Marc Reugebrink – Zout

Diepe ellende

Hoe treurig een verhaal ook is, als het in bloemrijke taal ten tonele wordt gevoerd is het al snel een lust om te lezen. Qua treurnis laat Marc Reugebrink hier met succes zijn talent de vrije loop. Hij zet in halve pagina’s beslaande, verrukkelijk kronkelende, barokke zinnen van uit marmer gehouwen rococowoorden een situatie neer die sluipenderwijs van kwaad tot erger gaat.

Het gaat hier om de onstuitbare teloorgang van het rustiek in de velden gelegen dorpje Lende. Baron van Rüdersdorf Helmstadt voert hier het bewind; hij is niet alleen de ongeschreven bovenbaas van het dorpje maar ook de landdrost, “verantwoordelijk voor het bestuur van de regio, eigenaar van de landerijen en bossen tussen Lende en Liebtrecht ten oosten, Lende en Buichen ten westen, naar het noorden tot aan ’t Goer, zuidwaarts tot voorbij Wittewold en Brakeloo.”

Het is duidelijk dat er zware verantwoordelijkheden op de schouders van de baron liggen. Op een malicieuze dag krijgt hij te horen dat de dingen die de laatste tijd in het dorp fout gaan (ruzies, misgeboorten, ziekten, overmatige alcoholconsumptie en sterfgevallen onder de dorpelingen) waarschijnlijk veroorzaakt worden door het drinken van zwaar vervuild water uit de dorpse beek.  

Ongeveer tegelijkertijd brengt de niet bijster snuggere André Met De Honden de alarmerende boodschap dat er onder het dorp niets anders dan de zee ligt (al is dat ingefluisterd door de pedagogisch onverantwoorde lessen van meester Harold), en het drinkwater dus verontreinigd is. Genoeg donderwolkeninformatie om de paniek te laten toeslaan. De Baron gaat fluks graven naar zuiver water. Helaas vindt hij niet anders dan met zout verontreinigd water, pekel. Al het water in de omgeving blijkt vervuild, met het zoute gif besmet, ondrinkbaar. In blinde paniek laat de Baron door zijn lijfeigenen overal in en rond Lende putten slaan. Hele diepe putten, op zoek naar helder water. Het mag niet baten: ze leiden allemaal slechts naar één ding: het vermaledijde zout.

De deprimerende gedachte dat nergens meer goed drinkwater meer is, leidt snel tot een algemeen verval van het goede dorp. Fysiek, maar ook moreel verval van de dorpelingen en met name barones Agnes Christina. Zij dwaalt naakt en ongewassen door het ooit zo fraaie landhuis, onbereikbaar voor haar man. Die heeft trouwens genoeg aan zijn geplaagde hoofd: de boortoren die hij heeft besteld om écht diepe gaten te boren wil maar niet arriveren.

Diepe misère dus, die Reugebrink luisterrijk over het volk uitstort. Het vechten daartegen wordt de baron uiteindelijk te veel. In zijn moment van diepste duisternis ligt hij op zijn rug in het koetshuis:

“Het gebinte van het koetshuis kraakte.

’Alles was verloren, maar alles ging door,’ dacht hij. Beneden piepten de veren van de koets waarin Arend zich omdraaide. Hij stond op, keek door een groezelig raampje in de nacht zonder iets te zien, ging weer op de rand van het bed zitten, stond opnieuw op en stootte zijn hoofd aan een balk. Even flitsten lichtpuntjes kriskras door de ruimte voor hem, als vuurvliegjes op een zomeravond. Hij duwde met zijn handen krachtig op zijn hoofd terwijl hij tot op zijn hurken zakte. Zo zat hij een tijdje, lichtjes naar voren en naar achteren wiegend, een onaanraakbare aan de oevers van de Ganges, dacht hij. Dat er een krokodil komt en mij verslindt.”

Voor de nieuwsgierigen: de boortoren arriveert toch nog in Lende, zij het via het spreekwoordelijk kronkelige pad. De beeldrijke beschrijvingen van de onverschrokken Franz Hartmut Deseniss (baas van de booronderneming) die als een legergeneraal met de in onderdelen verpakte boortoren op pad gaat naar een bedrieglijk eenvoudig klusje, zijn de leukste van het boek. Als je niet opziet tegen een beetje ellende.

