen. Een plezier om te lezen.

ISBN: 9789046800782

Sterren: ****

Uitgeverij: Nieuw Amsterdam

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow.