Tom Pollock – Wit Konijn, rode wolf

Hoeveel plotwendingen wil je hebben?

[Recensie] Tegenstrijdige boodschappen komen op ons af zelfs voordat we het boek Wit Konijn/Rode Wolf openslaan. Op de achterkant lezen we: “Dit boek is niet waar.” De aanbeveling daaronder: “Niet te vertrouwen. Niet neer te leggen.” Wat is dit?

In de eerste plaats Peter Blankman, een 17-jarig wiskundig genie dat ook ernstige paniekaanvallen heeft. Vlak voordat zijn moeder een belangrijke prijs voor haar baanbrekende hersenonderzoek in ontvangst neemt, krijgt Peter zo’n aanval. Als hij weer bijkomt, is niets meer hetzelfde: zijn moeder is neergestoken en zijn tweelingzus Anabel blijkt spoorloos verdwenen. Hij komt terecht in een netwerk van spionage en intriges; Peter lijkt alleen nog te kunnen vertrouwen op zijn eigen logica en instincten. Maar is dat genoeg om hem te redden?

Dat vragen wij ons ernstig af, meelevende lezertjes. Vanaf de allereerste kennismaking met Peter maakt hij namelijk niet de indruk dat hij, hoe zullen we het zeggen … in het normale leven past. Zijn wiskundige kwaliteiten zijn daarentegen zonder meer indrukwekkend. Peter leeft wiskunde.

Dit is de allereerste kennismaking met hem, op pagina 009 van het boek (behoorlijk cijfer fetisjistisch ook, die paginanummering):

“Mama vindt me in de bijkeuken. Ik zit in de hoek op de grond en schrik me rot van het plotselinge licht in de deuropening. Ik heb een mond vol bloed en scherven. Ik wil tuffen, maar als ik dat doe, ziet ze de ravage die de splinters van het zoutvaatje hebben aangericht in mijn tandvlees.”

We zijn getuige van de radeloze paniek die Peter soms overvalt. Samen met zijn moeder heeft hij een viertraps-verdedigingsmechanisme tegen die aanvallen proberen te maken, bestaande uit lopen, praten, tellen en eten. Als hij deze aanval aan voelt komen, gaat hij dat rijtje af. Lopen: beweging is goed, lopen, rennen, wat dan ook. Dat doet hij, maar het helpt niet. Praten: de ongecontroleerde woordenstroom in zijn brein via zijn mond naar buiten laten komen. Hij praat aan één stuk door, maar ook dat werkt niet. Tellen: hij zet alle gebeurtenissen om in cijfers, om zijn brein af te leiden, maar helaas zet dat ook geen zoden aan de dijk. Dan resteert alleen nog eten: zijn ongebreidelde eetlust op het moment van een aanval de vrije loop laten, oftewel zich volproppen. Ook dat heeft niet het gewenste effect – de aanval wint het; hij stopt het zoutvaatje van porselein tussen zijn tanden en verbrijzelt het.

Mocht dit fragmentarisch en/of onbegrijpelijk klinken, geen zorgen, het verhaal wordt alleen ingewikkelder. Peter heeft maar één manier om de wereld te bekijken: volgens wiskundige modellen. En dat betekent rekenen, alsmaar alle gebeurtenissen omrekenen naar voor hem betrouwbare en dus overzichtelijke getallen, en als dat lukt heeft hij rust. Zolang het duurt.

Op het punt dus dat Peter zijn moeder neergestoken vindt en probeert te doen wat het beste is, barst de actie los. We bolderen met Peter en zijn zus van ziekenhuis langs triggerhappy soldaten naar supergeheime schuilplaats en weer terug. Parallel met die handelingen loopt de wondere werking van Peters brein, dat via de nullen-en-enen-benadering telkens op het nippertje een nieuwe aanslag voorkomt of afslaat. De samenzweringen waar de jeugdige vluchtelingen in duiken én de veelvuldige plotwendingen worden steeds ingewikkelder naarmate het boek vordert. En onwaarschijnlijker, dat helaas ook.

