Karl May – Winnetou

Withuid in het land der roodhuiden – een essay

De gloednieuwe vertaling van Karl Mays ‘Winnetou’ geeft zo nauwkeurig mogelijk de oorspronkelijke tekst weer, in eigentijds Nederlands. Hoeveel verschilt die tekst eigenlijk van de talloze eerdere vertalingen? Dat zoeken we uit.

De oudste Nederlandse vertaling van ‘Winnetou’ die ik in mijn omgeving kon vinden is een los in de band liggend, vergeeld boek getiteld: Karl May’s reisavonturen – Winnetou’. Een jaartal heeft het niet. Een indicatie is de spelling, die nog rept van ‘eenige’ en ‘menschen’, schrijfwijzen die in 1916 door minister van onderwijs Marchant werden gemoderniseerd. Wel staat voorin: “Bewerkt naar het 220ste duizendtal der Duitsche uitgave”. Ja, Karl May’s boeken waren immens populair.

Dat zijn ze heel lang gebleven. In de loop der jaren stortten zich tientallen (Nederlandse) uitgevers op die goedverkopende avonturenboeken. De charme ervan was een combinatie van levendige beschrijvingen van (bij Old Shatterhand) het Wilde Westen, grenzeloze avonturen en een onverschrokken held, die bovendien edelmoedig was. Hij leefde tussen de rauwe bonken van pioniers die spoorwegen aanlegden door Amerika, daarbij de Indianen hardhandig uit de weg ruimend. Dat was de basis en de zeer levendige fantasie van May breide daar allerlei verhalen omheen.

Waarom een nieuwe vertaling nodig is na al die jaren, verduidelijkt Ger Tielen, voorzitter van de Karl May vereniging. “…de tientallen vertalingen uit de periode 1930-1960 verschillen telkens weer op een andere manier van de originele Duitse tekst, afhankelijk van de tijd en de geldende canon. In die periode verschoof Winnetou in de perceptie steeds meer van een boek voor volwassenen naar een boek voor de jeugd. Vertalingen bogen met de geldende opvattingen mee, natuurbeschrijvingen werden bekort, Sam Hawkens werd vermakelijk of juist heel serieus neergezet, christelijke aspecten werden eerst weggelaten, dan weer toegevoegd, en de bijzondere vriendschap of zielsverwantschap tussen Winnetou en Old Shatterhand, die lange tijd naar de achtergrond was gedrukt, werd pas in de jaren zestig weer in ere hersteld.”

De avonturen in het verre Amerika waren voor de lezende jeugd erg aantrekkelijk, ook voor deze toen jeugdige lezer. Die begon pas jaren later, bij herlezing, een lichte irritatie bij Old Shatterhand te voelen. Wat was die man irritant braaf, met een brandschoon geweten, die wel heel erg zeker wist dat hij de wijsheid in pacht had. Erger nog, hij legde die wijsheid op aan alle schurken en bedriegers met zijn vuistslag en berendoder. Een held die naarmate de jaren vorderden, zijn glans langzaam zag overgaan in edelkitsch. Ook daarom was het interessant in deze nieuwe vertaling te duiken.

Grondig veldwerk kan daarbij niet ontbreken. De al genoemde Nederlandse uitgave van ‘Karl May’s Reisavonturen’ (het Hollandsch Uitgeversfonds Amsterdam) van vóór 1916 was de oudste. Daarnaast vond ik in de kringloop een ‘Winnetou, het opperhoofd der Apachen’ (uitgever H.J.W. Becht, Amsterdam, 70er jaren vorige eeuw), evenals ‘Karl May, Winnetou ontmoet Old Shatterhand” (uitgeverij Rebo), 90er jaren vorige eeuw. De nieuwe vertaling lezend, met een schuin oog op de oudere vertalingen, bracht de verschillen aan het licht.

Gemakshalve heb ik de vier edities genummerd. De nieuwe vertaling (1) begint met een inleiding. Die staat in geen van de andere boeken. May vertelt kort hoe de invasie van de blanke man in Amerika de ondergang van de indiaan betekende. Het is informatie die in een encyclopedie had kunnen staan, en gaf lucht aan zijn waarschijnlijk gemeende verontwaardiging: “Hoeveel bloed daarbij vloeide en welke wreedheden er zijn begaan, weet iedereen die het verhaal van de ‘beroemde’ conquistadores heeft gelezen. Hun voorbeeld vond navolging. De withuiden kwamen met mooie woorden op de lippen, maar ook met een scherp geslepen mes in de gordel en een geladen geweer in de hand… De roodhuiden moesten wijken, stap voor stap, steeds verder… Als de roodhuiden opkwamen voor hun rechten, werd dat beantwoord met kruit en kogels en legden ze het opnieuw af tegen de superieure wapens van de withuiden…”

Dan komen we in de nieuwe vertaling (1) bij de titel van “hoofdstuk 1 – Een greenhorn”.

Bij de oudste vertaling (2) is dat: “EERSTE HOOFDSTUK – Het “Groentje”.”

Bij de 70-er jaren vertaling (3) is dat exact hetzelfde als het origineel.

Bij (4) uit de 90er jaren: “EEN KERSVERSE GREENHORN.”

Dit eerste hoofdstuk beschrijft het vertrek van de hoofdpersoon uit de oude en aankomst in de nieuwe wereld. Hij arriveert ‘in een Duits gezin’ bij Mr. Henry, waar hij zal gaan werken bij de aanleg van een spoorlijn. Hij maakt de eerste dagen meteen indruk door fabelachtig goed te kunnen schieten en een half wild paard te bedwingen, en neemt geroerd afscheid van dat gezin.

De beginalinea’s van dat eerste hoofdstuk:

(1)”Beste lezer, weet u wat het woord greenhorn inhoudt? Het is een uiterst irritante en minachtende benaming voor de persoon in kwestie. Green betekent groen en met horn wordt een voelhoorn bedoeld. Een greenhorn is dus een groentje, iemand die in een bepaalde omgeving nieuw en onervaren is en voorzichtig zijn voelhoorns moet uitsteken om niet het risico te lopen dat hij wordt uitgelachen.”

(2)“Indien men de zaak wel beschouwt, is het leven eigenlijk de eenige hoogeschool, waarin de leerlingen, d.w.z. de menschen, dagelijks op de proef worden gesteld. Deze wijsheid, zoo oud als de wereld zelf, was mij echter nog niet bekend, toen ik er op zekeren dag op uittrok, om mijn geluk te gaan beproeven in de Nieuwe Wereld. Een onbedwingbare lust tot avonturen, had mij ertoe gebracht naar de Vereenigde Staten te trekken, waar destijds voor jonge en ondernemende menschen een betere toekomst mogelijk was dan in het oude Europa.”

(3) Weten jullie wat een greenhorn is? Dat is iemand, die zonder voldoende ervaring aan iets moeilijks begint, vaak fouten maakt en daarom door anderen, die het beter kunnen, moet worden geholpen. Dat wil zeggen, àls ze hem helpen. Als ze niet zo onvriendelijk zijn, hem uit te lachen en aan zijn lot over te laten.”

(4) “Ik had van jongsaf ervan gedroomd ooit naar Amerika te gaan en om mijn droom te verwezenlijken spaarde ik iedere cent, die ik kon missen en intussen las ik alles wat ik over de Nieuwe Wereld te pakken kon krijgen. Doordat veel lektuur zich bezig hield met de toestanden in het zogenaamde Wilde Westen, waar kennelijk nogal wat werd afgevochten, probeerde ik mij op het leven daar voor te bereiden. Daartoe beoefende ik allerlei sporten, bekwaamde ik mij in schieten en verder in al die dingen, welke mij naar mijn mening daar te pas moesten komen.”

We zien behoorlijke verschillen in tekstlengte. Het ‘aankomen in Amerika’ neemt in (1) anderhalve bladzijde in beslag. Bij (2) is dat 6 regels. Bij (3) ook anderhalve bladzijde, en bij (4) 12 regels. Daarnaast zie we andere taal, formulering, spelling. Maar overeind blijft de essentie, en meteen het avontuurlijke haakje: de hoofdpersoon stapt unverfroren op de boot naar een onbekend continent, De Nieuwe Wereld. De lezer is gepakt: wat staat er te gebeuren?

Heldendaden en meer avonturen in een spannend verhaal – als we onze vier boeken erop naslaan, volgen alle boeken de lijn van het oorspronkelijke verhaal goed. Hier en daar is de tekst in de vertalingen wat uitgedund, met name als Old Shatterhand zijn uitgebreide bespiegelingen over karakters van helden en lafaards uiteenzet.

Of zoals in hoofdstuk 5, als hij aankomt bij de pueblo waar hij de dochter van het opperhoofd, de beeldschone Nscho-Tschi, gaat ontmoeten. In (1) merkt Old Shatterhand op dat de pueblo toch wel een kolossaal, imposant bouwwerk was. Volgt een lange alinea waarin hij stelt dat als de oorspronkelijke Amerikaanse bevolking dit gemaakt heeft, die indianen onmogelijk op de laagste trap van de beschaving kunnen hebben gestaan. Alleen (4) neemt die tekst onverkort over, de andere boeken laten hem weg.

Dat weglaten zien we vaker. Lange, emotionele uitingen worden vaak geskipt ten gunste van de avontuurlijke episoden. Logisch, want men mikte op een publiek dat op zoek was naar avontuur, maar door dit soort ingrepen wordt de diepere dimensie die May erin stopt, behoorlijk afgezwakt. Wat hij regelmatig doet, is het christendom door Old Shatterhand en Winnetou gelijkwaardig laten bediscussiëren, bijvoorbeeld wanneer die twee bloedbroeders zijn geworden. Dat blijft dan weer wel in drie van de vier versies intact.

Winnetou zegt:

(1)”’En je beschouwt ons als heidenen?’

‘Nee, jullie geloven in de Grote Goede Geest en aanbidden geen afgoden.’

‘Mag ik je dan iets vragen?’

‘Natuurlijk. Ga je gang.’

‘Praat met mij niet over het geloof. Probeer me niet te bekeren! Ik ben zeer op je gesteld en wil niet dat onze band wordt verbroken. Het is zoals Klekih-petra zei. Jouw geloof is misschien het juiste, maar wij rode mannen kunnen het nog niet begrijpen. Als de christenen ons niet verdreven en uitroeiden, zouden we hen goede mensen vinden en ook hun leer als een goede beschouwen. Dan zouden we ook wel tijd en gelegenheid vinden om te leren wat we moeten weten om jullie heilige boek en jullie priesters te begrijpen. Maar iemand die langzaam maar zeker dood wordt gedrukt, kan niet geloven dat de godsdienst van degene die hem doodt op liefde berust.’”

(2) Dit fragment wordt in zijn geheel overgeslagen.

(3) “’… Rekent gij ons tot de heidenen?’´

‘Nee, want gij gelooft aan een Grote Goede Geest.’

‘Dan heb ik u een verzoek te doen. Spreek nooit meer met mij over het geloof. Als gij mij zou trachten te bekeren zou dat onze vriendschapsband verbreken. Klekih-petra zei dat het Christelijk geloof het ware is, maar wij indianen kunnen dat niet begrijpen. Hoe kunnen we geloven dat uw godsdienst de godsdienst der liefde is als de christenen ons verdringen en uitmoorden? Als de indiaan niet meer vervolgd wordt zal hij misschien tijd vinden uw heilige boek en uw priesters te leren begrijpen.’”

(4) “-En beschouwt u ons als heidenen?

-Neen, want u gelooft aan de Grote Manitou en bidt niet voor afgoden. Ik ga ervan uit dat uw Manitou en onze God een en dezelfde zijn.

-Mag ik u iets verzoeken?

-Natuurlijk, daarvoor hoeft u geen toestemming te vragen.

-Spreek met mij nooit meer over geloof! Probeer mij niet te bekeren! Uw vriendschap betekent heel, heel veel voor mij en ik zou die niet graag vernield zien. Het is zoals Kleki-Petra zei: uw geloof mag het ware zijn, maar wij roodhuiden zullen het nimmer begrijpen. Wij zouden de Christenen als goede mensen kunnen beschouwen, wanneer zij ons niet voortdurend opjoegen en uitroeiden. Wij zouden dan wellicht ook tijd en gelegenheid vinden om te leren wat nodig is, om uw heilig boek en uw priesters te begrijpen. Maar een volk, dat langzaam maar zeker uitgeroeid wordt, kan niet aanvaarden dat het geloof van degenen die hen naar het leven staan, de godsdienst der Liefde is.’´

Als de kritiek op Karl May zou zijn dat hij een neokoloniaal was, of racistische denkbeelden in zijn boeken stopte, helpen deze fragmenten om het verhaal in het juiste tijdperk te zetten. Wel schemert in de superioriteit en het altijd gelijk hebben van Old Shatterhand iets door dat met een heleboel kwade wil gezien kan worden als übermensch-gedrag. Maar andere delen van de tekst brengen dat gedrag makkelijk weer in evenwicht. Bovendien: de man is een held! En helden doen heroïsche daden, zonder omkijken.

De vertalers tenslotte hebben keihard hun best gedaan de oorspronkelijke tekst te laten shinen in deze nieuwe uitgave. We lezen een van oud stof ontdaan verhaal dat weliswaar gedateerd, maar nog altijd prima verteerbaar is. Het vertalen was nog een hele klus, lezen we in hun nawoord:

“De twijfels die we koesterden hadden te maken met de toegenomen maatschappelijke bewustwording inzake kolonialisme en racisme en het besef dat taal de onderdrukking en vernedering van bepaalde bevolkingsgroepen niet alleen weergeeft, maar ook creëert en in stand houdt, en dat omgekeerd het verzet tegen dergelijke misstanden tot taalverandering kan leiden… Globaal gezien zijn er twee standpunten waartussen je kunt kiezen: ofwel je houdt je aan de terminologie die gangbaar was in de tijd waarin het te vertalen boek is geschreven, of je gebruikt de termen die onderdrukte groepen in onze tijd zelf hanteren en respectvol vinden.”

Voor welke aanpak kozen de vertalers? Lees het boek. Het zal je verrijken.

Sterren: ****

ISBN: 9789086842100

Uitgeverij: IJzer

Ook verschenen op De Leesclub van Alles en Hebban

 

Frank Peters – Het juiste doen als niemand kijkt

Dat zouden meer mensen moeten doen

Interessant, een boek dat zichzelf door de titel overbodig maakt. Want is: ‘Het juiste doen’ niet gewoon luisteren naar je gut feeling? Met het gemiddelde gevoel voor goed en kwaad dat we allen meekrijgen, zou je dit boek links moeten kunnen laten liggen. Juist mensen in leidinggevende posities.  

Nope, fout gedacht. Zo’n innerlijke okay-radar is niet iedere executive gegeven, laat de praktijk maar al te vaak zien, dus is het goed dat dit boek er nu is. Reputatie-expert Frank Peters schreef het en gaat diep in op welke verantwoordelijkheden leiderschap met zich mee zou moeten brengen. Daarbij krijgt hij hulp van tien vooraanstaande Nederlandse filosofen, wetenschappers en denkers op het gebied van ethiek. Zoals de flaptekst zegt: “Doorloop het persoonlijk stappenplan voor de ontwikkeling van integer leiderschap en zorg dat je altijd het juiste doet, ook als niemand kijkt.”

Het eerste hoofdstuk ‘De weg van de meeste weerstand’ gaat over reputatie. Die is kostbaar, zeker in bestuurlijke kringen. Het is belangrijk die reputatie goed te houden omdat je als leidinggevende daar in deze tijd waarin iedereen met elkaar verbonden is, op wordt afgerekend. Meningsvorming via sociale netwerken kan een reputatie maken of breken: “De reputatie komt te voet en gaat per twitter.”

Een sappig voorbeeld wordt ook meteen gegeven in ‘Het Bathseba Syndroom’. Wetenschappers Dean Ludwig en Clinton Longenecker (1993) muntten die naam in hun onderzoek naar ethische schendingen door managers in hoge posities. Het voorbeeld komt uit de bijbel: de machtige koning David ziet op een avond Bathseba baden, die ‘zeer schoon van aanzien is’. Op zijn bevel halen zijn knechten haar en ze raakt zwanger, wat David glashard probeert te ontkennen. Komt dat bekend voor?

“Het verhaal van David en Bathseba is illustratief voor de wijze waarop leiders ten val komen of schade oplopen, zoals de Amerikaanse ex-president Bill Clinton gebeurde in de affaire met Monica Lewinsky.”

Ethiek is meer dan een trucje, zo blijkt in de rest van het boek. Hoogleraar bedrijfsethiek Muel Kapitein legt uit hoe belangrijk de integriteit is van de mensen aan de top van een organisatie. Slecht voorbeeld doet slecht volgen, lijkt de toch wel voor de hand liggende conclusie. Of zoals theoloog/filosoof Bonaventura het wat minder subtiel zegt: ‘hoe hoger een aap op de ladder zit, hoe meer je van zijn kont kunt zien.’ Nog eentje: ‘de vis begint te stinken bij de kop.’

Duidelijk, maar wat doen we aan de kont van die aap en die stinkende vis? Daarop zijn verschillende antwoorden te vinden, één van de fundamenteelste dat van Dr. Leonie Heres, universitair docent aan de Universiteit van Utrecht. Zij stelt dat bestuurders en organisatie nooit zonder waarden (waardenloos) handelen. Onder iedere keuze die ze maken liggen namelijk normen en waarden. Haar inzicht: ‘Maak integriteitsschendingen zichtbaar en ga het gesprek erover aan met de omgeving.’

Kijken we naar de praktijk, dan kan het bedrijfsleven (en vergeet de politiek niet) wel een ethisch reveil gebruiken. Lukt dat niet, dan is deze handleiding een doorbladerbaar hulpmiddel om het juiste te doen: een must have voor elke persoon in een hogere positie. Al was het maar om het gezonde verstand, mocht dat per ongeluk uit het zicht verdwijnen, weer te activeren.

Sterren: ***

ISBN: 9789024438327

Uitgeverij: Management Impact

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Carry Slee – De toegift

Een eigen leven: er gloort hoop

Na Moederkruid en Dochter van Eva gaat dit derde deel over het meisje waar we Slee in herkennen niet meer over haar jeugd. Ze is een volwassen vrouw, heeft een relatie met Arnoud en gaat samenwonen. Een winkelpand van haar vader is daar geschikt voor, al vraagt vader daar wel huur voor. En houdt hij een sleutel. Maar goed, het leven lacht de hoofdpersoon toe, eindelijk rust en een normale relatie.

Hoewel? De hoofdpersoon wil dat heel erg graag maar de realiteit is weerbarstiger: Arnoud is lief maar ook een beetje, zeg maar, zonderling. Hij leest zo veel dat hij zich van de rest van de wereld afsluit, en heeft sterke meningen die zich niet altijd laten verenigen met de gedachten van zijn vrouw. Geeft niet, komt in de beste gezinnen voor.

Een lastig momentje is altijd als Arnouds ouders langskomen. Zijn moeder heeft een vast ritueel: zij maakt het vlees (en de rest van de maaltijd) voor haar zoon klaar. En vader sjouwt een kratje Heineken naar binnen, waar Arnoud fors van moet drinken. Pa werkt immers bij die brouwerij, dus dat bier is gratis.

