Julia May Jonas – Vladimir

Een gevaarlijk lekker ding

John is hoofd van de plaatselijke provinciale universiteit in het noorden van de staat New York. Zijn vrouw geeft op dezelfde uni Engelse literatuur, en ze is niet happy. Via haar krijgen we dit verhaal toegediend, en leren meteen dat de verhouding van die twee niet optimaal is. Zacht uitgedrukt.

John heeft namelijk één buitenechtelijke verhouding te veel gehad en is nu aangeklaagd in een #MeToo-affaire. Zijn vrouw maakt geen punt van die slippertjes, maar is wel bang voor haar baan als het mis loopt met Johns avontuurtjes. Veel stress dus bij haar, die als bij toverslag verdwijnt als nieuwe collega Vladimir op de stoep staat. Zo’n ongekend aantrekkelijk manspersoon brengt van alles in haar boven. Vooral het slechte.

Vladimir heeft een boek geschreven, net als zijzelf, maar dat van hem is aanmerkelijk succesvoller. Daarnaast is hij een volbloed godenzoon; ze krijgt wilde fantasieën over wat hij met haar zou kunnen doen met dat gespierde, strakke, lenige lijf.

Julia May Jonas gaat lekker los met het hoofdpersonage, dat geobsedeerd door Vladimir langzaam de grip op haar leven verliest. Mooie kadreringen komen voorbij, zoals wanneer ze zit te eten met vriendin Sid in een hippe omgebouwde restauratiewagen en ze zich ergert aan het bedienend personeel:

“En weer keek die boerenlul aan de bar met zijn opkruipende shirt, zijn afzakkende broek, een gezicht dat vettig was van zijn hamburger … naar ons. Hij grijnsde, of glimlachte, dat kon ik niet goed uitmaken. Ik liet Sid voorgaan en ze liep naar buiten. Hij keek haar na en gluurde opzichtig naar haar achterste toen ze de deur uitging. Een machtsmiddel waarmee hij zich wilde laten gelden en tegelijk een waarschuwing aan mijn adres. Die blik moest mij vertellen dat ze er nog zo androgyn mocht uitzien, maar dat hij altijd nog een gat kon vinden om zijn lul in te steken, mocht hij dat willen.”

De climax van het verhaal speelt zich af in het buitenhuis dat John en de vertelster als vakantiehuis gebruiken. Zo samen met Vladimir wordt het al snel ongemakkelijk, maar wil ze ook eerlijk zijn:

“’Ik werk aan een boek,’ vertelde ik hem. ‘Het is bijna af. Ik wil de eerste versie afronden nu ik hier ben.’

‘Ik kan niet wachten om het te lezen,’ zei hij.

‘Dat hoef je niet te zeggen… Ga ook schrijven, als je wilt. Dan schrijven we samen. Werken we in stilte.’

‘Ja,’ zei hij, ‘daar kan ik me in vinden.’

‘Dus ik ga nu naar bed.’

…”

Een fijn verhaal is het, deze duistere geschiedenis vol teleurstelling, obsessie, jaloezie en onvervuld verlangen. Voorzien van genoeg humor ook, vooral de zwarte soort. Ja, ik zou ‘Vladimir’ doen.

Sterren ***

ISBN: 9789044546699

Uitgeverij: De Geus

 

Ook verschenen op Bazarow 

 

Jeroen Franck en Janneke Ipenburg – Het meisje dat door niemand werd gezien

Ik ben anders, nou en?

Puja is een meisje van dertien. Haar vader haalt bij de haven oude containerschepen uit elkaar voor een hongerloon, haar moeder herstelt als naaister kleding van andere mensen en haar twee broers, plus zijzelf, kosten scheppen met geld. Ze draagt altijd een hoofddoek, niet uit geloofsoverweging maar omdat ze zich ergens voor schaamt.

Geen luxe leventje dus, dat er niet beter op wordt als ze uitgehuwelijkt dreigt te worden. Ze vlucht naar Sri Lanka en ontmoet meneer Gakpo die een bloemenwinkel heeft. Lukt het Puja om daar een nieuw leven op te bouwen?

Die vraag laten we boven dit bedrieglijk zielige verhaal hangen (want in wezen optimistisch).

De leeftijdscategorie voor dit boek is 9+ (of voorlezen vanaf 7 jaar). Een prima leeftijd voor dit type verhalen, dat in een fijne exotische omgeving wordt gesitueerd. Het thema is ook uitstekend: groter groeien.

Een paar opmerkingen toch:

Tekst is er genoeg om (voor te) lezen, eigenlijk een beetje teveel. De bladzijden zijn rücksichtslos gevuld met soms lange zinnen. Op die taal en die lange zinnen valt wel iets aan te merken:

Op blz. 9 wordt het probleem van het omdoen van de hoofddoek behandeld:

“Puja had nooit geleerd hoe ze een hoofddoek juist moest omdoen. Ze deed het daarom maar op haar eigen manier, met wisselend succes. Het was niet makkelijk om naar het einde toe alles mooi op z’n plaats te houden. Er zat nu eenmaal een zekere spanning op het ding. Toch was die niet de enige boosdoener die het af en toe deed mislukken. Het waren vooral haar emoties die het haar moeilijk maakten.”

Lange zinnen met best ingewikkelde woorden. Die hobbels voor de aandachtboog van de lezertjes zien we in het hele boek terug. Het zou helpen als zo’n alinea iets eenvoudiger verteld werd:

“Puja had nooit geleerd hoe ze een hoofddoek goed moest omdoen. Ze deed het daarom maar op haar eigen manier. Het was niet makkelijk om bij het omdoen alles mooi op z’n plaats te krijgen. Als dat niet lukte, voelde ze tranen opkomen.”

Een gouden schrijversregel zegt het al: “show, not tell.”

Voor de goede orde: het is zeker niet mijn bedoeling het verhaal af te kraken. Het verhaal laat de mooie ontwikkeling van kind naar volwassene zien, ‘coming of age’ in goed Nederlands. En het is goed dat dit specifieke onderwerp aandacht krijgt: een hoger doel dat gehaald kan worden. Het gaat mij alleen om het slechten van leesdrempels.

De tekeningen dan. Janneke Ipenburg heeft die opgebouwd naar een onweerstaanbare mix van eenvoudige lijnvoering, zachte kleuren en heldere zeggingskracht. Op het eerste gezicht lijken ze primitief, bijna tegen het abstracte aan, maar na een paar keer terugkijken tonen ze uitstekend de momenten in het leven van Puja waar het op dat moment om gaat.

Een lief boek dus, dat het verdient om gelezen te worden. Ook de liefdevolle boodschap kan de mensheid alleen maar ten goede komen.

 

Sterren ***

ISBN: 9789493301009

Uitgeverij: Samsara

 

Ook verschenen op Bazarow 

 

Ingvild H. Rishøi – Stargate

Het belang van kerstbomen

Dit is een kerstverhaal. Ik meld het maar even – niet iedereen is gecharmeerd van een verhaal vol nep-romantiek, sneeuw, kerstmannen, pieken/ballen, cadeaus in rood glitterpapier en een gegarandeerd goede afloop. Die weerzin deel ik overigens van ganser harte met u.

De hemel zij dank dat dit boek anders is. Het gaat over kerst, zeker, maar Ingvild H. Rishøi weet alle kippenvel veroorzakende clichés te omzeilen. Ze levert een prachtige vertelling met als hoofdpersoon Ronja (ja, van de roversdochter) en geeft het begrip ‘kerstverhaal’ een nieuwe dimensie.

Het begint met een aanplakbiljet: ‘Kerstboomverkoper gezocht. Je bent plichtsgetrouw. Verantwoordelijk. Graag buiten.’ Ronja en de conciërge kijken ernaar.

“’Is dit misschien iets?’ vroeg de conciërge.

‘Ik denk niet dat ze iemand van tien aannemen,’ zei ik.

