Roxane van Iperen – De genocidefax

Eigen volk eerst – maar welk volk?

Roxane van Iperen licht met dit essay een afschuwelijke periode uit de geschiedenis van Rwanda. Op 6 april 1994 botsen de twee grootste inheemse stammen, de Hutu’s en de Tutsi’s, zoals u zich misschien nog uit de krantenkoppen herinnert, op elkaar. Preciezer: de Hutu’s hakken in op de Tutsi’s. De Hutu’s hebben in het geheim een masterplan voorbereid waardoor ze bij verrassing het Tutsi-deel van de bevolking kunnen overvallen en een kopje kleiner maken, letterlijk en zonder genade.

Hoe kon dat in een land waar decennia lang bevolkingsgroepen in een min of meer vreedzame co-existentie leefden? Extreem gewelddadig was het: van de Tutsi-gemeenschap werden een kleine 200.000 mensen afgeslacht. Letterlijk armen en benen afgehakt met machetes, bijlen en andere scherpe voorwerpen. Daarnaast werden vuurwapens gebruikt, indien voorhanden, wat het bloedbad alleen maar groter maakte.

En onbegrijpelijker. Vooral over die ongerijmdheid essayeert van Iperen: waarom doen mensen mee met schadelijk groepsgedrag waardoor die ene of juist de andere bevolkingsgroep getermineerd moet worden? Ze trekt de parallellen van ‘de angst voor uitsluiting’ in een groep door naar het lot dat klokkenluiders die buiten die groep treden bijna altijd treft: verstoting en straf. Ook de toeslagenaffaire is niet vrij geweest van dit soort invloeden, die in de hand werkten dat de Belastingdienst te laat en de regering nog veel later ingreep.

Ondertussen in 1994 trekken in Rwanda de extremisten rücksichtlos dodend en verminkend door het land. Een grote rol is hier weggelegd voor de Hutu Power beweging, die al jaren alle Tutsi-burgers op een doodlopend zijspoor wil zetten. Maar waarom die haat na jaren succesvol samenleven met de andere groepen? Van Iperen laat zien hoe de Belgen hier niet de enige maar wel de eerste blaam treffen. Het is het al te vaak vertelde verhaal over uitbuiten, misleiden en leegroven van ontwikkelingslanden.

“Sinds België in 1916 Rwanda had veroverd en er in 1924 van de Volkerenbond het mandaat over had verkregen, was ‘het land van de duizend heuvelen’, zoals er zo lieflijk naar werd verwezen, vooral een betrouwbare melkkoe gebleken…

Tot dat moment leefde de Rwandezen in clans die bestonden uit drie sociale groepen, binnen een hiërarchie gebaseerd op land en eigendom. De meerderheid bestond uit (Ba)Hutu (90 %), vooral boeren die op akkers werkten, en (Ba)Tutsi (9 %), veelal veehouders met een hoger aanzien… en Twa (1%), een pygmeeënvolk.

Men woonde naast elkaar, had dezelfde taal en cultuur en trouwde onderling. Boven alles identificeerde de bevolking zich als Banyarwanda: de mensen van Rwanda.”

Maar – er is altijd een ‘maar’ die stront aan de knikker inluidt – met de komst van de Duitsers in 1989 en daarna de Belgen kwam het evolutionisme in zwang: verschillende volken bevinden zich op verschillende punten van beschaving, van wilden tot barbaren tot ontwikkelden. Belgische ambtenaren hadden tot taak de fysieke kenmerken van de burgers te meten: van de breedte van neusvleugels tot de vorm van het aangezicht.

Conclusie: de Tutsi’s leken evolutionair het meest op Europeanen. Een rassentheorie was geboren, een handig instrument trouwens waar slinkse hedendaagse politici opnieuw naar lonken. Voor Rwanda luidde het een fataal schisma in dat een Tutsi-elite creëerde die het overige deel van de bevolking aanstuurde, het land verdeelde, haat zaaide en in de vijftiger jaren al tot een geweldsexplosie leidde. Maar dan met heel veel vermoorde Hutu’s.

In 1959 vertrekken de Belgen en

“laten een land achter met geïnstitutionaliseerde, diep ingesleten en op individueel niveau vastgelegde etnische haat en groepsrivaliteit. Een verdeeldheid die in Tutsi Paul Kagama en Hutu Théoneste Bagarosa voortwoekert en tweeëndertig jaar later een strak georganiseerde apotheose beleeft, die door de buitenwereld zal worden afgedaan als een spontane slachtpartij tussen rivaliserende stammen.” 

Na al die zware details hebt u, lezer, hopelijk genoeg informatie en nieuwsgierigheid om de rest van het essay te gaan lezen. Hierin interviewt van Iperen de VN-afgevaardigde Roméo Dallaire. Kort gezegd was hij in Rwanda de vertegenwoordiger van het Westen, en als zodanig werd hij ook gemangeld tussen de in 1994 spelende krachtenvelden.

Ter plekke signaleerde hij alle seinen die op rood sprongen, de druipende haat, het dreigende geweld. Hij stuurde een fax, de fax die later de genocidefax is gaan heten, aan het VN-hoofdkwartier en smeekte om hulp omdat het uit de hand dreigde te lopen. Maar vanuit de VN kwam er niets. Helemaal niets. Waarom? Dat maakt van Iperen duidelijk. Komt ze daarbij tot interessante conclusies? Absoluut.

Sterren: ***

ISBN: 9789059655478

Uitgeverij: CPNB

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Hanna Bervoets – Wat wij zagen

Too much information

Kayleigh heeft een baantje. Dat is hard nodig want er moet brood op de plank. Ze komt te werken bij de wat schimmige organisatie Hexa en gaat daar ‘content evalueren’. Niet voor Hexa zelf maar voor een veel bekendere organisatie: een wereldwijd online vriendennetwerk-platform dat we hier voor het gemak – net als Kayleigh zelf – naamloos laten.

Dat platform (we houden Kayleighs’ terminologie aan) begon ooit als een vriendenplatform van studenten die elkaar online volgden en nieuwtjes uitwisselden. Voor de oprichter ervan was het ook een verrassing dat dit platform als een gek van de grond kwam. In geen tijd werd de halve wereld lid en nog iets later de hele wereld. Berichten flitsen over en weer, quotes, links naar leuke sites, tips, trucs, clubjes, alles kreeg een plek. Ook foto’s en filmpjes. Alle soorten filmpjes? Nee, sommige filmpjesmakers hielden zich niet aan fatsoensregels of aan menselijke waardigheid. Zij maakten content die niet door de beugel kon.

Dat probleem vergrootte zichzelf synchroon aan de wereldwijde uitbreiding van het platform, en het schokgehalte van de filmpjes nam snel in intensiteit toe. Zichzelf mutilerende mensen, sadisme, kinderporno, handleidingen voor het plegen van een bom/aanslag, dierenmishandeling, beledigingen van minderheden, pedofilie, racisme, you name it. De foto’s en filmpjes werden een probleem. Protesten zwollen aan, wat doet dit met de onbedorven hersenen van onze jongeren, dat kan toch niet, deze zieke beelden? Het imagoprobleem werd pas echt rampzalig toen adverteerders dreigden af te haken. In paniek greep de baas in. Content evaluatoren: nu!

Maar volgens welke normen moest er geëvalueerd worden? Bervoets geeft droogweg schitterende voorbeelden van de absurdistische Hexa richtlijnen:

“Steeds weer was de vraag: mag dit op het platform blijven staan? En zo niet: waarom niet? Dat laatste was nog de lastigste kwestie. Een tekst als Alle moslims zijn terroristen mag niet van het platform, want moslims zijn een BC, een ‘beschermde categorie’, net als vrouwen, homo’s en, geloof het of niet: heteroseksuelen. Alle terroristen zijn moslims mag dan weer wel, want terroristen zijn geen BC en moslim is geen beledigende term, bovendien.”

Over slechte werkomstandigheden meldt ze ook een paar dingen: “Hadden we maar twee pauzes waarvan één van krap zeven minuten, die wegtikten in de rij voor de slechts twee beschikbare toiletten? Zeker weten. Werden we erop aangesproken wanneer we minder dan vijfhonderd tickets per dag afhandelden? Reken maar. Kregen we een serieuze waarschuwing zodra onze accuraatheidsscore onder de negentig procent uitkwam? Ja hoor.”

Met deze werkelijkheid schokt het behoorlijk om te lezen dat mentale begeleiding er niet was, op “de korte jongen in de blauwe tuinbroek” na, die af en toe vroeg of er misschien iemand was die wat kwijt wilde? De OnderwerpExperts beoordeelden alleen het werk van de beoordelaars op fouten, niet meer dan dat.  Enzovoort enzoverder, beeldschermvee waren ze, hele dagen turend naar leipe shit. Toch houdt Kayleigh haar baantje vol omdat ze niet anders kan. Ze heeft het geld nodig, en wordt bovendien verliefd op Sigrid, haar co-collega en partner in misère.

Heel geleidelijk laat Bervoets de impact van wat de moderators elke dag aan ongezonde beelden moeten verstouwen, invloed krijgen op hun psyche. Hun taalgebruik schuift op naar extremere termen die geïntegreerd worden in hun dagelijkse spraak, wat henzelf niet eens opvalt omdat ze toch nauwelijks buiten hun werkgroepje anderen ontmoeten.

Met dat extremere taalgebruik komen ook de meer rigide denkbeelden in hun hoofden op. Buitenissige theorieën liggen dan gebruiksklaar op de loer: complotdenken, argwaan tegen het ‘normale’ leven, wantrouwen tegen de overheid, protesteren met al dan niet gewelddadige handelingen, agressie tegen van alles. Eigenlijk wat we in ons ‘gewone’ leven sinds Coronat al regelmatig zien gebeuren. In die zin is dit boekenweekgeschenk bijzonder want voorspellend.

De lezer krijgt een steeds meer door paranoia geïnfecteerde wereld voorgespiegeld. Daarin is de norm: polarisatie in plaats van overleg en geweld in plaats van vreedzaam zoeken naar een oplossing. Een beangstigend beeld dat – nog beangstigender – niet ver van de realiteit anno 2021 afstaat. Hoe het in deze wereld met Kayleigh afloopt? Besteed wat geld in de fysieke noodlijdende boekhandel en krijg dit wonderschone geschenkje om dat uit te vinden.  

Sterren: ***

ISBN: 9789059655447

Uitgeverij: CPNB

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Marleen D’hose – Aarde bewustzijn

Fijnstoffelijke trillingen

Wie het oeuvre van Marten Toonder heeft gelezen, zal niet onbekend zijn met de term ‘grofstoffelijke trillingen’. Die term werd meestal gebruikt als er in het verhaal ruwe lieden met een minimum aan scrupules rondliepen. Woordkunstenaar Toonder muntte in zijn levenslange scheppende carrière genoeg van dit soort prachtige sfeeraanduidingen – die aansloten bij zijn op gnomen, aardmannetjes, onderhuidse gevoelens en al dan niet onverenigbare humeuren gebaseerde stripverhalen – om een half woordenboek te vullen.

Is het dan toeval dat we hier stuiten op een boek waarin iemand “Een bewuste opening maakt naar de rijkgeschakeerde wereld van de natuurwezens en hun interdimensionale netwerken”? Misschien wel niet. Auteur Marleen D’hose gaat in ieder geval op zoek naar de wereld onder het oppervlak van de wereld.

Wat houdt dat in? In haar woorden: “Via het openen van mijn intuïtieve kanalen, leer ik contact te maken met andere, fijnstoffelijke bewustzijnsvormen…

De begrenzingen die we ervaren en de beperkingen die we onszelf opleggen, zijn zeer groot. Alleen de zoekers, wetenschappers, mystici, schrijven en creatievelingen onder ons zijn in staat om over die grens heen te stappen en zichzelf toe te laten om out of the box te denken en te leven. Er is buiten ieder bewustzijn altijd een zonewaar de mist opsteekt, waar het beeld wazig wordt. Bewustzijnsverruiming laat die mist optrekken. Het verruimen van je bewustzijn is dus grensoverschrijdend gedrag, maar dan positief.”

Yeah right ouwe hippie, neem nog een hijs, zou je na dit relaas kunnen denken. Maar daar doen we Marleen D’hose mee tekort. Hoe vaag formuleringen ook klinken als ‘het doel van dit werk is een aantal ervaringen rond subtiele energetische communicatie te delen, zichtbaar te maken en in het aandachtsveld van de fysieke wereld te brengen.’, ze heeft een punt. Er is meer tussen hemel en aarde dan wij vermoeden, Horatio, of kunnen dromen’, zoals iemand ooit al eens zei.

Wat doet Marleen precies? Let op, jargon-alert! Ze maakt verkenningstochten, zoals naar het Franse Chartres. Van die plek pluist ze de geschiedenis uit en komt er in het geval van Chartres achter dat die stad ligt ‘op een centrum van leylijnen op geomantische wereldgrid.’ Op die plaats, die oorspronkelijk een bekende ontmoetingsplek was van natuurvolkeren, werd aan het begin van de elfde eeuw een kathedraalschool opgericht onder leiding van bisschop Fulbert. Tussen 1194 en 1220 verrees daar één van de eerste Gotische kathedralen van Europa.

Zo’n ‘krachtplek van een stad’ is bijna altijd de plek waarop een kathedraal is gebouwd. De natuurreligies van eeuwen her, Kelten bijvoorbeeld, vereerden daar een ‘wouivre’, een krachtige waterdraak of slang die de basis vormt van de hier werkzame kundalini-energie. De draak of slang zorgt enerzijds voor oplading vanuit de diepte van de aarde, anderzijds voor ontlading en afvoeren via diezelfde aarde. De ‘wouivre’ heet in de mythologie ook wel waterdraak of waterslang, hydra, basilisk en oerslang. In hun oervorm hebben ze een rol in de schepping en worden in die context als vreselijke, krachtige monsters afgeschilderd.

Voor Marten Toonder waren natuurwezens en occulte rituelen niet vreemd: hij vulde er met zichtbaar plezier zijn prachtverhalen mee. Of dat alles ook bestond, bleef in het ongewisse. Dit specifieke stukje onderzoek verlicht dat ingeslagen pad iets meer.

Sterren: ***

ISBN: 9789463310284

Uitgeverij: Hajefa

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Dantes Goddelijke komedie – De Hel verteld door Lies Lavrijsen

Het vagevuur voor beginners

Dag jongens en meisjes. Of nee, sorry, ik weet niet goed hoe ik jullie moet aanspreken. Kids? Jongvolwassenen? Girls and boys? Adolescenten? Kinderen? Pubers? Laten we het op ‘Mensen’ houden. Okay mensen, hier is een aardig boek voor jullie: ‘Dantes Goddelijke komedie’, ook wel bekend als ‘De Hel’.

Die titel komt misschien bekend voor. Meer mensen hebben dat: ze hebben de klok horen luiden, maar zijn nooit tot de klepel doorgedrongen. Dat is niet vreemd met zo’n boomstamdik en oeroud boek. Om dat van kaft tot kaft door te nemen kost veel werk. En tijd.

Daarom is dit zo mooi: een vertaling voor jongere lezers. Waarom? Omdat het geen eitje is om het origineel van dit middeleeuwse gedicht (in drie delen) echt helemaal te lezen. Een gedicht, ja. Met rijmende verzen in drie blokjes van drie regels. De drie onderdelen ‘De hel’, ‘De louteringsberg’ en ‘De hemel’ zijn ingedeeld in elk 33 ‘zangen’, plus eentje, ofwel 100 ‘zangen’ om door te ploeteren.

Dus behalve hard werken kost het ook gewoon veel tijd om Dantes levenswerk te lezen. Dat is niet de enige handicap: de rijmende verzen lezen niet echt vlotjes, het verhaal is uit omstreeks 1350 dus sluit niet aan bij deze tijd, en het gedicht zit ramvol verborgen betekenissen. Nog steeds zin om te lezen, jongelui?

Dat treft. Uitgeverij Blossom Books liet het boek omzetten naar eenvoudigere taal door Lies Lavrijsen. Al die nu begrijpelijke tekst staat in één fijne bundel, die in elke goede boekhandel te koop is. Als dat geen goed nieuws is?

Zo ziet een bladzij eruit:

Bergsteil was het pad dat het ravijn in voerde

en ’t schouwspel daarbeneden bleek zo macaber

dat onze blik het slechts kort kon trotseren.

 

Zoals de steenlawine bij de stad Trente

Zich uitstortte over de Adige-oever

-Door een aardbeving of grondverzakking –

 

en ervoor zorgde dat vanaf de bergtop

waar alles begon, een weerbarstig puinpad

zijn weg naar de vlakte daarbeneden vond,

 

zo voerde ook hier het pad loodrecht omlaag;

en aan het einde van ’t spoor van steenpuin

lag Kreta’s schande10 languit op ons te wachten.

10‘de ‘schande van Kreta’ is dus de Minotaurus, de beroemde half-mens, half-stier. Zijn moeder Parsiphaë, de koningin van Kreta, werd verliefd op een stier en verstopte zich in een houten koe (de ‘vervalste vaars’) om de liefde met hem te kunnen bedrijven. Negen maanden later werd de Minotaurus geboren. Koning Minos, de bedrogen echtgenoot, liet het bloeddorstige wezen opsluiten in een labyrinth waar het nooit meer uit zou komen, maar om de zoveel tijd moesten er zeven jongens en zeven meisjes uit het vijandelijke Athene aan het beest worden geofferd om zijn honger te stillen… ‘

Geen kattenpis dus. Maar hopelijk heb je zin gekregen in meer. Of ben je nieuwsgierig geworden naar dit oude maar waardevolle verhaal. Zoek het boek, neem het in je handen, snuffel eraan en kijk of het je bevalt. Ik hoop van wel. En als dat zo is: veel plezier ermee!

Sterren: ****

ISBN: 9789463492539

Uitgeverij: Blossom Books

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Marcia Luyten – Máxima Zorreguieta  Moederland

Heldere beelden uit een rijk leven

‘Nee’, zei Marcia Luyten. Ze had geen belangstelling voor het schrijven van een biografie over Maxima. Haar uitgeefster opperde in 2016 dat idee; het was toen vijf jaar voor Maxima’s vijftigste verjaardag. Luyten had niets met koningshuizen, niets met roddelbladen om over Oranjes te lezen. Dus ze bedankte voor de eer. Gelukkig gaf haar uitgeefster niet op: stel dat het koningshuis ruimte laat voor een zo goed en correct mogelijke weergave van Máxima’s leven? Luyten zocht het uit, ging overstag, en nu ligt er dit stevige boek. Over onze eigenste koningin.

Gemengde gevoelens dringen zich direct op bij het voorgaande. Geen belangstelling? Niets met koningshuizen? Zal het Luyten dan wel lukken om voldoende inspiratie te vinden? Om voldoende dichtbij te komen om sowieso wat info los te peuteren? Laat de Rijksvoorlichtingsdienst of welke subafdeling daarover ook gaat, dat neuzen in het leven van de koningin toe? Is Luyten over haar weerzin heen gekomen? Hoe was Máxima daar zelf onder? En Alexander, die vast ook een mening heeft over publiciteit rondom zijn vrouw? Kortom: is het een ‘zo goed en correct mogelijke weergave van Máxima’s leven’ geworden?

Ja.

Kort antwoord, duidelijke conclusie. Dit is een puntgave biografie. Luyten is als een succesvolle kruising tussen een terriër en een mol in Máxima’s leven gedoken en diept daar een ruime hoeveelheid informatie uit op. Zo ruim dat het nu al niet meer in één boek past. Dit boek is deel 1, dat loopt tot eind jaren negentig. Máxima is dan actief in de bancaire wereld, in Manhattan, maar ze is niet meer happy in die omgeving. Ze zoekt naar nieuwe uitdagingen en vindt die ook, maar pas in deel 2. Dat u het weet.

Luyten gaat gedisciplineerd als altijd te werk. Solide bouwt ze haar onderzoek op, beginnend bij de achtergronden. Die liggen in Argentinië, Buenos Aires. Daar wordt de koninginnenbaby geboren, in die wereldstad groeit ze op:

“Ze houdt van de flair van het stadse leven. Van de ijssalons en patisserieën, van Parijse terrasjes waar dames van tachtig van een espresso nippen, ze houdt van theaters, opera en restaurants, van de feesten thuis bij vrienden en het dampend stampen van de nachtclubs, in al die opzichten is ze vol overgave porteña, een vrouwelijke inwoner van Buenos Aires. Máxima is jong in een mondaine stad die onverbrekelijk verbonden is met het platteland. Want daar draait in Argentinië alles om: om familie en grond.”

Wat volgt is de geschiedenisles: ‘alles wat je misschien ooit over Argentinië wilde weten.’ Een beetje te uitgebreid om de vaart in het boek te houden maar wel nuttig voor wie de historie van dat land niet stante pede paraat heeft. Kortweg: familie en grond. De familie is de heersende klasse van invloedrijke personen. Samen beheren ze heel, heel veel grond. Dat gaat gepaard aan duizelingwekkende inkomsten, wat het makkelijk maakt om aan de macht te blijven. De ‘onderklasse’ is ook nuttig maar moet haar plaats kennen en vooral daar ook blijven. De strijd tussen die twee machten beheerst Argentinië in een golvende beweging. Zo vormt zich het fundament onder het leven van Máxima: een nieuwsgierige, jonge vrouw die zich laaft aan alle mogelijke indrukken in het mondaine Buenos Aires.