Sterren ****

ISBN: 9789021415345

Uitgeverij: Querido

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Fokke Gerritsen & Hanneke van der Heijden – Standplaats Istanbul

Verdomd interessant, maar gaat u verder

Een kloek boek is het, een maatje groter dan een gewone roman, dik 300 pagina’s stevig papier en een omslag met een ruime flap die je gemakkelijk tussen de bladzijden kunt steken als je ergens tussen twee artikelen bent gebleven. Hier is niet bezuinigd op de uitvoering. Het gaat dan ook om een jubileumboek van het Nederlands Instituut in Turkije.

Voor wie dat voor het eerst hoort: het gaat om het NIT: “In het hart van Istanbul bevindt zich het Nederlands Instituut in Turkije (NIT), een onderzoekscentrum dat de archeologie, geschiedenis en het erfgoed van Turkije bestudeert.” Het NIT bestaat nu zestig jaar, daarom dit boek met een missie: “Met dit boek willen we iets van de veelzijdigheid van Turkije laten zien, en die van de samenlevingen die daaraan zijn vooraf gegaan.”

Een nobel doel, waaraan 30 onderzoekers bijdragen met artikelen over het inderdaad veelzijdige Turkije. Heel onlogisch is die veelzijdigheid trouwens niet, aangezien Turkije, in casu Istanbul, een krankzinnig lange en rumoerige geschiedenis kent. Het kost de deskundigen dan ook geen moeite zich uit te leven in een waaier van onderwerpen, van archeologie tot mediëvistiek.

Het eerste artikel bijvoorbeeld, ‘De Slangenzuil op het Paardenplein’ refereert aan de Griekse geschiedschrijver Herodotus, die dat monument voor het eerst beschrijft halverwege de vijfde eeuw voor Christus. De Slangenzuil stond destijds nog tegenover de Tempel van Apollo in Delphi. Het was een driekoppige bronzen monsterslang die uit de aarde oprees om waakzaam uit te kijken in de richting van de drie continenten die de Griekse wereld omringden: Europa, Asia en Libya (Afrika). Vandaag de dag staat de zuil er hoofdloos bij: de drie slangenkoppen braken er in 1700 af, maar de Slangenzuil doet nog steeds zijn werk. Er komen nog steeds in Istanbul geen giftige slangen voor.

Het artikel is een goede meetlat voor de rest van het boek. De artikelen zijn over het algemeen goed leesbaar, onderhoudend en voeren de lezer mee in fascinerende werelden. Ook qua stijl is het boek een redelijk homogeen geheel. Dat mogen de redactieleden als compliment opvatten, gezien de ver uit elkaar liggende expertisegebieden en -achtergronden van de onderzoekers.

Waarbij, moet daar direct aan toegevoegd worden, sommige verhalen interessanter zijn dan anderen. Dat is natuurlijk onvermijdelijk, zoveel onderwerpen, zoveel smaken. Wat veel mensen zal aanspreken is de materie die Willemijn Waal  ons voorschotelt in ‘Fabels en parabels uit het Hittitische Rijk’. Die is zo actueel dat het naadloos bij ons huidige denkraam aansluit; het artikel beschrijft het Hatti-rijk, dat heerste over Anatolië tussen 1650-1200 v.Chr. De reden dat we van zo’n allemachtig aantal eeuwen geleden nog iets weten is, dat de Hittieten buitengewoon slijtvast materiaal gebruikten voor hun geschriften. Ze schreven op kleitabletten die de eeuwen overleefden, en gelukkig voor het nageslacht een goed beeld geven van de fabels en parabels van dat oeroude volk.

Het blijken verhalen te zijn met een overwegend stichtelijke boodschap. Er wordt in beeldende taal verteld hoe het niet moet, zoals over een ondankbare zoon jegens zijn vader. Of hebzucht, of iets voor ons goed herkenbaars als corrupte ambtenaren. En wat te denken het belang van deugdzaamheid? Dat was ook toen al een populair onderwerp, hier vervat in het verhaal over de vrijpostige Mariya.

Het gevaar van eindeloos citeren wordt gelukkig door de beperkte lengte van deze recensie ingeperkt. De bladzijdenlange uitweidingen over het rijke verleden van Turkije staan gewoon in het boek, sterker, om dat verleden te herbeleven is het bedoeld. Het Nederlands Instituut in Turkije kan tevreden zijn met haar 60-jarige jubileumboek, het is goed gedocumenteerd, rijk gevarieerd, in goed toegankelijke taal geschreven en nog boeiend ook. Op naar de volgende 60 jaar.

