Merijn de Boer – De geur van miljoenen

Morsige pappa’s en gemiste kansen

Na twee succesvolle romans scherpt Merijn de Boer zijn pen aan een verhalenbundel. Geïnspireerd door grote namen uit de literatuur zet hij er 12 neer, elk met een eigen toon.

Om met het titelverhaal te beginnen: De geur van miljoenen volgt de geschiedenis van de brave chirurg Edzard Maris en zijn liefdevolle vrouw Anna, die in een vliegtuig hun voormalige huisgenoot tegenkomen. Dat is geen onverdeeld genoegen: deze Alexandre is een wolf in schaapskleren, hij lichtte het stel op en verdween met de noorderzon. Maar voordat dat gebeurde, had Anna een memorabel momentje met Alexandre toen ze, door zijn parfumgeur misleid, opgewonden raakte en hem kuste. Ze herpakte zichzelf, maar “De geur van Alexandre Molenaar, en misschien wel de geur van miljoenen mannen op de wereld, bleef in hun badkamer hangen zolang ze er woonden… Toen ze verhuisden, was dat misschien wel door die bedrieglijke geur.”

De Boer verbindt hier knap het Madeleine-effect van geur met bedrog. Daarnaast munt hij een belangrijk thema. Hij laat zien hoe een gearriveerd leven (de succesvolle chirurg) wel bevredigend kan lijken, maar in ruil voor die bevredigende zekerheid de keus is kwijtgeraakt om een ander soort leven (de oplichter Alexandre) te volgen. Dit gemiste kansen-thema zien we vaker in de bundel.

Het tweede, terugkerende thema (laten we het een fascinatie noemen) betreft een zoektocht naar pappa’s. Het duidelijkst is dat te lezen in Een vaderfiguur, waar Pjotr bij Jacob op bezoek gaat. Jacob is een ronduit morsige oude man, blijkbaar op zoek naar een jonge vriend, en samen tasten ze elkaar (met woorden, godzijdank) af. Dat gaat gepaard met een wonderlijk klunzige conversatie. Uiteindelijk komen ze niet nader tot elkaar en vertrekt Pjotr weer, waarna thuis de spijt bij hem de kop opsteekt. Ook dit soort vaderachtige figuren die met heimwee/jaloezie worden beschreven, duiken vaker op.

Nog een uitspringer: Uit liefde voor Vestdijk, over een man die een advertentie in de krant zet om samen met iemand alle romans van Vestdijk te gaan lezen. De waardering van de Boer voor de oude schrijfmachine Vestdijk straalt hier helder tussen de zinnen door. En een grappige twist levert het verhaal ook, omdat iedereen denkt dat de man een contactadvertentie heeft geplaatst, terwijl hij echt alleen die romans wil lezen.

Een advocaat van de duivel zou hier kunnen zeggen: is dit Vestdijk-verhaal dan ‘goed’? Als idee (advertentie wordt verkeerd begrepen) is het wat mager. De uitwerking is wel droogkloterig grappig, met een fijn personage als ‘Barbara met de nasi’ en absurde dialogen. Maar de uitwerking zou het ook kunnen stellen zonder de Vestdijkromans als onderwerp. Het zou bijvoorbeeld ook kunnen gaan over de kookboeken van Nigella Lawson, past beter bij Barbara ook. Maar goed, dat is slechts de mening van die advocaat. Bovendien: niet alle verhalen kunnen even goed zijn.

De topper van de bundel is wat mij betreft In slechte handen. Heerlijk de realiteit oprekkend, met gortdroge teksten, ontmoet de Boer een slechte dubbelganger van zichzelf. Die schaduwpersoon dringt langzaam verder zijn leven binnen. Terwijl de spanning toeneemt, filosofeert de hoofdpersoon over het dubbelgangerverhaal dat voor dit verhaal model heeft gestaan en belicht allerlei aspecten die met dit fenomeen te maken hebben. Te leuk om te missen, dus lees deze vooral zelf. En vergeet de rest van de bundel niet.

Sterren: ****

ISBN: 9789021412108

Uitgeverij: Querido

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

A.H.J. Dautzenberg – Ik bestaat uit twee letters

Een compromisloos dagboek

Als een achtbaan, zo voelt het als je begint te lezen in het dagboek van Dautzenberg. Hier gaat een schrijver met een rotvaart uit de startblokken: “Ha, ik ga mijn dagboek publiceren, wow, maak me gek, ik ga los met alles wat ik heb.” Dat doet hij dan ook, met als gevolg een letterberg van Bijbelse proporties. Best veel dagboek, als het ware.

Een lekker vetgemest boek dus, maar is het boeiend? Dat mag de lezer wel verwachten. Niemand wil zich geeuwend door 715 dichtbedrukte bladzijden landerig proza heen worstelen. Voor mij was het antwoord op de boeiend-vraag een weifelend knikje. Ja, want Dautzenberg kan schrijven, en hij maakt een heleboel mee. Maar nee, niet alles is zo boeiend dat ik me nachtenlang met cola en pizza’s opsloot tot ik het boek uit had.

Dat lag – haast ik me te zeggen – niet aan Dautzenbergs stijl. Hij varieert, maakt zinnen even rijkelijk versierd als 19e-eeuwse wandtapijten, choqueert waar nodig, zuigt, blaft, is medelijdend, laat de woorden zingen, huilen, lachen. Het register van de emoties beheerst hij feilloos: de taal klopt.

Ook is het beschreven leven in het dagboek niet saai. Er is genoeg gaande rondom Dautzenberg; hij is een bekend schrijver, geïntegreerd in verschillende literaire kringen (borrels, bijeenkomsten, voordrachten) die hij ook allemaal bezoekt. Hij kent veel mensen, niet alleen uit het literaire wereldje maar ook uit de kunstenaars- en andere hoeken.

De thematiek is kristalhelder. De relatie met zijn broer is de leidraad van het dagboek, met name de moeizaamheid daarvan. Hij en zijn broer zijn vanaf het moment van hun geboorte getroebleerd, de broer kan zijn gevoelens niet tonen, is minder intelligent dan Dautzenberg zelf, wat tot nog meer onverenigbaarheid leidt, ze hebben allebei last van de echo’s van papa’s ongevoelige karakter. Het is een broedertwist van alweer Bijbelse afmetingen. Gelukkig wisselt de schrijver dat relationele mijnenveld af met andere onderwerpen zoals zijn weltschmerz, het probleem dat zijn boekenverkoop terugloopt, strubbelingen met andere relaties.

De tekst blijft gevarieerd. Daardoor leest het geheel niet onaangenaam. Dat wil zeggen, totdat na verloop van tijd de toon van verongelijktheid opvalt, die in de tekst gaat doorklinken. Het is een toon die de dagboekschrijver aanslaat zodra dingen niet gaan zoals hij wil. Zoals met vriendin Maartje. Regelmatig ligt hij met haar in de clinch, soms als ze samen bij haar ouders zijn en zij het genoeglijk vindt maar hij alleen maar zeurt over het drinkgedrag van haar ouders. Net zo lang tot ook zij haar goede humeur kwijt is, en hij zich afvraagt waarom. Hij heeft immers gelijk?

Een ander interessant punt is dat Dautzenberg alles wat hij meemaakt, met een nietsontziende eerlijkheid op papier zet. Sommige bekende namen worden genoemd inclusief hun op privétitel geuite opmerkingen of gedragingen, en ik gok dat zij die eerlijkheid minder zullen waarderen. Wellicht vatte de schrijver hier het woord “privé-domein’ iets te letterlijk op.

Afgezien van deze vlekjes zijn de kleurrijke beschrijvingen, observaties en onthullingen interessant genoeg om de aandacht erbij te houden. Dit dagboek is over het algemeen goed te verteren. In gematigde porties, dat zou ik wel aanbevelen.

 

Sterren: ***

ISBN: 9789029524117

Uitgeverij: De Arbeiderspers

Ook verschenen op Bazarow  

 

Renate Dorrestein – Dagelijks werk

Een 360° blik op een mooi mens

We mogen de hemel danken dat Renate Dorrestein, toen de slokdarmkanker haar serieus naar het leven begon te staan, besloot om in de resterende tijd geen roman meer te schrijven. In plaats daarvan mestte ze haar werkkamer uit. Het resultaat is een prachtboek (met compliment voor de geweldige coverfoto, wie hem ook uitgezocht heeft) dat een brede impressie geeft van haar kunnen. Niet alleen van haar schrijfkunst (kunst, ja) maar ook van haar overtuigingen, gevoel voor rechtvaardigheid, liefde, verdriet en natuurlijk haar spreekwoordelijke doordrammerigheid.

Een boek om in te verdwalen, kortom, en een ramp voor de recensent. Hoe geef je in godsnaam een fatsoenlijke dwarsdoorsnede van haar ‘oefenoeuvre’, zoals ze het zelf noemt?

Het boek werkt als volgt. Dorrestein neemt in 36 hoofdstukken steeds een stukje op dat ze ooit schreef en voorziet dat van een uitleg. Die stukjes bestrijken een breed gebied, van fanbrieven tot boekverkopers tot geldzaken tot de ontdekking van de clitoris, met dit doel: “Dit boek had vier keer zo dik kunnen zijn als ik, met het einde in zicht, alleen maar de behoefte had gevoeld mijn archieven uit te kammen op zoek naar een stapel publicabele stukkies. Maar waar ik vooral naar op zoek was, waren teksten die het dagelijkse schrijversleven toelichten én teksten die iets laten zien van de geboorte van de schrijfster die ik ben geworden.”

Ondoenlijk als het is om uit teksten van louter hoge kwaliteit ‘de beste’ te kiezen, heb ik er toch een gedeelde top vier uit weten te wringen.

4. Verfilming. Met bitterzoete humor verhaalt Dorrestein van de vijf keer dat haar roman Buitenstaanders in optie is genomen, ofwel onderzocht werd of het verhaal verfilmbaar was. Nadat veel producers en scenaristen over het werk heen hebben geplast, is Dorrestein nog steeds zeer ontevreden over hoe de film zou moeten worden. Ze laat dat in een zeer directe brief weten. Prachtig.

3. dr.v. Naar aanleiding van de Italiaanse vertaling van haar roman Mijn zoon heeft een seksleven en ik lees Roodkapje, schreef Dorrestein een stukje voor het Italiaanse dagblad La Republica. Ze richtte zich specifiek op de menopauze bij vrouwen, nog specifieker op de dr.v. Dat heeft ze geweten: een tsunami van lezeressenbrieven kwam op haar af die het probleem van de droge vagina (inderdaad) tackelden op hun eigen manier. Roomboter bleek het meest gebruikte middel; yoghurt daarna. Zelfs in de deftige NRC kwam de uitdrukking later terug. Meesterlijk.

2. Geldzaken. Dorrestein publiceerde ruim 15 jaar haar gestage stroom van romans bij uitgeverij Contact. Dat eindigde abrupt toen bij toeval aan het licht kwam dat Contact “niet in staat was die geldstromen die dit succes (de aan het buitenland verkochte boeken) met zich meebracht, overzichtelijk te kanaliseren”. Volgt een triestig verhaal over een incapabele uitgever die het succes van zijn eigen auteur niet aankan. Hoe wereldvreemd wil je het hebben? Onnodig te zeggen dat ze meteen omzag naar een ander uitgeefhuis.

1. De aspirant-schrijver. Onbetwist op nummer 1, deze schitterende brief aan een dame die waarschijnlijk voor de zoveelste keer een manuscript in het wilde weg rondstuurt, nu naar de schrijfster zelf, en niet snapt waarom ze dat steeds met een kortaffe zin retour krijgt. Ze heeft het toch eigenhandig geschreven? Waarom wil niemand het dan uitgeven? Fijntjes, beleefd en toch oneindig vilein benoemt Dorrestein de zwakke punten van het manuscript, te beginnen met een detail als het geheel ontbreken van alinea’s. Fabelachtig.

Wat valt hier nog aan toe te voegen? Behalve een nederig stilzwijgen, niets. Lees het boek en krijg een postuum beeld van een helaas te vroeg gestorven schrijfster.

Sterren: ****

ISBN: 9789057599132

Uitgeverij: Podium

Ook verschenen op Bazarow  

Olivier Guez – De verdwijning van Josef Mengele

Bloedstollende werkelijkheid

Eén van zijn bijnamen was ‘de marteldokter van Auschwitz’. De man die in de Tweede Wereldoorlog huiveringwekkende experimenten uitvoerde op Joodse gevangenen: hij injecteerde een blauwe stof in ogen om iemand ‘Arisch’ te maken; hij naaide een tweeling aan elkaar om een Siamese tweeling te maken; bij een mislukt experiment waarin hij een tweeling in de baarmoeder wilde laten groeien, trok hij, toen hij merkte dat er maar één kind groeide, dat kind uit de baarmoeder en gooide het in het vuur. Alles voor de eugenica, ofwel het kunstmatig beter maken van een ras.