Kalm haar verhaal optrekkend, gaat Luyten de gangen van de familie Zorreguieta na. Onvermijdelijk komen we dan bij de vraag of de vader van Máxima, Jorge Zorreguieta, op de hoogte was van de grove mensenrechtenschending van de regering in de jaren 70. Een regering waar hij deel van uitmaakte. Latere getuigenissen laten daar geen twijfel over bestaan: iedereen wist dat het leger een repressiecultuur uitvoerde, willekeurige mensen oppakte en in martelkamers of uit helikopters smeet, er verdwenen mensen voor altijd (de ‘dwaze moeders’): het land voerde een vuile oorlog met zijn eigen burgers.Papa Jorge stippelde uiterst behoedzaam zijn carrière uit, steeds hoger komend in de regeringshiërarchie. Hij was een ontsnappingskunstenaar als het ging om betrokkenheid bij de misdaden tegen de menselijkheid mede onder zijn bewind. Een schurend voorbeeld: in 2001 moest hij zich verantwoorden voor de verdwijning in 1976 van een meisje: Lidia Inés Amigo. In de rechtbank verklaarde hij: ‘Ik heb ze toen verwezen naar een militair, want dat waren degenen die dit wisten.’ Acht jaar later werd het stoffelijk overschot van Lidia gevonden, ze bleek met kogels doorzeefd.

Die onfrisse achtergrond besmet het blazoen van de Zorreguieta’s, maar staat op voldoende afstand tot Máxima om haar ‘normaal’ te laten opgroeien:

“Het meisje ontwikkelde uiteenlopende, zeer verschillende kwaliteiten, die later waardevol zouden blijken… De schikgodinnen waren Máxima gunstig gezind; ze heeft een regelmatig gelaat met grote ogen en dito mond – voorbodes van een fotogeniek gezicht. Haar handen en enkels zijn slank en elegant. Ze lijkt het bewijs te zijn voor Leonardo da Vinci’s stelling dat een kind geboren uit liefde en begeerte is gezegend met een positieve natuur. Máxima is ontvankelijker voor geluk dan voor getob. En ze was fortuinlijk met de coördinaten van haar wieg: was ze vier kilometer naar het noordwesten, aan de andere kant van het spoor in de krottenwijk Villa 31 geboren, dan had he er ook met haar giften anders uitgezien.”

En door pakt Luyten (ze haalt met gemak de 300 bladzijden), met de periode dat Máxima in de bancaire wereld in New York aan het werk gaat. Daar raakt het verhaal weer aan de familie van Máxima: haar halfzus Dolores woont ook in die stad en is kunstenaar. Ze is gefascineerd door de oude wreedheden van de Junta. Ze maakt in 1994 een kunstwerk ‘Wounds’. Bloederige hompen vlees met pleisters erop hangen aan draden in het plafond. Het bloed komt in forse hoeveelheden door de pleisters heen. Naar de betekenis van dat werk hoeven we niet te raden. Máxima gaat overigens niet langs bij haar jongste halfzus.

Met Máxima’s werkzaamheden in New York gaat het, parallel met de financiële wereldwijde problemen, minder goed. Het bedrijf waar ze in dienst is, laat Máxima gaan en ze staat op een keerpunt in haar leven. Elk jaar eind december gaat ze naar huis om oudjaar te vieren met haar vrienden. Daar bezint ze zich op haar toekomst. Hoe die eruit ziet, gaan we dus lezen in deel 2 van dit uitstekend beschreven levensverhaal. Kom maar op met dat boek.

Sterren: ****

ISBN: 9789403194806

Uitgeverij: Bezige Bij

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Rindert Kromhout & Sandra Klaassen – Ik ga bij Japie wonen

Het gras is altijd groener …

Als de titel van dit prentenboek u bekend voorkomt, dan komt dat door brood. King Corn om precies te zijn. Om de verkoop van dat fabrieksbrood te bevorderen, bedacht copywriter Jim Prins eind jaren ’60 deze slagzin: ‘Ik ga bij Japie wonen, want daar hebben ze King Corn’. Of Kromhout en Klaassen de titel met dit feitje in het achterhoofd hebben gekozen weten we niet, maar het blijft wel hangen, en het is leuke trivia.

Papa en dochter Ietje wonen vreedzaam samen. Tenminste, totdat papa op een dag pannenkoeken aan het bakken is en Ietje zegt: “Ik vind jou niet zo lief. Ik vind de mama van Japie veel liever… En hij mag elke avond net zo lang opblijven als ze wil. Japie mag álles van zijn moeder. Heeft hij zelf gezegd!”

Zoals we allemaal weten, heeft een vader tegenover de wensen van een dochter absoluut niets in te brengen, dus gaat Ietje bij Japie slapen. Japie’s moeder zegt: “Voor een paar daagjes mag dat best.”

Eén doorlopend en nooit eindigend feest dus voor Japie en Ietje. Ze bouwen een spoorbaan van bovenaf de trap door het hele huis heen, daarna gaan ze naar een tuin waar kabouters zijn, ze bezoeken Ome Koos die een reuzentaart aan het bakken is. En ’s avonds slapen ze. Of niet meteen.