‘Ik dacht niet aan jou,’ zei hij.

Hij liep naar de lantaarnpaal en scheurde een strookje af, kwam terug en stopte het in mijn hand.

‘Geef dat aan je vader,’ zei hij.”

Maar vader is helaas niet zo geschikt voor de kerstbomenverkoop. Eigenlijk is hij nergens geschikt voor, behalve flessen drank in een rap tempo achterover slaan. Dat doet hij dan ook, tot verdriet van Ronja. Als hij weer ladderzat achterover gevallen op zijn bed ligt te snurken, neemt Ronja een besluit.

Een tragikomische vertelling is dit, met nijdig scherpe randjes. Ingvild H. Rishøi treft subtiel de juiste toon om een dysfunctioneel gezin in een harteloze stad neer te zetten. Papa is van goede wil maar de drank is sterker. Zijn dochter kiest voor de vlucht naar voren: ze gaat zelf de kerstbomenhandel in.

Met alle prikkende dennennaalden van dien. Koud is het, op de hoek van de straat waar de mensen een fijne spar komen uitzoeken. Pijnlijk is het, als ze de stugge stekels van een spar in haar armen voelt prikken. Onverdraaglijk is het, als haar handen rauw zijn van de grove stammen maar ze toch nog één kerstboom voor een klant moet aangeven. Onmogelijk is het, om warm te blijven bij een hele dag op dat miezerige veldje heen en weer schuifelen om een geschikte boom voor een klant te pakken.

Zit er verbetering in haar leven? Is er ergens een straaltje zon dat aan de horizon gloort? Een mysterieuze redder, een prins wellicht, of de oogverblindend knappe zoon van een miljardair die op slag verliefd op haar wordt? Daar ziet het niet naar uit in dit weinig optimistische verhaal.

Maar misschien heeft de schrijver nog een beetje compassie voor de lezer/es, hoopt de naar adem snakkende lezer. Dat is wat u geheel op eigen kracht kunt gaan ontdekken. Het is een avontuur, zeker. Een afdaling naar uw eigen Limbo, absoluut. Een geschiedenis met toch nog een sprankje hoop, wellicht? Of is het slechts glühwein dat ons rest? 

Sterren ****

ISBN: 9789083262123

Uitgeverij: Koppernik

 

Ook verschenen op Bazarow en Tiktok 

 

Arno Bohlmeijer – Keigoed, of bijna

De weide wereld in

Dit boek won de PEN America Grant 2021 voor jeugdboeken. Arno Bohlmeijer is de enige Nederlander ooit die deze prijs kreeg. Geen kattenpis, om maar een lastig vertaalbare Nederlandse uitdrukking te gebruiken. Wat maakt deze jeugdroman zo goed?

Beginnend met de non-tekstuele kenmerken, zijn de illustraties van Xantha-Iris Vorst erg fraai. Mooie zachte kleuren en waar nodig actie. Zoals in het hoofdstuk waar het stormt. Die prent is doordrenkt met storm: een reddingsboei rolt over het strand, een meeuw wordt achterover kantelend over het papier geblazen, vanuit het strandhuisje kijkt een groepje mensen bezorgd toe – en op de achtergrond is de zee. De zee die kolkt, draait, raast, probeert de aarde te overspoelen, er is donder en bliksem, witte schuimkoppen voor een diepdonkerblauw onheilszwangere achtergrond.

Dan hadden we het nog niet over de tekening op bladzijde 100. Nu wel: daarin vliegt een gele vlieger centraal. Eentje zoals het hoort; met een lange staart waar strikjes in zitten, en een paar bloemen helemaal aan het eind. Twee kinderen trekken onder drie frisgroene bomen aan het touw. Je ziet actie, vrijheid, vrolijkheid en bijna hoogtevrees.

Het lettergedeelte dan: fraaie prenten bij subtiele tekst. Een goed voorteken zijn de citaten van A.A. Milne, de geestelijke vader van de onsterfelijke Winnie de Poeh. Het boek begint ermee: “’Ik maak een reis om de wereld! Ben ik zó op de goede weg?’”

Ja, Arno Bohlmeijer is zo op de goede weg. De taal van het verhaal heeft zijn eigen zangerigheid. Aan het woord is een lettermetselaar die op onverhoedse plekken woorden plant die je niet verwacht maar wel precies de stemming van iemand uitdrukken. Of de dreiging van een storm. Of de boosheid van de voorbijdrijvende wolken. Of de stilte van het helemaal niets. Mooie taal.

Nadeel van die vrijelijke omgang met taal is dat het in dit soort patchworkzinnen soms knarst. Lezen wordt dan spoorzoeken tussen de mooischrijverij:

“In de ochtend kleefde Musjes fijnste pyjama aan gedroogd bloed op haar knie… Ze probeerde aan de broek te trekken maar schreeuwde van de schrik, hoewel het zondag was…

Buiten op het plein vraagt Mark of Musje gaat knikkeren. ‘Niet kinderachtig! Om veel te winnen!’ Maar zij heeft geen knikkers. Hij kijkt om zich heen en als niemand het ziet, geeft hij haar een groene oliebonk. ‘Neem deze.’

Daan ziet het meteen en vraagt gretig: ‘Spelen voor deze mega?’

Musje speelt spontaan en verliest het kostbare geschenk. Het ging zo snel, het lijkt een trap in haar buik.

Onmiddellijk daagt Mark Daan uit. ‘Voor deze vijfteller?’”

Zo kan taal voor meerdere uitleg vatbaar zijn, zie als voorbeeldexperiment de titel van deze recensie.

Dit zegt het juryrapport van de PEN America Grant : “Bohlmeijers markante en originele vertelstem is zowel teder als krachtig over een meisje dat haar weg vindt in vriendschappen, een moeilijk gezin, en een gevoel van isolatie in een soms verwarrende wereld. We werden geboeid door de kwetsbaarheid en innemende excentriciteit van Musje. In het alledaagse rondom ziet zij het buitengewone.”

En zo is het.

Sterren ****

ISBN: 9789493301016

Uitgeverij: Samsara

Ook verschenen op Bazarow en Tiktok

Eva Menasse – Dunkelblum zwijgt

Donkere ondertonen in Oostenrijks stadje

De naam alleen al van het stadje heeft iets sinisters, onder-het-tapijt-vegerigs, besmuikts. Neen, Dunkelblum is niet erg uitnodigend. De bewoners willen dat ook niet. Zeker de oudere niet: zij weten wat er lang geleden gebeurd is en houden dat drama het liefst onderin de doofpot. Helaas haalt het heden het verleden in.

Zover is het nog niet echt als Eva Menasse deze roman begint. De sfeertekening van Dunkelblum is luistervinkerig: de mensen hebben continu een bepaald gevoel:

“De gordijnen in het plaatsje bewegen als door een zachte ademtocht bezield, in en uit, alsof hun leven ervan afhangt. Elke keer als God van bovenaf bij deze huizen naar binnen kijkt – alsof ze helemaal geen daken hebben -, als hij naar binnen kijkt in de poppenhuizen van zijn modelstadje, dat hij samen met de duivel heeft gebouwd om de mensheid te vermanen, dan ziet hij bijna in elk huis wel iemand vanachter het gordijn naar buiten staan gluren.”

De sfeer is gezet. Rustigjes aan ontrolt de geschiedenis van de brave burgers zich. Wie oplet, is gewaarschuwd voor wat komt. Het boek is verdeeld in III uiterst omineus klinkende delen:

“I: De Oostenrijkers zijn een volk dat vol vertrouwen naar het verleden kijkt. Zegswijze

II: Aan het sterven is men ook hier gewend, in elk geval meer dan aan het denken. Hans Lebert.”

III: Historisch is dat wat je zelf niet zou doen.”

We komen te weten dat Antal Grün niet drinkt en een kruidenierswinkel bestiert, en dat dokter Sterkowitz wél drinkt, maar met mate. We schrikken samen met ‘een man’ in de postbus naar Dunkelblum van een kop in de krant: ‘Hiltlergroet derft reisgenot’. Dat zinnetje, zonder dat hij zich voor de geest kan halen waar het precies in de krant stond, bonkt verontrustend door zijn hoofd.

Dit soort kleine sentimenten en verwijzingen naar duistere tijden kruipt langzaam in het verhaal en maakt dat steeds zwaarder. De verteltoon blijft licht als een zomerbriesje, maar de onderwerpen, de karakters van de bewoners, de sfeer duwt de lezer steeds een stukje verder naar onderen. Totdat je het benauwd krijgt. Want wat is het geheim van Dunkelblum?

Daar komt u in deze recensie niet achter, dat zou het leesgenot ernstig dwarszitten. Neemt u van mij aan dat de luchthartig begonnen historie dat niet lang blijft. De lezer is gedoemd de zwaarte van de geschiedenis alsmede het verleden van deze dorpsbewoners op de schouders te nemen.

Menasse bewaart een subtiel evenwicht tussen de onontkoombare dreiging die boven het dorp hangt, ja zelfs het hele dorpsleven heeft doordrenkt, én een goeie tekst die (zwarte) humor als smeermiddel gebruikt om de lezer bij de les te houden. Prima combinatie. Prima verhaal. Prima boek om op kille herfstavonden ter hand te nemen en te beseffen dat het altijd slechter kan. 

Sterren ***

ISBN: 9789025472269

Uitgeverij: AtlasContact

Ook verschenen op Bazarow 

Kelly Barnhill – Het meisje dat naar de sterren luisterde

Een dorp zonder liefde

Steenvallei was ooit een fijn dorp, beroemd om zijn bomen. In alle straten bogen de takken van de fruitbomen door onder het gewicht van de vruchten. Mensen konden eenvoudig iets plukken en ervan genieten – of gebak en taartjes en jam ervan maken.

Elke avond schrobden de straatvegers de keien schoon. De bewoners spraken met elkaar op de wandelpaden of het plein over literatuur of politiek of filosofie of kunst. Alle wegen in het dorp leidden naar de bibliotheek die tot aan de nok volstond met boeken.

Brandbare boeken. Dat bleek toen op een vreselijke avond de bibliotheek in vlammen opging. Sommigen zeiden dat ze het geluid van klapwiekende drakenvleugels hadden gehoord, anderen zeiden dat het vuur onvermijdelijk was geweest omdat de constructie van de bibliotheek net een tondeldoos was.

De vijftien brave kinderen die in het weeshuis verbleven, groeiden op naast de verkoolde resten van de bibliotheek. Ook de halfreus, die aan de rand van het dorp woonde, werd niet vrolijk van het verlies. Zij hield, net als de weeskinderen, meer van anderen dan van zichzelf.

Dan de burgemeester – iedereen in Steenvallei hield van hem. Hoe konden ze ook anders? Hij zag er voortreffelijk uit, met een verblindende, goudblonde haardos en een glimlach die zo schitterde dat mensen hun ogen ervoor moesten afschermen. Als mensen hem opzochten met hun problemen, voelden ze zich daarna weer zo goed dat ze totaal waren vergeten wat hen eigenlijk had dwarsgezeten. En dat is toch precies waar een burgermeester voor is?

Tot zover, lieve lezertjes, de vibraties van dit vuistdikke boek met het sterretjesomslag. Want na al die goede trillingen verandert de sfeer in het dorp. De mensen worden ontevreden omdat er steeds minder eten, drinken, comfort is. Er zou geld moeten komen om dingen op te knappen. Of om een nieuwe bibliotheek te bouwen.

Maar alles wat de burgemeester doet is toespraken houden. Prachtige toespraken vol fraaie woorden, mooie volzinnen. Hij is er zelf heel content mee. Waarom zijn ze ontevreden? De burgemeester snapt er niets van. Hij had bij de grote branden toch ook tegen hen gesproken?