Josef Mengele, over hem natuurlijk gaat dit boek, had een rotsvast geloof in de superioriteit en eventueel maakbaarheid van het Arische ras. Hij was de wonderdokter met revolutionaire ideeën en omdat Hitler heel tegemoetkomend het Joodse ras inferieur had verklaard, konden die oorlogsgevangenen mooi bijdragen aan zijn ‘medische’ vorderingen. Dat hij daarbij elke denkbare humanitaire en ethische grens overschreed, deed hem niets. Hij handelde vanuit het Nazi-gedachtegoed: ‘overheersen of overheerst worden’; had de steun van zijn superieuren én op persoonlijk vlak een buitengewoon kleine portie menselijk mededogen meegekregen. Ziedaar de voedingsbodem voor de ‘engel des doods’.

Net als bijna alle andere kopstukken van Nazi-Duitsland, zocht ook Mengele na de oorlog een plek om te schuilen. Hij vertrok in 1949 naar Argentinië, dat hem welwillend onderdak verschafte. Helaas voor hem werd al snel de jacht op nazikopstukken geopend, en één voor één pakten de nazi-jagers de grote foute namen op en sleepten ze voor de rechter. Vreemd genoeg wist Mengele steeds de dans te ontspringen en leefde nog dertig jaar in vrijheid, waarna hij in 1979 onder dubieuze omstandigheden stierf in Zuid-Amerika.

Olivier Guez stelde dit alles te boek. Een topprestatie. Alleen al de gangen van Mengele na te gaan moet een moedeloos makende zoektocht geweest zijn. Mengele had namelijk op het paranoïde af achtervolgingswaanzin. Hij leefde als een schichtig konijn, voortdurend over zijn schouder kijkend, onder een schuilnaam die hij nooit aflegde, werkend bij bevriende families als boerenknecht of zelfs abortusdokter, extreem voorzichtig zichzelf uit het publieke leven houdend.

Maar Guez beet zich als een pitbull vast in de documentatie, geholpen door de dagboeken die Mengele had bijgehouden en die na zijn dood publiek werden. Alle data smeedde hij om tot dit smeuïge boek. Van binnenuit, met de stem van Mengele zelf, laat hij zo zien hoe het leven als voortvluchtige geweest moet zijn.

Omdat Mengele rijke familie en vrienden had, was dat leven enerzijds luxueus. Copieuze diners, dure wijnen, champagne, villa’s met dienstmeisjes, dikbetaalde baantjes. In het toenmalige Zuid-Amerikaanse klimaat kon het allemaal – als het nodig was werden links en rechts oogjes dichtgeknepen, en als de poep echt de ventilator raakte, was er wel een oude vriend die even een babbeltje maakte met de politie.

De andere kant van het verhaal was dat Mengele voortvluchtig was. Er joegen mensen op hem, en niet de minste. De Mossad zat een tijdje vlak op zijn hielen, en de beroemde Simon Wiesenthal had hem ook in het vizier. Toch wist hij op cruciale momenten altijd weer te ontsnappen. Vaak zelfs door stom toeval. Een keer had de Mossad een inval gepland in de villa waar hij de volgende dag zou zijn. Op de bewuste dag bestormden tien man de villa, die leeg was. Hij was net de vorige dag verhuisd.

Zo wurmt de oorlogsmisdadiger zich zijn hele naoorlogse leven door allerlei ogen van de naald. Bofkont, zou u kunnen denken, maar al die dreiging rond de man eiste wel zijn tol. Naarmate hij ouder werd nam de spanning toe. Op het laatst durfde hij nauwelijks meer over straat, bewoog zich alleen nog in het donker buitenshuis, leefde in voortdurende staat van hoogspanning, werd een trillende schaduw van zichzelf.

Daar kwam die andere nagel aan zijn doodskist nog bij: de relatie met zijn zoon Rolf. De nazi wil op zijn oude dag zijn zoon die op een ander continent woont, graag nog een laatste keer spreken. Maar in plaats van hem te bewonderen, stelt Rolf confronterende vragen. Ontgoocheld trekt Rolf de conclusie dat zijn vader geen greintje spijt heeft en sowieso geen sporen van een geweten vertoont. Boos vertrekt hij weer, zijn vader in verbijstering achterlatend. Zelfs zijn zoon begrijpt hem niet.

Daarna gaat het snel bergafwaarts. Guez beschrijft de beslissende scene waarin Mengele al zwemmend zijn einde tegemoet gaat, met gepaste emotie. Het is alsof je de oude man zelf hoort praten/denken. Dat is trouwens een wat zwakker kantje van dit boek: hoe realistisch het ook leest, Guez kan nooit de exacte teksten en gedachten van de misdadiger kennen. Daarom is dit een roman, een goedgeschreven roman zelfs, maar toch net anders dan een feitelijk historisch verslag. Dat is eigenlijk het enige minpuntje aan een boek dat een hele stapel thrillers overbodig maakt. Wie heeft er nog een spannend boek nodig bij zo’n bloedstollende werkelijkheid? Lees en huiver.

–-

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Sterren: ****

ISBN: 9789029092401

Uitgeverij: Meulenhoff

Ook verschenen op Bazarow  

 

Simone van der Vlugt – Herfstlied

Spannende routine thriller

In Simone van der Vlugts vijfde literaire thriller Herfstlied wordt de hoofdpersoon belaagd door een moordenaar. Die hoofdpersoon is Nadine van Mourik, journaliste voor de cultuurpagina van het Leidsch Dagblad. Ze vindt haar werk leuk, toch zou ze het liefst schrijfster worden. Een droom die lijkt uit te komen als haar eerste boek wordt uitgegeven, maar er valt een schaduw over haar blijheid: er worden mensen vermoord die allemaal tot de vrienden/kennissen van Nadine behoren. De moorden komen steeds dichterbij. Ze ontkomt er niet aan om zelf tot actie over te gaan.

Tot zover de grove verhaallijn van Herfstlied. De titel is trouwens naar een gedicht van Paul Verlaine: Chanson d’automne  Het verhaal is, vooral de eerste twee hoofdstukken, erg vlot opgezet. Zo vlot, dat het woord ‘routineus’ misschien beter op zijn plek zou zijn. Achteloos worden de personen geïntroduceerd, de karakters geschetst en in het verhaal geplaatst. Het verhaal zelf loopt als een trein, prima, dat verwacht je tenslotte van een thriller.

Na zes, zeven hoofdstukken zijn de lijnen uitgezet en is het mistgordijn gemaakt volgens het aloude Agatha Christie-systeem: Er zijn tien kleine negertjes in de omgeving van Nadine, waarvan er steeds eentje afvalt. En er is een moordenaar die de lezer ook kent, maar wie van de intimi rondom Nadine kan het zijn?

Handig houdt van der Vlugt de spanning op peil door steeds iets onverwachts te laten gebeuren. Ze zet de lezer op het verkeerde been en voert de spanning op, intussen eigentijdse problemen en situaties door het verhaal vlechtend. Ook geeft ze een leuk inkijkje in de wereld van de schrijver wiens eerste boek gepubliceerd wordt. Daarnaast brengt ze de puberdochter-moederverhouding in beeld, met het schrijnende onbegrip dat bij die leeftijd hoort. Tenslotte doorspekt ze de roman met onvervalste chicklit romantiek die heel plezierig wegleest maar wel gaandeweg het verhaal de indruk wekt van: zoiets heb ik vaker gelezen.

Een uitstekend leesbare roman dus, spannend, met een verrassende ontknoping, maar toch eentje die een wat routineuze nasmaak achterlaat.

Sterren: ***

ISBN: 9041420800

Uitgeverij: Prometheus

Ook verschenen op Bazarow  

 

Theophilus Conneau – Revelations of a Slave Trader

Handel is handel

Als kapitein Conneau in Afrika 217 slaven ophaalde en in Amerika verkocht, was zijn netto winst 41.719 dollar. Minus zijn investeringen was dat ruim 100 % pure winst, en dat in 1826. Die lucratieve marge was één van de redenen dat de slavenhandel in die tijd bloeide als nooit tevoren. Het zorgde er onder andere voor dat de gewetensbezwaren naar de achtergrond schoven om ruimte te maken voor het grote cashen.

Dit is één van de feiten in het fascinerende Revelations of a Slave TraderOr Twenty Years’ Adventures of Captain Canot, dat in 1976 in Nederlandse vertaling (Logboek van een slavenhaler) uitkwam. Kapitein Theophilus Conneau schreef het logboek onder de naam ‘Canot’ (sloep), om moeilijkheden te voorkomen. Als hij het onder zijn eigen naam had geschreven, zou hij zijn broer die hofarts bij Napoleon III was, hebben gecompromitteerd. Het verslag is in een directe, eenvoudige stijl geschreven, wat het niet minder schokkend maakt.