Naar welke kant slaat de rekenliniaal door? Is het boek geloofwaardig genoeg, of toch ’too much’? Met de schrijfstijl is niets mis, het verhaal is origineel en hartslagverhogend, prima jeugdtaal, de lezer hangt aan de puntjes van zijn nagels. Maar jammer genoeg zijn al die mathematische invullingen van de werkelijkheid van Peter niet voor iedereen te volgen. Ook de last-minute reddingsacties die dankzij last-minute inzichtflitsen tussen Peter en zijn zus telkens last-minute een cliffhanger ontzenuwen, verliezen na drie keer hun effect. Neem daarbij het excessieve geweld dat wel een paar kogelgaten en bloedbaden minder kan, en de eindscore moet helaas een stukje naar de minuskant bijgesteld worden.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Sterren: ***

ISBN: 9789025768027

Uitgeverij: Gottmer

Sarah Winman – De blikman

You can’t always get what you want

Neen, je kunt niet altijd krijgen wat je wilt, dat is nu eenmaal één van de frustratoire kanten van het menselijk bestaan. Ging het Stones-liedje met de gelijknamige titel meer over de slechte verkrijgbaarheid van drugs; de thematiek in dit boek behandelt de relationele sfeer op het menselijk vlak en laat zien hoe bevredigend en warm, maar ook hoe schrijnend die kan zijn.

Het draait om een drietal: de jongens Ellis en Michael en de vrouw Annie. Ellis en Michael zijn twaalf wanneer ze vriendschap sluiten, en een hele tijd bestaat het leven uit niets anders dan hun tijd samen, fietsen door de straten van Oxford, zichzelf leren zwemmen, poëzie ontdekken en de vuisten van overbezorgde vaders ontwijken. En op een dag groeit deze hechte vriendschap uit tot iets meer. Tien jaar later is Ellis getrouwd met Annie, en Michael is uit het beeld verdwenen. Wat is er in de tussentijd gebeurd?

Met zachte hand neemt de schrijfster ons mee om dat te onthullen in een woelige geschiedenis. Die begint in 1950 met Dora Judd. Zij is de moeder van Ellis en wint op een dag een loterij in een buurthuis. Ze kan kiezen uit een fles whisky of een schilderij van Van Gogh. Een fijne scene volgt:

“Leonard (haar man-NV) schreeuwde dat ze de whisky moest kiezen.
‘Mevrouw Judd?’ zei mevrouw Powys. ‘Wordt het de whisky?’
En Dora keek om naar haar man en zei: ‘Nee, ik hou niet van whisky. Ik kies voor het schilderij.’
Het was haar allereerste daad van opstandigheid. Als het afsnijden van een oor. En ze had hem in het openbaar begaan.”

Daarna had ze wel een hamer nodig om zich afdoende te weren tegen haar mans razernij, maar ze had haar punt gemaakt, en de fascinerende zonnebloemen hingen voor altijd aan de muur.

Die zonnebloemen, meer in den brede het zuiden van Frankrijk waar ze geschilderd waren, spelen een grote rol in het verdere verhaal. Ze staan voor de schoonheid en de passie van het leven,  het “ergens door gegrepen worden” zoals van Gogh dat werd door de kleur en het licht van het landschap in Arles.

Na dat eerste gedeelte manoeuvreert de schrijfster ons het leven van Ellis binnen, in 1996. Ellis is zonneklaar niet gelukkig met dat leven, hij staat in een overlevingsstand die ingegaan is na een zwaar verdriet. Het zal niet als een verrassing komen dat dit met Michael te maken heeft, zijn (meer dan) vriend van vroeger. Stap voor stap komen we te weten hoe het zo kwam.

Winman heeft sinds haar vorige boek progressie geboekt in haar schrijfstijl. De blikman leest vlot, ze bouwt teksten speels op, weet grote gevoelens en ‘lifechangers’ raak weer te geven en vermijdt behendig clichés. Niet altijd trouwens, en ook het melodramatische ligt soms op de loer, maar dat is haar vergeven door de liefderijke manier waarop ze de relatie van de twee jongens naar een hoger niveau weet te tillen. Ook het verdriet na een verbroken relatie is goed neergezet. Chapeau.

Sterren: ***

ISBN: 9789029545501

Uitgeverij: Orlando

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

Jeroen Windmeijer – Het Pilgrim Fathers-Complot

Waar blijft de verfilming?

Er kunnen mij niet genoeg complottheorieën in omloop zijn. Hoe gestoorder hoe beter. Toen ik dan ook Het Pilgrim Fathers-Complot in mijn handen gedrukt kreeg, begon ik met hoge verwachtingen te lezen. En het was geen deceptie, integendeel. Niet alleen is het een fraai verhaal waarin feit en fictie ononderscheidbaar samenvallen, ook schrijft Jeroen Windmeijer glashelder, met een indrukwekkend overvolle rugzak aan (bijbel)kennis én weet hij de spanning vast te houden.

Waar gaat het om? In Leiden wordt de voorzitter van de plaatselijke vrijmetselaarsloge gruwelijk vermoord. Ook wordt in een archief een manuscript gevonden met de geschiedenis van de Pilgrim Fathers, de Founding Fathers van de Verenigde Staten. Van 1609 tot 1620 woonden zij in Leiden, waarna een deel van hen naar Amerika vertrok. Universitair docent Peter de Haan raakt bij deze zaken betrokken. Waarom bleef zo’n groot deel van de Pilgrim Fathers in Leiden achter? Wat hebben de vrijmetselaars daarmee te maken? En welke relatie onderhield Peters vriendin met de vermoorde voorzitter?

Vragen, vragen, die in deze geschiedenis zenuwslopend langzaam uitgeplozen worden. Voor de antwoorden zich aandienen, sjouwt de machteloze lezer achter de schrijver aan door de krochten van Leiden, verblijft hij enige tijd in Amerika en verschroeit bijna in de Egyptische Sinaïwoestijn. Aan avontuur geen gebrek, maar dat hoge Karl May-gehalte is niet het bijzonderste aan dit relaas. Windmeijer vlecht tussen de vele regels door allerlei behartenswaardige informatie.

Het ‘debunken’ van de bijbel, om eens wat te noemen, dat de schrijver met brisante opgewektheid ter hand neemt. Een dialoog tussen wetenschappers:

“’Dat verhaal over het kindje Mozes, dat in een met pek dichtgesmeerd mandje in de rivier geplaatst wordt…’
‘Dat verhaal is een exacte kopie van het aantoonbaar veel oudere Babylonische verhaal over de koning van Sargon, toch?’
‘Ja, precies, meer dan 2300 voor Christus wordt Sargon als baby door zijn moeder in een mandje gestopt en aan de rivier de Eufraat toevertrouwd. Een tuinier vindt hem en voedt hem op. Dan gaat de jongen werken als wijnschenker voor de koning, en uiteindelijk lukt het hem zelf koning te worden… Het grappige is dus, dat als Mozes’ moeder hem echt in een mandje in de rivier zou hebben gezet, op de plek waar de Israëlieten volgens de Bijbel woonden, dan zou Mozes gewoon richting de Middellandse Zee gedreven zijn. de stad Memphis waar de farao woonde lag stroomopwaarts, en zo’n mandje gaat met de stroom mee natuurlijk, niet ertegenin.’”

Verder leren we al doorlezend en -bladerend behoorlijk wat over de Vrijmetselaars en hun mores. We komen tot in detail te weten hoe de Pilgrim Fathers zijn ontstaan, wat hun filosofie is en waarom ze naar Amerika zijn vertrokken. Dat gedetailleerde is wel een dingetje: Windmeijer gaat erg diep in op sommige zaken, zoals de werkwijze van de politie in het moordonderzoek. Die werkwijze, de dorre dialoogjes tussen de rechercheurs en de fascinatie met één van hen met Hercule Poirot wordt te minutieus uitgemeten, zodat het boek aan spanning afbouwt wat het aan pagina’s wint. Het evenwicht tussen ongebreidelde feitenspuiing en verhaalspanningsopbouw kan beter, maar wellicht struikelt een minder ongeduldige lezer daar niet over.

Verder geen kwaad woord over dit prachtboek. Het doet wat het belooft: het is spannend, neemt je mee in een wondere wereld en bezorgt je een aantal fantasievolle (hangt van je leestempo af) uren of dagen. En als u zich afvraagt waarom Dan Brown helemaal niet genoemd wordt: dat is ook een complot, maar dan tegen een humorloze schrijver. Dit verhaal is gewoon beter.

Als niet onbelangrijke bonus tenslotte lijkt ook de schrijver tuk te zijn op uitzinnige complottheorieën. Dit gaat over Mark, vriend van hoofdpersoon Peter:

“Een bevriende Egyptologe stopte Mark met grote regelmaat enveloppen toe vol dichtbeschreven velletjes papier van mensen die meenden te kunnen aantonen dat de traditioneel in de Egyptologie gevolgde jaartelling niet klopte, of dat de piramides wel door aliens gebouwd móésten zijn, of dat er vergeten – en door regeringen bewust geheimgehouden! – energiebronnen bestonden die in één klap ons huidige energieprobleem op zouden kunnen lossen.”

Ik wist het wel.

Sterren: ***

ISBN: 9789493095335

Uitgeverij: HarperCollins

Ook verschenen op De Leesclub van Alles

 

Dario Correnti – Heimwee naar bloed

Simenon meets Slaughter

Niemand kon Parijs mooier beschrijven dan Georges Simenon. Hij liet commissaris Maigret gemoedelijk babbelen met een café-eigenares, aan de zinken toog nippend van ‘een droge witte’, intussen vitale informatie over een verdachte loswekend. Die sfeer vind je ook terug in deze Heimwee naar bloed, maar dan in Italië, en met details die een stuk minder zachtzinnig zijn. Deze seriemoordenaar snijdt namelijk kelen open, verwijdert ingewanden die hij een stuk verderop ter versiering weer neerlegt, hakt een stuk uit een kuit. Nogal bloederig, inderdaad, het zou geschreven kunnen zijn door Karin Slaughter.

Onder meer door die zojuist genoemde samengevoegde stijlelementen is dit een lekkere doorlezer. Het verhaal van Dario Correnti (een pseudoniem voor twee auteurs) is gebaseerd op een seriemoordenaar die echt heeft bestaan.

Het verhaal: in het noorden van Italië pleegt een gek een aantal gruwelijke moorden. De moordenaar laat telkens een mysterieuze, in bloed geschreven boodschap achter: ViVe. Twee journalisten, Marco Besana, een oude rot, en de jonge, onhandige Ilaria Piatti, gaan de moorden onderzoeken. Ilaria vermoedt dat de moordenaar een copycat is van de eerste Italiaanse seriemoordenaar ooit, genaamd Vincenzo Verzeni. Deze Verzeni, bijgenaam ‘de vampier van Bergamo’ werd in de negentiende eeuw veroordeeld voor de moord op twee vrouwen en de aanranding van zes andere, waarbij hij hen beet en hun bloed dronk.

Marco en Ilaria kunnen aan het werk. Geroutineerd als Marco is, zit hij al snel op het spoor van de vermoedelijke dader. De bleue Ilaria tobt intussen aan zijn zijde mee, eerst en vooral met zichzelf omdat ze niet zo’n positief zelfbeeld heeft, maar ook met allerlei voor haar dagelijkse ongemakken zoals reizen met de trein, op tijd je bed uitkomen en kleren aantrekken die wél goed bij elkaar kleuren. Het contrast tussen die twee (en het gekibbel) is één van de charmes van het boek.

De knorrige Marco Besana neemt Ilaria op sleeptouw in de hoop de scoop van zijn leven te krijgen. Zij blijkt, als ze eenmaal loskomt, slimmer dan gedacht en helpt de oude rot steeds op het goede spoor. Ze reizen half Italië door in het spoor van de moordenaar, waarbij hun belevenissen gortdroog  worden vastgelegd. Als ze aankomen bij een hotel, dat Marco gereserveerd heeft:

“De dame achter de balie is dik en heeft zilverkleurig haar. Terwijl ze hun identiteitsbewijzen aanpakt, blijft ze zoutjes eten en naar de televisie kijken. ‘De kamers hebben een themanaam. De enige die nog vrij is, heet Bloemblaadjes.’

‘Maar we hebben er twee gereserveerd,’ protesteert Besena.
‘Dat staat hier nergens. We hebben alleen maar een tweepersoonskamer. Bloemblaadjes, dus. Ingericht met bloemblaadjes.’
Besan en Ilaria kijken elkaar aan.
‘Ik zeg je nu alvast dat ik snurk,’ zegt Besana.
‘Ik ook,’ antwoordt Ilaria schouderophalend.”