“Ze waren helemaal van hem afhankelijk geweest. Hij had hun gezegd dat hij dit probleem kon oplossen … Wat een overweldigend gevoel was het om die glans op hun gezichten en die glinstering in hun ogen te zien. Ze geloofden elk woord! Wat had hij het geweldig gevonden in die tij om van de ene tuin naar de andere te wandelen, van de ene steeg naar de volgende te lopen en te kletsen, mee te leven, te overtuigen en af te leiden. Ze waren ook allemaal zo makkelijk over te halen..

En als een toespraak deze keer niet werkte, dan … kon er altijd weer een gebouw in vlammen opgaan. Of een hele straat. Of het hele dorp, als dat nodig was. Dat was eerder tenslotte ook succesvol geweest.”

Het is kristalhelder: het rommelt in dit ooit vredige dorpje. In Steenvallei heerst armoede en onverdraagzaamheid, er zijn brandhaarden en er is een liegende burgemeester. Dat komt akelig bekend voor allemaal. Kelly Barnhill laat het soepel voorbijkomen in kinderlijk eenvoudige hard binnenkomende taal. De eenvoudige maar in de praktijk razend moeilijk toe te passen boodschap van liefde doortrekt de bladzijden en nodigt de lezer uit tot reflectie. Mooie personages, heerlijke taal, doortimmerd verhaal met een boodschap. Prachtboek.

Sterren ****

ISBN: 9789025883058

Uitgeverij: Leopold

 

Ook verschenen op Bazarow 

 

Gerwin van der Werf – De droomfabriek

Waar is Bint als je hem nodig hebt?

Even de titel van deze recensie verklaren voor jeugdige lezertjes: Bint is een boek uit 1934 van F. Bordewijk. Daarin komt een nieuwe leraar, de Bree, op school om een leraar te vervangen die is weggepest. Hij moet les gaan geven in klas 4D, ook wel ‘de hel’ genoemd. Bint is de directeur: ‘de man met de stalen tucht’.

Da’s toevallig. In ‘De droomfabriek’ komt een nieuwe wiskundelerares les geven op een school in een achterstandswijk. Ook zij krijgt een klas toebedeeld die je een hel kan noemen. Maar daarna gaan beide boeken hun eigen weg, in hun eigen stijl, gelukkig, dus vergeet leraar de Bree, denk nu alleen aan lerares Josie Cruqius.

Josie begeeft zich voor het eerst in de dynamiek van een school. Die vuurdoop heeft alles wat een verhaal goed kan maken: doorzettingsvermogen, angst, glorie, ondergang. De schrijver hoeft alleen nog maar alle woorden in de goede volgorde te zetten. Dat doet Gerwin van der Werf. Hij haalt met gemak alle positieve superlatieven. Meer dan dat: dit is een meeslepend boek, een pageturner die heerlijk wegleest.

Natuurlijk worden Josie’s vochtige oksels stante pede geroken (figuurlijk) door klas 3A, waar ze voor gezet wordt. Alle doemscenario’s in haar hoofd worden overtroffen. De klas is een ratjetoe van rebellerende, duwende, trekkende, schreeuwende, mobielbekijkende, onverschillige, nongemotiveerde jongeren.

Van der Werf treft die chaos levendig, net als de wanhoop van Josie. Ze merkt dat ze geen vat krijgt op de pubers. Ze lachen haar pogingen tot orde weg. Na de les besluit ze nijdig, als actiepunt voor de volgende keer, dat in elk geval de mobieltjes de klas uit moeten. Die hadden de leerlingen moeten inleveren, maar dat negeerden ze massaal. Dus staat Josie de volgende les klaar bij de telefoonkluis:

“Showtime. Again.

Roy Beentjes: ‘Hey, mevrouw Kruk is er weer!’

Amir El Karkouki: ‘Hallo mevrouw Kruu-kie-juss.’

Een jongen: ‘Waarom bent u niet ziek?’

