Herman Brusselmans – Toos

Buitensporig grappige omleidingen op weg naar een nieuwe titel

Je kijkt even niet en voilá, Herman Brusselmans heeft weer een nieuw boek geschreven. Op de automatische piloot uitgepoept, zullen sommigen oneerbiedig zeggen, en Brusselmans typt inderdaad sneller dan God kan poepen. Maar is Toos – zo heet het – een goed boek of schrijft Brusselmans eigenlijk steeds hetzelfde boek met een andere titel? Hij zelf zegt het zelf zo: ‘Alweer een trilogie op m’n palmares. Binnenkort bundelen we de drie boeken en hebben we een vierde boek… Het enige goede aan een boek is dat het verkocht raakt. Over tien jaar heeft niemand het er meer over…’

Het lijkt er inderdaad op dat de nieuwste Brusselmans zich amper onderscheidt van de andere Brusselmansen. Ook hier de bekende kenmerken: nauwelijks een plot, uitzinnige uitweidingen, grove seksgrappen, poep- en pieshumor, politiek zeer incorrecte uitspraken en veel dwaze terzijdes. De protagonist, nu met de naam Danny Muggepuut (zoals in Muggepuut en De perfecte koppijn, ziehier uw trilogie), verschilt karaktermatig weinig van, zeg, Guggenheimer uit De terugkeer van Bonanza uit 1995. In dat boek bedient deze televisieproducent zich van dezelfde semi-macho-onzinpraat en gebruikt hij net zoveel drank en vrouwen als Danny in 2008.

Maar het onderwerp dan? Dat lijkt nieuw. Danny zoekt de ware vrouw. Hij is namelijk op zoek naar een nieuw onderwerp voor een roman, en hij zoekt de vrouw van zijn leven om het ultieme liefdesboek te schrijven. Elke vrouw die hij ontmoet, beoordeelt hij, tot hij op het eind Toos vindt. Wordt zij zijn ultieme liefde voor die liefdesroman? Op die queeste is Toos gegrondvest.

Ook dat nieuwe is schijn: we zien Danny ruwweg dezelfde dingen meemaken als de hoofdpersonen in veel vorige boeken. Het zoeken naar Toos kan zonder veel moeite verwisseld worden met bijvoorbeeld het zoeken van genoemde Guggenheimer naar de Vlaamse versie van Bonanza, die hij op de beeldbuis terug wil brengen.

De running gags herkennen we. Dit keer wordt er vaak over stront gesproken, over het belang van de lettervolgorde in een woord, mensen spreken woorden steeds net verkeerd uit. Erg leuk geschreven trouwens, daar is niets op aan te merken, maarreh… we hebben het al eens eerder gezien.

Wat wel opvalt is dat Brusselmans de lezer steeds directer gaat aanspreken. Als iemand aan Danny vertelt dat z’n vrouw brokken overgeeft: ‘Zulke brokken zou ik niet op m’n teljoor willen. Voor uw Nederlandse lezers: “teljoor” is een typisch Vlaams woord en betekent “bord”.’ Een paar hoofdstukken verder proost iemand met Danny: ‘“Op Doutzen Kroes,” zei Melda. “Voor m’n Vlaamse lezers,” zei Danny, “Doutzen Kroes is een Nederlands topmodel.”’
Weer wat verderop peinst Danny: ‘Maar ja, het leven is nu eenmaal duur. Kwaliteit kost kluiten. “Voor m’n Nederlandse lezers,” fluisterde hij in zichzelf, “kluiten” zijn “pegels”. Leer nu toch ‘ns Vlaams, klootzakken.’

Met dit soort aan de lezer gerichte opmerkingen laat Brusselmans fictie en werkelijkheid in elkaar overlopen. Dat versterkt hij door als steeds vanuit het verhaal naar de realiteit te prikken. Op pagina 49 beschrijft hij Danny: ‘Danny was het kotsbeu in De Salto, dronk z’n bier op, en verliet het kroegje. Op straat ademde hij diep in, om lucht in z’n longen te zuigen. Dan volgt thans een beschrijving van Danny’s voettocht naar z’n woning. Hij stapte. Dat gebeurde op pagina 49.’
Op pagina 180 staat: ‘Pagina 181 komt in zicht’
Op pagina 196, als hij Toos tegenkomt: ‘Tjonge, zou dit dan de Toos uit de titel zijn?’

De conclusie moet zijn dat Toos geen schokkende verandering is ten opzichte van andere Brusselmans-titels. Persoonlijk zou ik wel eens een meerlagig, filosofisch, lekker doordenkboek van hem willen lezen. Dat lijkt (nog) niet in de pen te zitten. We zien wel dat de fictieve Danny/Guggenheimer steeds dichter bij de echte Herman komt. Nog een paar boeken, dan is die grens weg en vertelt Brusselmans gewoon over zijn eigen leven. Ook goed, als dat maar wel net zulke fantastische onzinverhalen oplevert. O ja, en in die zelfde sublieme stijl graag. We wachten op de volgende.

ISBN: 97890446117240

Sterren: ***

Uitgeverij: Prometheus

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow.  

Guido Snel – Mr. Lugosi’s butler

Mulisch’ De Aanslag echoot in Bosnië

Een oorlogsverhaal? Dat moet van goeden huize komen om te verrassen, of om net zo vakkundig de ‘schuld’ van de oorlog telkens een ander gezicht te geven als bijvoorbeeld in De Aanslag. Guido Snel probeert het in Mr. Lugosi’s butler, met als onderwerp de Bosnische oorlog.

Net als in Mulisch’ boek wordt hier de schuldvraag van allerlei kanten bekeken. Dat is weinig vernieuwend, sterker nog, het is nogal duidelijk dat er nooit één schuldige is in zoiets absurds als een oorlog. Juist daarom verwacht je van een boek over de oorlog meer dan die verspringende schuldvraag. Dit boek verrast echter niet; het is een voor de hand liggend verhaal dat geen nieuwe kijk op menselijke motieven of oorlog oplevert. Wel is het vaardig geschreven, gelaagd en van haarscherpe observaties voorzien.

Dorn komt in contact met Nermin als hij voor hem tolkt bij het Joegoeslaviëtribunaal in Den Haag. Nermin was taxichauffeur in het Bosnische stadje Most toen daar in 1993 de moslimbevolking werd uitgezet. Het betrof ‘de bevrijding van de stad’ door het officiële leger van Kroatië, geleid door een zekere Štuka. Nermin getuigt tegen deze Štuka op het tribunaal. Als Dorn en Nermin nader kennis maken krijgt de tot dusver op een afstand gebleven Bosnië-oorlog voor Dorn een gezicht.

Nermin laat aan Dorn de foto van zijn verdwenen geliefde, Jasmina, zien en vraagt aan Dorn of hij zijn levensverhaal wil opschrijven. In scenariovorm; Nermin wil het verfilmen. Dat doet Dorn en al schrijvend krijgt voor hem de oorlog meer diepgang. Nu ziet hij de Bosnië-oorlog van binnenuit, door de ogen van een taxichauffeur bij wie de kogels om de oren vlogen. En dan raken ze het contact met elkaar kwijt.

Vanaf dat punt lopen de verhalen van Nermin en van Dorn uit elkaar. Nermin krijgt een relatie met een schrijfster, een Nobelprijswinnares op gevorderde leeftijd. Via haar komt hij in Amerika in contact met Mr. Lugosi, de kleinzoon van Bela Lugosi, de onbetwistbare meester-vertolker van Dracula. Nermin wordt zijn butler.

Dorn intussen kan het beeld van de foto van Jasmina niet uit zijn hoofd krijgen. Hij weet dat ze nog in leven moet zijn en zoekt half Bosnië af naar sporen van haar. Hij komt op de meest scabreuze plekken en leert dat de onderhuidse moslimhaat en het wantrouwen tegen buitenlanders nog springlevend is. Eindelijk vindt ook hij wat hij zoekt, voor hem misschien nog het meest verrassend.

De roman is geschreven in een afstandelijke, wat archaïsche stijl die herinneringen oproept aan de oude Reve. Soms ironisch, als bijvoorbeeld de bijnamen van de beklaagden ter sprake komen: ‘_Štuka_ was Kroatisch voor “snoek”. Bijna de voltallige bevolking van Titoland had een bijnaam…soms was die verkregen op basis van verdienste (“Geweerkolf”, “Brutus”).’ Soms toont de tekst opeens drie verschillende kanten van de oorlog, zoals wanneer Dorn informatie vraagt over Štuka, de commandant: ‘Over welke Štuka wilt u horen? Over de Achilles die in 1992 Most en contreien van de Serviërs heeft ontdaan? Over de jongeman die door de communisten werd gefolterd en die moest vluchten naar datzelfde vrije Westen dat hem nu tot vijfendertig jaar cel heeft veroordeeld? Over de Odysseus die na twintig jaar omzwervingen naar zijn geboortegrond terugkeerde?’

Met beeldend schrijven heeft Snel evenmin moeite. Dat is zelfs een van de sterke kanten van dit verhaal. ‘Er werd wel beweerd dat de Balkanoorlog de vrucht was van etnische haat, een eik van honderden jaren oud met wortels tot in de hel.’ En: ‘Tegen de hellingen van de bergen kropen vrachtwagens omhoog, hun lichten nestelden zich tussen de eerste sterren.’ En: ‘De man is weduwnaar en woont al enkele jaren in een verpleegtehuis, waar alzheimer een glad beslag van zijn herinneringen heeft geklopt.’ Nog één voorbeeld, een cynische beschrijving van de burgerman. Als Dorn in een Amsterdams café luistert naar ambtenaar Veerman:

‘Dagelijks reist Veerman op en neer tussen de hoofdstad en een vissersdorp langs het IJsselmeer. …(Veerman) legt omstandig aan Dorn uit wat een verlichting de tot een handzaam pakket de inklapbare tweewieler in zijn forensenbestaan heeft gebracht. Hij kan nu fietsen tussen het cs en zijn werk, en wint daarmee op heen- en terugreis al gauw een uur, tijd die ten goede komt aan zijn huwelijk en zijn gezin, en ook aan zijn hobby.’

Het boek kan ten slotte nog gelezen worden als parabel voor het verscheurde Bosnië zelf. Nermin is geestelijk aan stukken, kan nergens meer aarden nadat vriendin Jasmina bij hem weggehaald is. Zijn baas Mr. Lugosi zuigt hem als een vampier uit, zoals Bosnië altijd is uitgezogen. Dorn is de naïeve buitenstaander, vol goede wil maar nooit in staat de ziel van het land echt te vatten. En Štuka staat voor de blinde krachten van de oorlog, waarvoor je nooit de schuld bij één persoon kunt leggen. Dat laatste had Mulisch bij de Tweede Wereldoorlog ook al goed gezien.

ISBN: 9789029566179

Sterren: ***

Uitgeverij: Arbeiderspers

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow.