Franca Treur – Hoor nu mijn stem

Uit de schaduw van Wolkers en ’t Hart

Woede is niet de meest in het oog springende emotie in Hoor nu mijn stem. Hier wordt de stemming gezet met een melancholische, bijna verdrietige ondertoon. Verdriet over het zekerheidsverlies dat de gelovige treft als hij/zij voorbij Bijbelse teksten durft te kijken. Daarnaast herkennen we schaamte (door het ontbreken van wereldse kennis die de rest van de buitenwereld wel heeft), nieuwsgierigheid (naar die kennis), plezier (in zelfontplooiing) en door het boek heen een fijne luciditeit (analyserend). Geen wilde woede van Jan Wolkers, of verbeten woede van Maarten ’t Hart, om twee bekeerlingen te noemen.

Met al die gereedschappen én mildheid beschrijft Treur een verstikkende jeugd op het Zeeuwse platteland. Die wordt doorgebracht tussen de vrouwen daar, die met een door de kerk erin geramd schuldgevoel en een hoofd vol zinloze Bijbelteksten hun angstige bestaan volbrengen. Zeer invoelbaar blaast Treur dat milieu en de jeugd van hoofdpersoon Ina leven in.

De andere verhaallijn leert ons Gina kennen, in haar huidige leven. Dat is ook niet super plezierig te noemen. Ze heeft net gehoord dat ze kanker heeft, haar collega’s bij de radio zagen aan de poten van haar stoel en haar vriend heeft het uitgemaakt. Moderne vrouw die ze is geworden, zal ze nu zelf met al die toestanden moeten dealen.

Het boek is uiterst leesbaar. Treurs zinnen zijn kristalhelder en belangrijker, niet gespeend van humor. Een schijnbaar achteloze observatie van de oudere Gina in de trein: “De coupé was leeg als een oude kerk. Alleen achterin zat iemand chips te eten, aan het gekauw te horen een man.”

De jongere Ina in het Zeeuwse huis: “Het enige leuke van de nette kamer was opa z’n lekkere stoel. Daar bracht hij zijn pensioen in door. De koningin zat niet lekkerder dan mijn opa, en zijn comfort straalde ook op ons af. Zelfs de lichamen van de tantes kwamen ervan tot ontspanning. Op sommige avonden leek het erop dat geen van drieën ooit nog overeind ging komen, alsof de ondergang van de wereld al geweest was en ik alleen was overgebleven met de leeggelepelde advocaatglaasjes.”

We hoppen zo per hoofdstuk heen en weer tussen verleden en heden, chronologisch verteld, elkaar langzaam maar onontkoombaar naderend. Treur bouwt die twee werelden uitstekend op. We krijgen van binnenuit mee hoe een jonge vrouw de moed heeft om verder te willen in de wereld, daarvoor veel van haar zekerheden verliest maar er een ongekend vrijer wereldbeeld voor terugkrijgt. Alleen: weegt die vrijheid op tegen de kwijtgeraakte veiligheid van het oude leven?

De oudere Gina krijgt tijd genoeg om die vraag te onderzoeken als ze door omstandigheden in haar ouderlijk huis terugkomt. Ze verzorgt daar haar ‘Tante Ma’ die haar aftakeling – zoals alles – met rotsvast geloof blijmoedig draagt. Gina kan daar alleen haar nieuwe ongeloof tegenover zetten en wordt zo gedwongen haar oude leven te vergelijken met haar nieuwe. Ze is nu eenmaal losgekomen van het geloof, heeft dogma’s doorgeprikt, zekerheden achter zich gelaten. Wolkers en ’t Hart achterna.

Sterren: ****

ISBN: 9789044629125

Uitgeverij: Volt

Ook verschenen op Bazarow 

Linda Olsson – In de schemer fluit de merel

 

Eenzaamheid kent geen tijd

Voor merels kun je mij altijd wakker maken, als ze dat zelf al niet doen door op onfrisse tijden hun gefluit te laten horen. Maar hun lied heeft wel wat, dat trillertje, dat aarzelende gezoek naar noten, dat vrolijke lager/hoger zingen, in de ijskoude voorjaarsregen. Zo’n merelbeeld had ik bij de titel van dit boek, en inderdaad, er komen veel fluitende merels in voor. Iets te veel zelfs – zijn de arme diertjes er met hun nekveertjes bij gesleept om het verhaal cachet te geven?

Maar laten we bij het begin beginnen. De introductie van het verhaal wekt de leeslust wel op: “Drie eenzame mensen wonen in hetzelfde appartementengebouw in Stockholm: de depressieve Elisabeth, die zich voor alles en iedereen afsluit; Elias, een getalenteerd illustrator, die een geheim met zich meedraagt; en Otto, weduwnaar en voormalig eigenaar van een boekwinkel. Een verkeerd bezorgd pakketje vormt het begin van een voorzichtige vriendschap…”

Die eenzaamheid, depressiviteit en afsluiting zijn niet te missen. Weinig subtiel worden deze elementen geïntroduceerd als we kennismaken met voornoemde drie hoofdpersonen. Een pakketje dat verkeerd bezorgd is, zorgt voor het eerste contact. De driehoeksverhouding neemt vorm aan; we krijgen stukjes informatie die licht werpen op drie getormenteerde mensen.

En geteisterd zijn die drie zeker, neem nou weduwnaar Otto. Zijn gedachtenspinsels in een paar woorden bij een wandeling: “Hij besefte dat hij aan Eva liep te denken. Dat gebeurde hem niet vaak. Misschien kwam dat door de onbekende buurvrouw. Wanneer Eva opdook in zijn gedachten, was het altijd in de vorm van een beeld, nooit als een levende vrouw. Ze bestond alleen als een serie stilstaande afbeeldingen. Ze bewoog nooit, zei niets.”

Elias de getalenteerde illustrator is ook geen vrolijke Frans. Hij tekent prachtig, maar weet zelf niet precies waar zijn talent vandaan komt. Of hoe hij sowieso met mensen om moet gaan. Of hoe hij een verhaal in woorden bij de tekeningen moet maken. Het is maar goed dat zijn vriend Otto veel boeken heeft gelezen en hem dus met teksten kan helpen.

Elisabeth lijkt de meest getraumatiseerde van het stel. Ze leeft wel in het appartement, maar als een plant. Door het contact met Otto en Elias krijgt ze een duwtje in de rug om weer iets van haar leven te gaan maken.

Langzaam komen de drie dichter bij elkaar, en ontdekken dat er meer is dan leven in afzondering. Er komen voorzichtige gesprekjes, een etentje, gezamenlijke wandelingen, en we leren de drie mensen beter kennen. In dit gedeelte van het boek is Olsson het sterkst. Ze legt haarscherp de pijnlijke en/of schaamtevolle momenten van elkaar aftastende mensen bloot, en de daarbij samengaande momenten van geluk en/of diepe teleurstelling.

Op driekwart van het boek hebben de drie geleerd om behoedzaam met elkaar om te gaan. Daar verzwakt helaas het verhaal. Hoofdstukken lang gebeurt er vrijwel niets terwijl de lezer uitkijkt naar een wending, een revelatie, een lijk in de kast desnoods. Niets van dit alles. Pas in het laatste stukje boek leeft het verhaal op. Dan vallen ook de puzzelstukjes in elkaar en ronden de hoofdrolspelers het verhaal af. Of dat dan nog naar tevredenheid is, mag de lezer beoordelen.

Sterren: ***

ISBN: 9789492086297

Uitgeverij: Orlando

Ook verschenen op Bazarow 

Griet Op De Beeck – Het beste wat we hebben

Getekend voor het leven

Het is vrijwel onmogelijk superlatieven te vermijden als we het hebben over het nieuwe boek van Griet Op De Beeck – Het beste wat we hebben. Om te beginnen is het een boek zoals een boek hoort te zijn. Omslag met indringende foto, stevig gebonden, lekker dik in de hand: laten we het haardvuur aansteken en op het berenvel gaan liggen lezen, zo’n gevoel.

Het lezen is zoals je hoopte, een onderdompeling in een andere wereld. Beter nog: je vergeet zelfs een teugje van je single malt whisky te nemen omdat je vanaf je berenvel opeens naast rechter Lucas op een eenentachtig meter hoge brug staat, waar gemiddeld per jaar veertienen half mensen afspringen. Gaat Lucas zelf springen? Nee, Lucas wordt zelfbenoemd bewaker van deze ‘suicide spot’. Hij betrekt een oud huis naast de brug en maakt elke dag een paar wandelingen over de brug om springers te weerhouden van hun wanhoopsdaad. Een interessante carrière-switch van een man die al jaren beslist over het lot van veroordeelden.

Hoe Lucas tot deze stap is gekomen heeft te maken met onvrede over zijn oppervlakkige leven, zijn iets te assertieve eega Isabelle, en met een heel oude schuld die hij nog heeft te vereffenen. We hoeven het woord dat daarbij hoort niet te vermijden omdat het al ruim in het nieuws is geweest: het gaat om misbruik. Een breed begrip dat nadat dit boek uitkwam (toevallig?) nog veel extensiever in het nieuws werd en wordt uitgebeend.

Op De Beeck beheerst de kunst van het schrijven, besef je genietend op je berenvel. Ze bouwt het verhaal stap voor stap op, edelachtbare Lucas komt tot leven in het oude huis, in zijn eenzame zoektocht naar wat eigenlijk, dat weet hij zelf niet eens. Misschien simpelweg vrijheid: “Op de radio speelde een liedje dat hij mee kon zingen zonder te weten van wie het was…Lucas voelde twee armen de lucht in gaan, een bekken dat in beweging kwam, zijn hoofd meeknikkend met het ritme. “Are you with me? Are you with me?” brulde hij mee. Hij danste tussen de keukentafel en de ijskast, en heel even dacht hij aan niks anders dan aan daar zijn en dansen.”

Een grote rol in het boek speelt Suzanne, Lucas’ getraumatiseerde zus. Ook zij draagt een zwaar verleden met zich mee. Je voelt de pijn van Lucas als hij haar bezoekt op haar kamer: “’Hmmm.’ Suzannes blik verstarde, in haar ogen trage modderstromen, uitzinnige honden, rondspinnende draaideuren… Soms zat het gevaar voor Suzanne overal. En haar kamergenoot had een therapiesessie en creamiddag, dus hadden ze het rijk alleen. Dat woord had Suzanne zelf gekozen, uit alle woorden die de Nederlandse taal ter beschikking stelde om deze ruimte te beschrijven ging zij voor ‘rijk’”

Deze vertelling is een subliem geslepen diamant. De prachtige taal met verfrissende Vlaamse woorden als roomsoezen tussen de woorden geeft er nog extra smaak aan. Spanning opbouwen gaat geleidelijk maar onomkeerbaar. Als het tegen het eind van het boek tot de onvermijdelijke krachtmeting tussen Lucas en de veroorzakers van zijn misbruik komt, zijn deze passages alleen met ingehouden adem te lezen. Die sensatie is me al heel lang niet overkomen. Dank en chapeau voor mevrouw de woordkunstenaar. En troost voor ons lezers: dit is pas deel één van de trilogie.

 

Sterren ****

ISBN: 9789044629378

Uitgeverij: Prometheus

 

Ook verschenen op Bazarow