De informatie in het boek is niet alleen op spanning gericht. Als lezer kom je veel te weten over oude steden in Italië, over het leven op een krantenredactie, over hoe het er aan toe ging in 19e eeuwse gekkenhuizen zoals dat vroeger heette, of over de jacht op een primeur met alle moderne elektronica. Het gekrakeel tussen de inspecteur en zijn beschermelinge zorgt voor de goede sfeer. De zoektocht naar de nieuwe seriemoordenaar levert de spanning. En de afloop? Ontdek dat zelf, zou ik zeggen, het is de moeite waard.

Sterren: ***

Uitgeverij: HarperCollins

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Joyce Pool – Het kompas

Drama in een wiegende zeilboot

Als het goed is, laat de frase ‘uitgeverij Lemniscaat’ bij u allerlei bellen rinkelen in verband met kwalitatief ruim boven het maaiveld uitstekende historische jeugdromans. U hebt gelijk: deze uitgever investeert al jaren in uitstekende boeken van uitmuntende schrijvers, zo ook nu met Joyce Pool. Ze schreef Het Kompas.

Eerder maakte ze De Castraat en Bloedlijn, en nu dus samen met haar echtgenoot Pip Barnard Het Kompas: het waargebeurde verhaal van de Wangle III en haar bemanning. Een kloek boek, iets groter van formaat dan een ‘gewoon’ kinderboek, zwaar, gebonden, met een prachtig kleurenomslag waarop – zeer sfeervol – een petieterig bootje een heftig tekeergaande zee trotseert.

Het komt allemaal door Texel. Daar liggen zes van de tien opvarenden van de boot in kwestie, de Wangle III, begraven, en Joyce Pool woont (met Pip Barnard) op Texel. Dus was het misschien gewoon logisch dat ze onderzoek ging doen naar de geschiedenis van het bootje met die gekke naam (Wangle betekent zoveel als ‘list’, omdat de persoon die de boot aan de scoutingclub schonk, veel van zijn contacten moest aanspreken. maar ook omdat het woord ‘Wangle’ deed denken aan het wiegen van een boot (wangle, wangle) op de Theems)

Die boot waagde in 1950 de oversteek van Dover, Engeland naar Calais, Frankrijk, maar kwam nooit aan. Het is een raadsel wat er met de tien bemanningsleden gebeurde, en een nog groter raadsel wat er met de goed geprepareerde, zeewaardige boot misging. Joyce zocht het uit en zette het meeslepende verhaal over Davey op papier, de jongen die wegens pijn in zijn buik (echt waar) niet mee kon en zo aan de ramp ontsnapte.

Het boek heeft een tweede deel, dat er direct achter geplakt is. De man van Joyce, journalist Pip Barnard, laat daar zien hoe ze op zoek gingen naar de geschiedenis van de Wangle III. Ze spraken met familieleden, speurden in archieven naar documenten over de gebeurtenissen en ontrafelden zo het verhaal. Dit deel is voorzien van foto’s, nieuwsberichten en kaarten uit die tijd en vormt de feitelijke onderbouwing. En is wat mij betreft volledig overbodig. Sorry Pip, als ik een journalistiek verslag wil, lees ik wel oude kranten, het gaat mij meer om het verhaal.

Het verhaal van Joyce laat vanuit het perspectief van de jonge scout Davey alles zien rondom de fatale reis. De tekst loopt op punten wat stroevig. Maar de geestesgesteldheid van een jongen van 15 is over het algemeen goed getroffen, zeker als hij langzaam opgewondener wordt naarmate hij dichter bij het voorlopige hoogtepunt in zijn leven komt: de oversteek.

Hij werkt hard met zijn scoutingmaten om de Wangle III, een oude ‘whaler’, op orde te krijgen, om het varen ermee te leren, om alles gesmeerd te laten lopen. Tot het moment dat hij pijn in zijn buik krijgt. Iets onschuldigs, dat morgen weer over is? Nee, het is volgens de dokter ernstiger, hij mag niet mee deelnemen aan de reis. Dat redt zijn leven, maar dat weet hij dan nog niet. Pool laat goed de wanhoop en teleurstelling (van zijn buikpijn) vóór de reis zien, en het verdriet en de rouw na de reis, als hij zijn vrienden is verloren. Met het kompas (jaja, je dacht al, waar blijft het?) dat hij van zijn vriend kreeg, gaat hij alsnog de zoektocht aan om de toedracht van het drama te achterhalen.

Sterren: ****

ISBN: 9789047708643

Uitgeverij: Lemniscaat

Ook verschenen op De Leesclub van Alles