De tekeningen laten een grappig roodharig manneke en een levenslustig, verward langharig meisje zien. Een lust voor het oog zijn ze. Gedeeltelijk in grijs/wit/blauwe tinten, met op ongedachte plekken naar de voorgrond springende kleuraccenten zoals het rode haar van Japie.

Het illustratiewerk is zo goed dat het hier en daar de tekst overschaduwt. Wat de tekst vertelt, vertelt de begeleidende tekening heel veel uitgebreider. De kleine lezertjes kunnen zich verliezen in talloze details waarvan er steeds meer lijken te ontstaan als je er langer naar kijkt. Een leuk en verrassend, lief prentenboek dat de kleuters zeker zal bevallen. En wij volwassenen gebruiken de vormgeving en heldere tekst dan maar als tegenwicht voor die ietwat stoffige moraal.

Sterren: ***

ISBN: 9789025880149

Uitgeverij: Leopold 

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Nadav Vissel – Het grote niets

Met kinderogen kijken naar de gevolgen van de Holocaust

‘Cynisme geef je door, dat wilde ik niet doen,’ aldus schrijver Nadav Vissel in Het Parool over zijn roman ‘Het grote niets’.

Dat niet doorgeven van cynisme is goed gelukt: de hoofdtonen in deze roman zijn humor, begripsverwarring en ongemakkelijkheid. Logische zaken in het leven van een jongetje. Sterker: voor een jongetje dat opgroeit in een Joodse familie. Sterker en specifieker: voor een jongetje dat opgroeit in een Joodse, door oorlogsgebeurtenissen akelig beschadigde familie.

Een deel van Vissels familie werd namelijk tegen het einde van de oorlog gedeporteerd naar Westerbork. Gelukkig voor hen waren er tegen die tijd geen verdere deportaties naar Auschwitz meer, zodat ze levend terugkeerden in Nederland. Levend, maar van een normale familie was na de oorlog geen sprake meer. Te veel gezien, te veel meegemaakt.

In een spervuur van emoties groeit Naff (zoals hij in het boek heet) op. De sfeer is erg goed neergezet:

“Zolang ik me kan herinneren, hing er een ‘Ding’ bij ons in de kamer… Ik voelde al van jongs af aan dat het er was, alleen hing er een waas van geheimzinnigheid omheen… Het begon met een fotoboek…Mevrouw Cohen was wat schichtig en nerveus en bleef aan de andere kant van de tafel staan. Ze aaide met haar hand over een fotoboek… Op de voorkant stond een foto van mannen in zwarte pakken die in een kuil stonden. Soldaten keken vanaf de rand op ze neer. Van soldaten wist ik op die leeftijd wel wat het waren. Van de mannen in de zwarte pakken in de kuil had ik tot dat moment niets geweten, en waarom ze in een kuil hadden gestaan ook niet.”

De zevenjarige Naff is een clever jochie dat allang door heeft dat de mensen in zijn familie wel heel vreemd reageren, alleen het waarom heeft hij nog niet uitgevogeld. Hij is echter behalve slim ook ongeremd in zijn vragen, erg rechtdoorzee, duidelijk, helder. Die eigenschappen maken de vragen die hij op de familieleden afvuurt veel te expliciet, rijten oude wonden open, brengen herinneringen naar boven die beter beneden kunnen blijven, en verstoren de moeizaam opgebouwde daar-praten-we-niet-meer-over consensus tussen de familieleden.  

Op een wrang-grappige manier komt zo de beladen geschiedenis van zijn familie aan het licht. De kleine Naff kan goed tekenen én verhalen vertellen; helaas zijn ook die teksten/tekeningen te confronterend voor zijn familieleden. Idem voor de schooljuf die hij treft als ze naar een ander dorp verhuizen.

Vissel treft op veel manieren de juiste toon in dit boek. Vanuit de beleving van Naff beschrijft hij humoristisch/subtiel diens nog grotendeels ongevormde omgevingsbewustzijn. Ook de vastbeslotenheid van de jongeman om met zijn tekst en tekeningen ‘iets’ te doen komt prima naar voren. De eerste ervaringen op seksueel gebied, de volwassenen die hem slecht begrijpen en wederzijds: het wordt allemaal in een prima leesbare stijl beschreven. Ook de krampachtigheid van de familieleden om het vooral niet over de oorlog te hebben is goed neergezet. De arme beschadigde zielen van hen die de oorlog hebben overleefd zullen met zwarte vlekken op hun aura hun leven moeten voortzetten. De galgenhumor die daaruit voortkomt, tragikomisch zoals in de beste Joodse traditie, is het smeermiddel in dit verhaal en maakt het onzegbare draaglijker.