Afgezien van deze kleine aardbevinkjes begint het leven draaglijk te worden, en als vriendin Esmée in zicht komt, dreigt zelfs wat geluk op te bloeien. Met Esmée begint de hoofdpersoon een passionele relatie. Niet zonder dat Arnoud trouwens daarvan zijn deel opeist, zodat ze in een driehoeksverhouding verder gaan.

In hetzelfde misleidend kabbelende tempo van de eerder twee delen, ontvouwt Slee het verhaal. Iets minder tenenkrommend dan die eerste delen, enerzijds doordat haar leven toch iets vrolijker lijkt te worden. En anderzijds omdat het Stockholm-syndroom bij de lezer optreedt: je went aan de constante emotionele chantage/botheid van de personages. Ongeveer op de helft krijgt het leven een zonniger kantje: de hoofdpersoon gaat iets doen met haar schrijftalent.

Ze heeft een aantal verhalen naar een uitgever gestuurd en wacht nagelbijtend af.

“Er waren twee weken voorbij en nog steeds had ik niks van de uitgever gehoord.

Zat ik nog wel in haar hoofd? Of lag ik op het bureau bij haar secretaresse en kreeg ik straks een standaardbriefje dat ik niet in haar fonds paste…

De angst voor een afwijzing werd elke dag groter.

Voor negenen was ik nog veilig, maar daarna kon de telefoon gaan. Om half elf liep de spanning hoog op. Dan kwam de postbode. Ik werd bijna misselijk als ik de post op de deurmat hoorde vallen, terwijl ik er toch de hele ochtend op had gewacht…..

Ineens kon ik de onzekerheid niet meer verdragen. Ik moest haar spreken…

De telefoniste moest het aan mijn stem gehoord hebben. Nog geen seconde later kreeg ik Ida de Graaf aan de lijn. Ik vroeg of er al iets bekend was over mijn verhalen.

‘Ja zeker,’ zei ze. ‘Ik was van plan je te bellen. Jij bent me voor.’

Je wilt me niet, dacht ik. Zeg maar dat je me niet wilt. Ik was klaar om de klap op te vangen.

Het bleef even stil en toen zei ze het: ‘We gaan ermee door.’”

En de rest is geschiedenis, zoals we weten. Geen totaal rooskleurige geschiedenis natuurlijk, want ondanks haar als een bom inslaande schrijfsucces blijft haar privéleven wat moeite houden met menselijk contact. Ze is beschadigd en dat wreekt zich, maar ze is ook sterk genoeg om dat te erkennen en daar actie op te ondernemen.

Slee beschrijft het allemaal in die nuchtere stijl alsof ze er zelf niet bij is geweest. En misschien is dat ook zo – misschien moet je afstand nemen van dit soort situaties om te overleven. Haar schrijverschap heeft haar daarbij zeker geholpen. Bovendien levert het ons, lezers, behalve deze autobio’s een niet aflatende stroom van fijne jeugdboeken op. Zoals haar 2021-boek Fake!.

Sterren: ***

ISBN: 9789049999933

Uitgeverij: Pimento

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Carry Slee – Dochter van Eva

Is er nog vreugd na een gefnuikte jeugd?

Na het succes van Moederkruid pakt Carry Slee door met een tweede deel. ‘Dochter van Eva’ is een vervolg op het leven van de in een betreurenswaardige positie verkerende kinderen in een dysfunctionele familie, die we in deel 1 leerden kennen. De aan wanen lijdende moeder speelt nog steeds de hoofdrol.

Ook de situatie in het huis van ‘Moederkruid’ is nog precies hetzelfde. Of nee, het is erger geworden. De het hele huishouden geestelijk mishandelende moeder zorgt er nog steeds voor dat de kinderen (niet de vader, die lapt alles aan zijn zorgeloze laars) elke dag een vers schuldgevoel krijgen. Waarom? Omdat mama zich niet lekker voelt, of een invasie van marsmannetjes vreest, of eigenlijk de algehele buitenwereld als directe bedreiging ervaart.

De directe stijl zorgt ervoor dat wij lezers de grillen van die moeder onuitwisbaar ingeprent krijgen. Er staat geen woord teveel, heel subtiel wordt duidelijk hoe zwaar het schuldgevoel is dat de moeder de kinderen oplegt, een deken van zwaarmoedigheid die als dikke modderige smurrie van de bladzijden afdruipt.

De dochter van Eva voert, net als in deel 1, een dagelijks gevecht om zichzelf staande te houden. Ze is ouder, een puber al, maar haar moeder leunt zo zwaar op haar dat het vrijwel onmogelijk is om zelfs maar een stukje ruimte voor zichzelf te creëren, laat staan de mogelijkheid te benutten om te leren, te ontwikkelen, te ontsnappen aan dit zuigende zwarte gat.

Wat ook niet helpt is de losbollige vader, die hosselend zaakjes opzet en weer failliet laat gaan, oog heeft voor iedere mooie vrouw, maar voor zijn eigen gezin minimale aandacht heeft. De school, de buurt, de familie accepteert dit buitenissige gezin niet. Zelfs potentiële vrienden maken na één bezoekje beleefde excuses om niet meer te hoeven komen.

Onze heldin is op zichzelf aangewezen. Maar ze vecht terug. Onbewust in eerste instantie en onderhuids, maar allengs meer openlijk, zeker als ze een vriend krijgt: Arnoud.

Samen gaan ze steeds meer uithuizig, want studerend. In die nieuwe vrijheid ontdekt ze dat ze studeren leuk vindt, schrijven eveneens, en niet te vergeten seksualiteit, wat inventieve zelfbevredigingsscènes oplevert. Ze maakt zich zachtjes los van haar verstikkende milieu, op zoek naar een nieuwe moeder.

Tegen het eind van het boek gaat ze nog een keer thuis langs:

“Mama was boos toen ik langskwam, omdat ik lange tijd niks van me had laten horen.

Papa zat achter de krant en zei niks.

Ik vertelde dat het kwam omdat ik voor mijn eindexamen was gezakt.

‘Ik had niet anders verwacht,’ zei papa.

‘Je zult je hele leven wel overal voor zakken,’ zei mama, ‘net als je vader. Dat hoeft toch niet te betekenen dat we je nooit meer te zien krijgen? Het lijkt wel of je geen ouders hebt. En het ergste is nog dat ik van jou afhankelijk ben. Je dacht toch niet dat ik naar jou toe kan komen? Als ik al die trappen op moet kan ik mijn benen wel meteen inzwachtelen.’”

Dan is het samenzijn met haar nieuwe vriend Arnoud hoopvoller. Hij leest haar lievelingsgedicht voor van Baudelaire. Dat klinkt goed genoeg om een relatie aan te gaan. Toch? Wordt vervolgd in De toegift. En als je na deze bio’s zin hebt, is er nog de bespreking van haar nieuwste kinderboek Fake!.  

Sterren: ****

ISBN: 9789044602098

Uitgeverij: Prometheus

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Carry Slee – Moederkruid

Als je moeder anders is

Carry Slee heeft geen introductie nodig. Met de miljoenen boeken die ze schreef, is ze misschien wel de meest bekende kinderboekenschrijfster in ons landje. Kasten vol prijzen won ze met haar boeken, een aantal daarvan zijn succesvol verfilmd en als je haar oeuvre bekijkt, heeft ze zo ongeveer alle leeftijden bediend waarbinnen kinderboeken vallen. Met een intimiderende productie is ze in kinderboekenland een begrip, zie ook haar nieuwste titel Fake!.  

Maar ze schreef ook drie ‘volwassen’ boeken, een uitzondering op haar specialisme kinderboeken. De eerste is ‘Moederkruid’, waarin Slee subtiel de problemen aankaart die kinderen met hun ontspoorde ouders kunnen hebben. En dat doet ze goed. ‘Het meisje en haar zusje’ zijn hier de kinderen die tevergeefs de eigenaardige gedachtesprongen van hun ouders proberen te duiden. En/of in de praktijk te brengen. Niet simpel, want dat gedrag spoort absoluut niet met wat ‘gewone’ ouders doen.

Papa is het flierefluiter-type. Hij is een vrije jongen, altijd goedgehumeurd, elke minuut op zoek naar manieren om geld te verdienen. Zijn beroep is kleermaker, maar al snel gaat hij failliet. Daardoor moet het gezin naar een andere buurt verhuizen, waar ze – volgens hun moeder – veel te goed voor zijn, zodat de kinderen zich met niemand mogen bemoeien. Het gevolg is desastreus: het gezin en dus ook de kinderen worden door de buurt genegeerd, soms zelfs uitgekotst, wat een voor de hand liggend effect heeft: ze worden buitenstaanders.

De figuur in het boek die de meeste bevreemding oproept is de moeder. Zij reageert wel heel sterk – en raar – op normale situaties. Neem de verhuizing: ze komen in een nieuwe buurt te wonen:

“’Daar ben ik mooi klaar mee,’ zei mama. ‘Deze hele buurt is één grote bacteriehaard.’ Ze ging de strijd aan. Hygiëne, daar ging het om…Mama had nog meer bedacht: handen wassen. Als we nog op de deurmat stonden, draaide ze de kraan al open…

Ik ging bij Olga spelen, een meisje van de overkant.

‘Denk erom, waarschuwde mama, ‘je gaat daar niet op de wc-bril zitten. Als er iets gevaarlijk is, dan is het de wc-bril wel. Het wemelt er van de bacteriën.. Je kunt er de ergste ziektes van krijgen, en daar is geen enkel medicijn tegen bestand…’

‘Maar Olga dan en de andere kinderen in de straat?’ vroeg ik. ‘Waarom worden die dan niet ziek?’

‘Die kinderen liggen al vanaf hun geboorte in het vuil,’ zei mama…’

Als de meisjes terugkomen, heeft de oudste per ongeluk toch op de wc-bril plaatsgenomen.

Ik bleef staan. ‘Ik heb buikpijn.’

‘Je hebt daar toch niks gegeten?’ vroeg mama geschrokken.

Ik schudde mijn hoofd.

‘Wat heb je dan? Zeg op, wat is er gebeurd?’ Mama schudde aan mijn arm.

‘Ik ben op de wc-bril gaan zitten.’

‘Jezus Christus nog aan toe!’ Mama liep met haar handen in haar haren door de gang heen en weer. ‘En ik heb je nog zo gewaarschuwd. Denk erom dat je hier niet naar de wc gaat, ik moet eerst iets kopen om de boel te ontsmetten, anders krijgen wij het ook. Je weet hoe bevattelijk ik ben, als ik ziek word is het jouw schuld.’”

Dit ietwat lange (sorry!) citaat geeft exact de verhoudingen aan tussen de onwetende kinderen en de gestoorde, emotioneel chanterende moeder. Slee laat haast achteloos zien hoe vertwijfeld de meisjes zich staande proberen te houden in de krankzinnige wereld van mama. En hoe ze onvermijdelijk toch een tik van de mallemolen mee krijgen.

Slee levert zoals altijd een mooi maar in dit geval ijzigwekkend verhaal. Als dat ook nog – na speurwerk achteraf – autobiografisch blijkt te zijn, stijgt de waardering voor haar als schrijfster. Ze zet een realistisch verhaal neer dat kippenvelopwekkend genoeg waar gebeurd is. Wat een jeugd – die wordt vervolgd in Dochter van Eva en De toegift.

Sterren: ****

ISBN: 9789044600087

Uitgeverij: Prometheus

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Carry Slee – Fake!

Spannende relationele puberthriller

Carry Slee heeft geen introductie nodig. Met de ziljoenen boeken die ze schreef, is ze misschien wel de meest bekende kinderboekenschrijfster in ons landje. Met een intimiderende productie is ze in kinderboekenland een begrip.

Dit is haar nieuwste jeugdboek: Fake! Maar ze maakte in het verleden ook een uitstapje naar ‘volwassen’ boeken met de trilogie Moederkruid, Dochter van Eva en De toegift, die we in deze special ook bespreken.

‘Fake!’ is behalve een prachtig tijdsgewrichtaanduidend woord, ook een hippe titel. Die de lading dekt ook nog, maar daar komen we zo. We slaan ‘Fake’ open. En noteren meteen een tip voor de beginnende lezer: maak een stamboom.

Je weet wel, een getekend schema met allemaal namen die met elkaar in verband staan. Dat is handig want vanaf het begin schieten de namen van verschillende figuranten in het boek over de bladzijden. Het zijn er veel en het duurt even voor je weet op welke plek ze horen en wie met wie een relatie heeft, of een haatverhouding. Die informatie is nodig om het verhaal zonder al te veel terugbladeren te kunnen volgen.

Zoals we gewend zijn, trekt Carry de lezer vanaf de eerste zin het boek in. Twee jongeren, Levi en Mila, gaan naar de schouwburg voor een optreden van vriendin Olivia en haar tegenspeler Emiel. Ze willen liever niet dat Max ook komt, want Olivia wil geen verkering met hem. Ook Ruben met zijn camera komt aanlopen. Dat zijn in dit eerste hoofdstuk al zes namen.

Vlot springt de vertelling van het ene naar het andere personage en belicht hun relatie. Meisjes kijken naar jongens, jongens op hun beurt doen hun best de aandacht van de meisjes te krijgen. De lucht is gevuld met hormonen. Puberbreinen maken overuren om alle opspelende emoties te verwerken en de relaties komen al snel onder spanning te staan.

In haar altijd soepele stijl weeft Slee de emotionele achtbanen van de jongeren door het goedlopende verhaal. De dialogen doen natuurlijk aan, de figuranten zijn levensecht. Ook moeilijke situaties worden niet vermeden, zoals de aan drank verslaafde moeder van Max. Het verdriet dat Max om haar drankzucht heeft, is niet overdreven maar prima invoelbaar neergezet:

“’Mam, laat die drank nou staan,’ zegt hij als hij binnenkomt. ‘Je was zo goed begonnen. Ik was juist zo trots op je.’

‘Laat mij maar, Max, mijn leven is kapot.’ Ze praat weer met een dubbele tong. Hij kijkt naar de al bijna lege fles wijn.

‘Je moet wat voor me doen,’ zegt ze. ‘Ik heb geen wijn meer.’

‘Je hebt genoeg gedronken,’ zegt Max.

‘Er staat nog wijn in de kelder. Dat heeft je vader daar opgeborgen. Wil jij een paar flessen omhoog sjouwen?’

‘Mam, ik vind het al heel erg dat je drinkt. Je gaat kapot aan die fucking drank. Ik hou van je. Je kunt toch niet van mij verwachten dat ik die klotewijn voor je haal?’”

Het bereiken van een geloofwaardig plot is wat wankeler: er zijn een paar minder geloofwaardige twists in het proces daarnaartoe, maar daar zeuren we niet over. Het vervlechten van actuele gebeurtenissen (fake news, polarisatie, zinloos geweld) met de toch emotionele wereld van pubers is dan weer wel uitstekend gelukt. Met één zin wordt de invloed van haatmail gekarakteriseerd: “Ze maken Levi echt kapot met woorden.” Als lezer wil je zo snel mogelijk doorlezen tot de ontknoping.

Vergeleken met de drie autobiografische boeken van Slee is dit een totaal ander boek. Die autobio’s zijn somber, neerdrukkend door de gevaarlijke en onbegrijpelijke wereld waar de jonge hoofdpersoon zich in moest zien te handhaven. Zowel vader als moeder was onbetrouwbaar. Het is goed hier te kunnen constateren dat haar schrijfvaardigheid daardoor niet fataal is beïnvloed. Anno 2021 voelt ze de doelgroep waarvoor ze schrijft, nog altijd feilloos aan. Kudo’s voor deze grande dame van de lekker leesbare jeugdboeken.

Sterren: ****

ISBN: 9789048860838

Uitgeverij: Overamstel 

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Isabel Allende – Wat wij willen

Feminisme après la lettre

Wie (een paar) boeken van Isabel Allende heeft gelezen, weet dat de daarin geportretteerde vrouwen het feminisme hoog in het vaandel hebben staan. In dit boek laat ze zien hoe dat komt. En waarom ze zich inzet voor vrouwenrechten, en strijdt tegen achterstelling en discriminatie. Inderdaad: dit is dus geen ‘normale’ Allende die een mooi of intrigerend verhaal vertelt – dit is de hoogst persoonlijke geschiedenis van een succesvol schrijfster – feminisme niet avant, maar après la lettre.

De titel van het boek kan letterlijk opgevat worden: wat vrouwen willen. Voor een man meteen een interessante vraag die al eeuwen door zijn brein cirkelt, want wat wil een vrouw eigenlijk? Allende is daar duidelijk in. Op de eerste plaats met vette stip: niet overheerst worden door mannen:

“En wat houdt mijn feminisme in? Het gaat niet om wat we tussen onze benen hebben, maar om wat er tussen onze twee oren zit. Het is een filosofische houding en een rebellie tegen de autoriteit van de man. Het is een manier om de menselijke relaties te begrijpen en de wereld te beschouwen, om in te zetten op gerechtigheid, het is een strijd voor de emancipatie van vrouwen, gays, lesbiennes, transgenders – LGBTQ+-, van iedereen die door het systeem wordt onderdrukt, plus eenieder die zich erbij wil aansluiten. Welkom, zoals de jongeren van tegenwoordig zouden zeggen: hoe meer, hoe beter.”

Goed punt, strak verwoord ook. Die duidelijke, eerlijke stijl houdt Allende goed vast wanneer ze ons over haar leven vertelt. Te beginnen uiteraard bij haar jonge jaren (ze is geboren in 1942) die ze doorbracht bij haar moeder Panchita. Die werd, met twee kinderen in de luiers en een pasgeboren baby in haar armen, door haar man in de steek gelaten.

Panchita kon bij haar ouders in Chili onderdak krijgen, en daar bracht Isabel haar kindertijd deels door. Op die plek al werd het fundament gelegd voor haar vrouwvriendelijke denkrichting toen ze besefte dat haar moeder in het nadeel was ten opzichte van de mannen van de familie. Ze was immers tegen de wil van haar ouders getrouwd, mislukt, precies zoals ze haar hadden gewaarschuwd, en had haar huwelijk nietig laten verklaren, wat de enige uitweg was in dat land waar echtscheiding pas in 2004 werd gelegaliseerd.

Maar zoals we nu weten, had de kleine Isabel sluimerende talenten die in 1967 aangesproken werden toen ze als journalist ging werken. Dankzij Carmen, een beroemde literaire agent uit Barcelona, werd in 1982 haar eerste roman gepubliceerd. Het huis met de geesten is inmiddels een klassieker. En een gulle stroom boeken kwam daarachteraan.

Die schrijfdrift lijkt nu wat minder geworden; de bron droogt stilaan op. Ze boetseert een vermakelijk, dicht op haar eigen huid zittend beeld van levenswijsheden. Ze weet hoe dat moet: de taal is eigentijds, haar mening is uitgesproken en de toon is optimistisch. Maar het boek maakt de indruk bij elkaar gesprokkeld te zijn met informatie die weinig toevoegt aan wat de fans al weten. Voor die fans ligt dit werkje van de bekende weg af, maar voor wie wil lezen hoe een sterke vrouw laat zien wat voor haar belangrijk is, is het een leuke toegift.

Sterren: **

ISBN: 9789028451407

Uitgeverij: Wereldbibliotheek

Ook verschenen op De Leesclub van Alles