Sterren ***

ISBN: 9491921582

Uitgeverij: Jurgen Maas

Ook verschenen op De Leesclub van Alle

 

A.M. Homes – Dagen van inkeer

Over de top

Deze bundel verhalen van A.M. Homes is geschreven ‘met de voor haar zo kenmerkende humor en compassie over het moderne leven.’ En ze weet ook ‘opnieuw de oppervlakkigheid en hypocrisie van Amerika bloot te leggen, zonder daarbij het menselijk aspect uit het oog te verliezen.’

Dat klinkt veelbelovend; maar na lezing resteert teleurstelling om verschillende redenen. Ten eerste: geloofwaardigheid. Een stukje uit het verhaal: ‘Broer op zondag’:

“’Tom,’ roept ze. ‘Tom, ben je zover?’

‘Bijna,’ zegt hij.

Hij bekijkt zichzelf in haar make-upspiegel. Hij trekt zijn wenkbrauwen omhoog, ontbloot zijn tanden, glimlacht. En dan glimlacht hij nog eens, nog breder, zodat je zijn tandvlees ziet. Hij kantelt zijn hoofd van links en naar rechts, kijkt waar de schaduwen vallen. Hij doet het licht aan en draait de spiegel in de vergrootstand. Er komt een dunne zilveren naald in beeld; een close-up van huid, de glanzende punt van de naald omgeven door een halo van licht. Zijn ogen knipperen. De naald gaat erin; hij houdt de spuit met vaste hand vast. Hij injecteert een beetje hier, een beetje daar; een kwestie van bijwerken, een rimpelvuller. Later, als iemand zegt: ‘Wat zie je er goed uit,’ zal hij glimlachen en zijn gezicht zal zachtjes plooien, maar er zullen geen rimpels verschijnen.”

Wat gebeurt hier? Tom zit op het strand en laat zijn blikken gaan over al het blote vlees dat voor hem langs bobbelt. Hij kijkt ernaar met kennersoog. Hij is namelijk zelf cosmetisch reparateur: “Ze komen mijn spreekkamer binnen met een lijst van alles wat ze gedaan willen hebben – alsof ik een garage heb en krasjes en deuken wegwerk.” En intussen neemt hij zelf met het grootste gemak een paar handenvol uit zijn eigen Botox-snoepwinkel. Niet erg voor de hand liggend.

Tweede punt: conversaties. Die ontsporen in bijna elk verhaal en gaan over de top. Zoals Gerard Reve ooit opmerkte: ‘Er komt weer geen normaal mens in voor’, en zo is het. Het is duidelijk dat de schrijfster wil laten zien dat de hippe, moderne mensen in de verhalen doorgeslagen en/of –gesnoven zijn, maar dat werkt niet als álle mensen in wartaal tegen elkaar aanpraten. Sterker: dat gaat vervelen.

Nog een punt is de hyperbool. Dat is de stijlfiguur van de overdrijving, die heel nuttig kan zijn om een verhaal naar grotere hoogte te tillen. Overdrijving voegt humor toe, het brengt lucht in het verhaal, laat de lezer glimlachen. Maar overdreven overdrijving bereikt het tegendeel, en helaas teistert deze eigenschap een aantal van de verhalen.

Is er dan niks positiefs te melden? Jawel, het titelverhaal ‘Dagen van inkeer’ is een wondertje van vertelkunst. Daarin zijn bovengenoemde storende zaken weldadig afwezig en zijn de hoofdpersonen weliswaar gemankeerd, maar niet zodanig dat ze onbegrijpelijke manoeuvres uitvoeren zonder dat de lezer daarin mee kan gaan. Het gaat over een ontmoeting tussen een ‘Oorlogscorrespondent’ en een ‘Taboedoorbrekende Romanschrijver’. Die twee ontmoeten elkaar op een topconferentie over Genocide(S).