‘Ik wilde opschrijven hoe een naoorlogs kind opgroeit in een Joods gezin dat de oorlog heeft meegemaakt, en de absurde aspecten van zo’n thuissituatie,’ zegt Vissel tenslotte in het Parool-interview. Ook dat is, kunnen we beamen, dik voor mekaar.

Sterren: ****

ISBN: 9789044978650

Uitgeverij: Signatuur

Ook verschenen op Hebban en De Leesclub van Alles 

 

Christina von Dreien – Uiteindelijk komt alles goed

Bewust vrede scheppen

Christina von Dreien (2001) is één van die jonge mensen die de wereld gaat verbeteren. Dat is zo te lezen het streven, maar misschien is de uitvoering minder eenvoudig dan het klinkt. Zo dient bijvoorbeeld Greta Turnberg de klimaatontkenners op stevige manier van kritiek, maar dat lost de wereldwijde vervuiling/opwarming niet op zolang we nog geen vuist kunnen maken tegen onbekommerd gif in zee dumpende industrieën. Christina von Dreien laat op een ander vlak haar stem horen: ze vertelt hoe we zelf een volmaakte wereld kunnen scheppen.

In dit boek vertelt ze hoe zij tegen het huidige tijdsgewricht aan kijkt. Uitgeverij Akasha bracht het boekje uit. Subtitel: “Hoe we zelf een volmaakte wereld kunnen scheppen.” De teksten ‘komen voornamelijk uit het seminar in Salzburg van 29 augustus 202 en zijn aangevuld met fragmenten uit andere seminars en Christina’s nieuwsbrieven.’

Christina is wat onze gepensioneerde meesters van de typetjes Kees van Kooten en Wim de Bie een ‘positivo’ zouden noemen. Ze heeft het weldadige vermogen om van alles de zonzijde te zien, om zware zaken licht te maken. Dat treft want er is veel werk te doen, onze aardbol is anno 2021 namelijk met een plaag overspoeld die Corona heet. Een plaag die voorlopig nog niet van plan is weg te gaan ook. Ze zegt er het volgende over:

“In tijden zoals deze kan het ons veel hoop en vertrouwen geven als we onszelf eraan blijven herinneren dat we niet alleen zijn, maar dat er overal heel veel mensen zijn die, net als wij, de wereld willen helen, en dat deze volmaakte wereld er ook zal komen. Want één ding is zeker: dit is niet het einde van de wereld en uiteindelijk komt alles goed. De kracht van onze gedachten kan samen met de energie van onze gevoelens de hele wereld in positieve zin veranderen. Als genoeg mensen op Aarde tegelijkertijd slechts één dag tevreden zijn met hun leven, zal het hele negatieve systeem ineenstorten. Alles kan van het ene op het andere moment veranderen.”

Dit is de kern van haar betoog. In de rest van het boek wordt die boodschap vaak herhaald en is steeds dezelfde: laat je niet bang maken. De ‘verhalenvertellers’ proberen je bang te maken zodat je hun opgelegde regels en verordeningen volgt (wat ‘hun’ beweegredenen zijn verduidelijkt ze jammer genoeg niet). Als je in ‘hun’ praatjes meegaat, word je negatief en kun je dus niet samen met alle andere optimisten genoeg optimisme uitstralen om de huidige deplorabele toestand in de wereld te stoppen.

Waarschijnlijk, hopelijk, bedoelt ze het goed. Als iedereen positiviteit zou uitstralen, is de wereld een betere plek. Dat lijdt geen twijfel. Maar of daarmee een hardnekkig & dodelijk virus verdwenen is? Het is de vraag of je met dit soort omfloerste taal de mensen niet juist in de ontkenning jaagt. Of in de armen van virusontkenners/complotdenkers.

Komaan, we gaan ervan uit dat Christina het goede beoogt. Ze toont in elk geval moed en dat kan niet elke politicus zeggen. Haar boodschap is die van liefde, van vriendschap, van vreugde. Dan hoeven we alleen maar blij zijn met ons eigen leven, één hele dag. Maar wel allemaal tegelijk. Oké, wie begint met aftellen?

Sterren: ***

ISBN: 9789460152054

Uitgeverij: Akasha

Ook verschenen op De Leesclub van Alles