Eoin Colfer – Airman

Hoge avontuurdichtheid in verhaal met levende karakters

Een jongeman, geobsedeerd door techniek, vliegen en vliegtuigen maken, groeit op aan het hof van de koning van een eiland voor de Ierse kust. De toekomst lacht hem toe, maar helaas: zijn veelbelovende carrière als jonge wetenschapper wordt doorkruist door een staatsgreep. Hij verdwijnt voor de rest van zijn leven de diamantmijn in. Tenzij hij een goed plan bedenkt. We hebben het over Conor Broekhart, de hoofdpersoon van Airman van Eoin Colfer (bekend van de ArtemisFowl-boeken).

Colfer slaat met dit boek een nieuwe richting in die goed bevalt. Airman is een avonturenboek in de beste traditie van het woord. Avontuur is er volop in het meeslepende verhaal: de jonge held krijgt meer ups en downs te verwerken in een hoofdstuk dan de rest van de mensheid in een heel leven. Maar in de handen van Colfer blijft het verhaal boeiend en meeslepend tot de climax.

Dat komt door het sterke verhaal, maar ook door de prima personages. Conor Broekhart is er zo één, van vlees en bloed, met echte emoties. Als lezer voel je met hem mee als hij bijvoorbeeld ruw gescheiden wordt van het meisje waar hij verliefd op is. Of je proeft de smerigheid van de cel waar Broekhart in gesmeten wordt, en zijn wanhoop terwijl hij probeert te overleven in barre omstandigheden.

Een punt van kritiek zijn de soms wat te jolige dialogen die afbreuk doen aan de echtheidsbeleving van het boek. Ook de razendsnelle manier waarop Conor als jongen van 14 een geharde crimineel omver praat, vergt behoorlijk wat inlevingsvermogen van de lezer.

Daarentegen is de centrale tegenstelling van het boek geniaal uitgewerkt. De spanning tussen Conors grootste verlangen om het luchtruim te kiezen en zijn schijnbare lot om weg te rotten in een cel diep onder de grond, maakt Colfer perfect aanschouwelijk. Een prachtboek, ook voor ingenieurs in de dop.

 

Sterren ***

Uitgeverij: Querido

 

Ook verschenen op Bazarow 

 

Renate Dorrestein – Liever horen we onszelf

Klein maar barstensvol

[Recensie] Het is een verhaal zoals alleen Renate Dorrestein kan schrijven: een liefdesgeschiedenis die hoewel compact van vorm, toch uit zijn voegen barst van de gebeurtenissen. Van kaft tot kaft tellen we 94 pagina’s (in klein formaat) maar de geschiedenis die zich ontrolt, leeft, stuitert, glimlacht, huilt, vergeeft, schokt en verrast tot op de laatste bladzijde. Alsof dat niet genoeg is, is als extraatje de tekst verlucht met markante illustraties van Sylvia Weve. Chapeau, dat zeg ik.

Over welk verhaal hebben we het hier? Liever horen we onszelf, oorspronkelijk een luisterboek, nu omgewerkt tot een novelle. Navrant detail: het was het eerste boek dat Dorrestein uit haar pen kreeg na haar writer’s block. Inhoud: de jonge fotografe Mila vindt de liefde van haar leven. Ze doet alles om hem gelukkig te maken, maar hij verdwijnt spoorloos en het zeilschip waarop hij is vertrokken, wordt onbemand teruggevonden. Simuleert hij een ongeluk om stilletjes uit beeld te kunnen gaan, of spelen er vuige zaken?

Een relatief simpel gegeven, maar dankzij het smeed- en kneedwerk van Dorrestein uitgegroeid tot een volwassen verhaal. De levendige taal valt het meest op. “Ik was zesentwintig toen ik Dennis ontmoette. Ik had meterslange benen, hagelwitte tanden en kortgeknipt gitzwart haar dat vonkte in de zon. Mijn ouders hadden een vakantiehuis in Umbrië en een zeiljacht in de haven van Enkhuizen. Ze hadden ook twee Saabs, waaronder een cabrio. Bij ons thuis werd het woord ‘wagen’ niet gebezigd, wij hadden ‘auto’s’. Er werd niet met deuren geslagen. We gebruikten altijd een botermesje. En we spraken nooit anders dan met twee woorden, ook wanneer we elkaar beledigden.”

Veel tongue-in-cheek in dit kleine juweeltje, dat de connaisseur een plezierige stapeling van fijne leesmomenten oplevert. De menselijke interactie is realistisch, al krijgt de schoonmoeder van Mila wel wat karikaturale trekjes mee. Over de plotopbouw ook al geen klachten. Alle gebeurtenissen zijn logisch en leiden naar een toch nog onverwachte finale. Die, zoals het hoort, op de eindstreep plaatsvindt. Wat valt er nog meer te zeggen? Neemt en leest.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Sterren ***

ISBN: 9789021408170

Uitgeverij: Querido

Bert Natter – Ze zullen denken dat we engelen zijn

Pluk de dag – of niet

[Recensie] Twijfelachtig, dat is de indruk die achterblijft na het lezen van Ze zullen denken dat we engelen zijn. Twijfelachtig niet als in: “van een bedenkelijke kwaliteit” maar als in: “twijfel die de schrijver heeft gezaaid op allerlei niveaus”. Is dat goed? Interessante vraag.

Het boek begint explosief. Een man en een vrouw die elkaar net hebben leren kennen, zitten op een terras in de stad en willen net iets bestellen. Dan scheurt een geldwagen dwars door het winkelende publiek en boort zich in de muur van een café aan de rand van het plein. Een explosie volgt en gewapende mannen duiken op die schietend het plein rondgaan.

“Mijn ogen stijf dichtgeknepen, mijn gezicht tegen het lijf van de vrouw, in de zachte stof van haar zomerjurkje, haar hand in mijn hand, klamp ik me vast aan de gedachte dat mensen die denken te gaan sterven en dat op het laatste ogenblik niet doen, steevast verklaren een oogverblindend licht te hebben gezien, terwijl ik alleen het donkerste donker waarneem, een absorberend zwart.”

De man en de vrouw liggen onder hun tafeltje, elkaar omklemmend, te wachten op wat er komt. Een wisse dood, zou je denken. Toch niet.

Een pageturner is begonnen. Onmiddellijk ben je nieuwsgierig hoe de man en de vrouw elkaar hebben ontmoet, of de twee het overleven, welke acties de gewapende mannen in petto hebben, enzovoort. Op die vragen komt niet meteen antwoord. Sterker: het verhaal ontvouwt zich nagelbijtend langzaam. In korte en soms wat langere stukken tekst geeft Natter zijn informatie prijs, steeds net genoeg om de gang erin te houden en te gissen naar het vervolg.

Dat werkt prima. De lezer slaat de pagina’s om met de jachtige bewegingen van een cocaïneverslaafde op weg naar zijn nieuwe lijntje. Waar is de spiegel, waar het scheermes, en waar is de coke? Die coke laat op zich wachten. Meedogenloos lokt Natter de arme lezer door de bladzijden, tastend in een limboachtige schemer waar langzaam wat meer informatie opdoemt. We weten nu dat hoofdpersoon Alfred Ellerau een beladen verleden heeft. Hij heeft een baantje: hij rijdt een bus kinderen met een beperking van en naar hun bestemming. En hij ontmoet de vrouw van het terras opnieuw.

Nieuwe twijfels bekruipen de lezer: waar gaat dit heen? Is Alfred Ellerau nog wel in leven of bekijken we dit eigenlijk vanuit het hiernamaals? Is er een boodschap van de engelen uit de titel? Alfred wordt ondervraagd door de politie. Daar blijkt dat de gebeurtenissen zoals hij ze herinnert, in werkelijkheid anders gegaan zijn. Is er wel een werkelijkheid? Twijfels bekruipen nu ook Alfred zelf. Hij raakt ervan in de war, zo zeer dat hij met zijn (geblindeerde) bus vol kinderen te schichtig en vooral te hard gaat rijden. Daarmee trekt hij de aandacht van de politie die – erg gevoelig voor terroristische dreiging – hem op passende wijze interrumpeert. Alweer is de werkelijkheid van Alfred anders dan die van de buitenwereld.

Na wat minder prettige momenten voor Alfred (en een brokje informatie over een mogelijk traumatische gebeurtenis in het verleden), komt het boek min of meer plotloos tot een eindpunt. Bert Natter lijkt te willen zeggen dat het leven bestaat uit momenten die verglijden en die je kunt plukken. Of niet. Daar denken we nog over na. Wat bijblijft van het boek is de ingetogen taal, de subtiele grapjes, de heldere beelden.

Sterren: ***

ISBN: 9789400407640

Uitgeverij Thomas Rap 

Ook verschenen op Bazarow

Dorthe Nors – Spiegel spiegel schouder

Bridget Jones op speed

“Met ingetogen humor schetst Dorthe Nors de herkenbare situaties van een vrouw die ondanks alle tegenslag probeert iets van het leven te maken. De roman stond op de shortlist van de Man Booker Prize en verschijnt in meer dan twintig talen.” Aldus de flapteksten. Maar uitgever, meer dan twintig talen, wat betekent dat? Eenentwintig, vierenvijftig? Als je toch opschept, dan graag in exacte getallen. Maar goed, de aanbevelingen zijn genoeg om het boek ter hand te nemen.

Sonja zit te zweten in een lesauto. Ze wil eindelijk haar rijbewijs halen (ze is 40+) maar de omstandigheden werken niet mee. Zo snapt ze niets van de techniek van een auto, is ze nerveus aangelegd, heeft draaiduizeligheid (evenwicht verstoring bij abrupte beweging) en wordt afgeleid door haar eigen enorm springerige gedachtenpatroon dat scherpe concentratie in de weg zit.

Nog een groter probleem is Jytte, haar rijinstructeur: “Jytte heeft zoveel op haar hart dat ze geen tijd heeft om Sonja te leren schakelen. Sonja heeft al zes maanden les, maar het schakelen heeft ze nog steeds niet onder de knie. Dat geeft Jytte de kans om het zelf te doen, want dan hoeft ze niet over te schakelen op een ander onderwerp: haar zoon gaat trouwen, haar kleinkind krijgt een vreselijke naam, haar schoondochter is niet goed snik en de zus van de nieuwe man van haar moeder van haar zwager is net overleden.”

Om de spanning in haar nek en armen te verminderen, bezoekt Sonja ook een masseuse. “’Je billen zijn hard,’ zegt Ellen, ‘omdat je ze als het ware samenknijpt. Je knijpt je billen samen en je zet je tanden op elkaar. Het ligt allemaal in de taal besloten, weet je.’” Er ligt veel in taal besloten, weet Sonja, want haar werk is het vertalen van Deense crimi’s. Daarnaast heeft Ellen een hang naar het bovennatuurlijke, vermoedt Sonja, en dat is weer interessant. Dus als Ellen haar uitnodigt om zondag mee te gaan naar het park om te mediteren, zegt ze ja voor ze er zelf erg in heeft. Terwijl ze geen zin heeft.

Dat loopt uit op een erg grappige scene waarin Sonja met een groepje vrouwen op de bewuste zondag inderdaad door het park loopt, en Sonja helaas opeens heel nodig moet plassen. Ze excuseert zich en loopt terug naar het café in het park.

“Bij de vitrine met slagroomtaartpunten kiest ze de punt met de meeste slagroom. Met koffie erbij natuurlijk en dan gaat ze in een hoekje zitten. Ze pakt haar telefoon en typt een sms’je: ‘Hoi Ellen. Moest naar wc. Kon jullie niet meer vinden. Wat een kluns ben ik toch. Neem de trein terug. Geen probleem. Sorry!’ De taart smaakt beter na op verzenden gedrukt te hebben.”

Citeren uit dit leuke boek kan eindeloos, maar blijft bleekjes afsteken tegen de complete tekst. De schrijfster zet prachtig de chaotische bespiegelingen van Sonja neer. Daarbij ontkom je niet aan vergelijking met de Bridget Jones dagboeken. Ook daarin werd de innerlijke wereld van een wat warrige vrouw grappig en scherp beschreven. Nors voegt daar een razend tempo plus veel absurditeit aan toe. En pijn. Want Sonja heeft wel degelijk een diep weggestopt issue. Daar komt het laatste hoofdstuk magistraal op terug. Een prima reden om het boek ter hand te nemen.

Ook verschenen op De Leesclub van Alles

Sterren ***

ISBN: 9789057598586

Uitgeverij: Podium