Kort verhaal nog korter: de twee hebben elkaar al eerder ontmoet, ooit, en nu checken ze samen in bij hetzelfde hotel. Dat is vragen om problemen zou je denken, maar langzaam blijkt dat die twee dat juist wel willen. Ze dragen namelijk allebei de geestelijke littekens die het Jodendom op sommige van haar zonen en dochters nalaat. Ze brengen een aantal dagen samen door, maar het wordt steeds duidelijker dat ze nooit echt nader tot elkaar komen. Niet door praten, niet door seks, niet door hun gedeelde gruwelijke Holocaust-verleden. De Holocaust hebben ze natuurlijk niet aan den lijve meegemaakt, maar ze zijn ongewild en onontkoombaar wel allebei, zoals de man dat zo schrijnend uitdrukt: ‘Bewaarder van het verdriet.’

Met dit briljantje als middelpunt, en wat redelijke verhalen eromheen, is dit boek zeker nog de moeite van het lezen waard.

Sterren ***

ISBN: 9403122502

Uitgeverij: Bezige Bij

Ook verschenen op De Leesclub van Alle

 

Johan Harstad – Heterdaad

Een compacte Herman Brusselmans

Je zou ‘Heterdaad’, geschreven door de imaginaire Noorse schrijver Frode Brandeggen een antiboek kunnen noemen. Zeker als je de parameters bekijkt: het is “geïnspireerd door de Franse Mouvement artistique du banalisme, een literaire beweging die het weglaten, het vermoorden van de spanning en het benadrukken van het onbetekenende hoog in het vaandel had staan.” Blijft er dan nog iets lezenswaardigs over?

In het geval van Frode Brandeggen toch wel. De vijftien boeken met detective Heterdaad in de hoofdrol kenmerken zich weliswaar door veel afwezigs – spanning, karakterontwikkeling, een scherpzinnige speurneus, ontknoping – we treffen het allemaal niet aan, maar in ruil krijgen we een verzameling verrukkelijk compacte boeken die sneller dan een nachtkaars uitgaan nog voordat ze zelfs begonnen zijn. Wat een tijdwinst. Wat een efficiëntie. En wat een tegendraadsheid.

Zou Brandeggen het bij deze verzameling Heterdaads hebben gelaten, dan kwamen we als critici niet verder dan een schouderophalend ‘mwah’. Aardig ideetje, geinig uitgewerkt, grappig om gelezen te hebben, snel door naar de echte wereldliteratuur. Maar Brandeggen deed meer. Hij voegde aan de Heterdaads een verzameling briljante “eindnoten” toe. Maar inplaats van verhelderende inzichten op te leveren zoals een gebruikelijk notenapparaat doet, scheppen deze verwijzingen verwarring. En bij boek 15 vervangt een voetnoot zelfs de gehele boektekst:

“Waarschijnlijk ontbreekt hier de rest van de tekst. Waarom Brandeggen ervoor koos om de laatste roman van de serie niet te voltooien – of dat misschien niet kon – weten we niet. Geen idee. Eén mogelijkheid, uiteraard, die niet zonder meer kan worden verworpen, is dat het helemaal niet de bedoeling was deze roman langer te maken maar juist, geheel in lijn met het concept, met zijn abrupte cliffhanger-einde op weergaloze wijze direct de uiteindelijke climax binnen te denderen waar de gevolgen van het ingrijpen van de autoriteiten en hun frustreren van Heterdaads carrière zich in al zijn drama manifesteert,

zonder zich eerst honderden bladzijden te verliezen in onnodige details…”

Johan Harstad moet veel lol gehad hebben bij het scheppen van de schrijver Frode Brandeggen en het in elkaar zetten van dit absurdistische verhaal. Hij schreef ‘Heterdaad’ bij wijze van ontspanning terwijl hij aan een ‘echte’ roman werkte die ‘Max, Mischa & het Tet-offensief’ zou gaan heten. Gaandeweg groeide het hobbyproject uit tot dit toch wel lezenswaardige geheel. Oké, het is eendimensionale, zeg maar gerust platte humor die al snel doorzichtig wordt. Desalniettemin bereikt Harstad een onverwachte diepgang in de geestige inleiding die sterk aan de stijl van Herman Brusselmans doet denken, maar dan compacter. De waanzinnig gecompliceerde chaos vergrotende eindnoten, maken het boek af. Een erg leuk tussendoortje.

Sterren ***

ISBN: 9057599361

Uitgeverij: Podium

Ook verschenen op De Leesclub van Alles