Het voorwoord is aan de lezer gericht: “Ik moet vragen mij de eigenaardige en wellicht grammaticaal aanvechtbare stijl van mijn verhalen niet euvel te duiden. Ik beoog een schildering van Afrika zoals het is… Mijn oogmerk is slechts een beroep te beschrijven, dat thans immoreel en uit de tijd wordt geacht.”

Vervolgens wordt verteld hoe de jonge Theophilus in de scheepvaart, de visserij, gevangenschap, een schipbreuk en uiteindelijk in de slavenhandel terechtkwam. Theophilus blijkt een handige babbelaar, die snel prima zijn weg vindt in Afrika, zoals te lezen is in zijn beschrijving van ‘de hoofdstad Tombouctou’. Ook is hij pragmaticus: “Ik vertoefde lang genoeg in dit land om te weten dat veel blanken zich vijanden maken door te smalen of te lachen over dwaasheden van de negers. Het was niet mijn taak hier beschaving te brengen. Ik liet de dingen zoals ik ze aantrof… Als ik onder mohammedanen was, deed ik alsof ik in de koran geloofde en bij kaffers eerbiedigde ik hun taboes, fetisjen, leguanen en houten beelden.”

Zijn vloeibare sociale vaardigheden komen van pas bij het hoofddoel: slaven halen. Daarbij hielp het dat slavernij ook in Afrika toen al wijd verbreid was, maar op een andere manier dan in Amerika. Voor Afrikaanse rijken was het niets bijzonders om kinderen van slaven te adopteren of met slavinnen te trouwen. Die werden dan als volwaardig lid in een gezin opgenomen. Talentvolle slaven konden rijkdom vergaren en brachten het soms zelfs tot koning. Ook waren de Afrikanen onbekend met de superioriteitsgevoelens die in Amerika ten opzichte van zwarte slaven heersten. Daardoor werken stamhoofden ‘gemakkelijker’ mee aan het uitleveren van slaven aan de buitenlanders, niet wetend welk soort leven de slaven te wachten stond.

Voor Theophilus was het gewoon handel. Hij kocht een slaaf voor 100 baar per stuk,  ongeveer 50 dollar. “Bij vrouwelijke slaven trokken wij 20 procent af als ze ouder waren dan 25 jaar. Waren ze jong, goedgebouwd en in staat om kinderen te krijgen, dan brachten ze eenzelfde bedrag op als een mannelijke slaaf van eerste kwaliteit. Jongens langer dan 1.30 m kostten evenveel als volwassen mannen. Een zwangere vrouw of een vrouw met een kind aan de borst bracht maar weinig méér op.”

Zo gladjes zakelijk als dit klinkt, zo hard waren de maatregelen om de levende have onder controle te houden. De ‘kat met de negen staarten’ werd regelmatig gebruikt bij opstandige slaven. Conneau noemt dit “onplezierige noodzakelijkheden”, net zoals de “afschuwelijke plicht” om slaven te brandmerken wanneer verschillende opdrachtgevers ze verschepen met hetzelfde schip. Ook het lepeltje-lepeltje neerleggen van de slaven in bedompte scheepsruimen om er zoveel mogelijk te kunnen vervoeren, wordt niet gezien als wreed maar als praktisch.

Het is wonderlijk om dit relaas te lezen met de kennis van nu – enerzijds een wereld van verschil, anderzijds verandert er weinig. Eén voordeel heeft dit boek wel: het verhaal wordt waarheidsgetrouw weergegeven, niet vertroebeld door ongefundeerde discussies, zodat je in alle objectiviteit je mening kunt vormen. Waarom deden mensen dit soort werk? Om verschillende redenen, zo blijkt, maar misschien vooral omdat er bakken geld mee werd verdiend. Het is een donker hoofdstuk uit de wereldgeschiedenis. Laten we er lessen uit trekken.

Het boek is in Engelstalige versie nog regulier te bestellen. De Nederlandse vertaling uit 1976 is her en der tweede hands verkrijgbaar: Uitgeverij Amsterdam Boek / ISBN 9031897086

Sterren: ****

ISBN: 9031897086

Uitgeverij: Amsterdam Boek

Ook verschenen op Bazarow