Een meisje: ‘Of overspannen?’

Hanna Schot: ‘Ik ben m’n telefoon in het andere lokaal vergeten, mag ik ‘m halen?’

Jill van Dorp: ‘Gaan we weer vouwen?’

Ali Roos: ‘Mag ik nog even m’n moeder appen?’

Hanna: ‘Mag ik ‘m nou halen mevrouw?’

‘Na de les haal je ‘m maar op.’

‘Dan jatten ze ‘m, die kankerhomo’s uit 3B.’

‘Hanna!’

 Ze wilde zeggen dat ‘homo’ niet acceptabel was en dat haar oma aan kanker was overleden, maar ze wilde zichzelf ook niet te kwetsbaar maken. Negeren was altijd een optie.”

In dit citaat komt heel de ellende van een slechte dag op school samen. De chaos, nietsontziende opmerkingen van pubers, diep kwetsende uitdrukkingen geroepen door kinderen die dat niet eens beseffen. De tol van werken in de droomfabriek.

Een zijspoor dat een hoofdweg wordt in het verhaal is Carmen, een leerling met zestigduizend volgers op Insta. In die volgers heeft ze heel veel interesse, in school nul. Josie vat het als een persoonlijke uitdaging op om dit meisje toch met redelijke cijfers de school door te loodsen. Eerst zonder succes. Maar als Carmen later zelf om bijles vraagt, lijkt het tij te keren. Alleen op een manier die Josie nooit kon bevroeden

Sterren ****

ISBN: 9789025472412

Uitgeverij: Leopold

 

Ook verschenen op Bazarow 

 

Tonke Dragt – De goudsmid en de meesterdief

 

‘Nieuwe’ verhalen met oude moraal

Een prima vormgegeven boek is het, deze ‘De goudsmid en de meesterdief’ uit 2022 van Leopold. Het verscheen eerder in 1996 en is nu dus weer verkrijgbaar. Moet u het onverwijld aanschaffen?

Dat hangt ervan af. Het is een boek van Tonke Dragt – dat is een onmiskenbare pro. Verder is het dus een robuuste, in retrokleuren gestoken, gebonden, dikke versie. Een heel stevige versie, want (persoonlijk getest gewoon omdat het kon) je kunt er een spijker mee in een plank slaan. Altijd handig.  

Dit is wat je noemt een ouderwets leesboek. Er staan verhalen in over de tweelingbroers Jiacomo en Laurenzo. De eerste houdt van reizen/avontuur en heeft de kwaliteiten om een meesterdief te worden. De tweede wil graag mooie dingen maken en wordt edelsmid. Een puike combinatie voor uiteenlopende avonturen en een fijne leeservaring. Een boek kortom, dat luidkeels schreeuwt om vastgepakt te worden, bebladerd, opengeslagen, de mooie passages te markeren met een boekenlegger (geen ezelsoor, denk erom!) te verslinden, en de avonturen van de tweelingbroers mee te beleven.

En er is een ander aspect. De verhalen in het boek dragen onmiskenbaar de signatuur van Tonke Dragt. Qua taal en opbouw herkennen we de hand van de meesterverteller erin. Alleen zijn de verhalen niet van haarzelf. Het zijn bewerkingen van sprookjes van Grimm, Andersen en van Shakespeare zelfs. Maar ook van een verhaal uit Duizend en één nacht en van PALÀSHA (een Hindoese parabel).

Dragt heeft de twee broers figurant gemaakt in een reeks verhalen. Keigoede verhalen natuurlijk, want afkomstig uit de wereldliteratuur, maar toch …. niet aan het brein van de schrijfster zelve ontsproten.

Dat de verhalen aan sprookjes en legendes zijn ontleend is te merken aan de stereotype bevolkers ervan. Archetypes zoals de ongenaaktbare maar grootgoedige prins, de doortrapte leugenaar, de schone jonkvrouw, de onoverwinnelijke ridder, het onoplosbare raadsel. Plus mooie thema’s die op een vakkundige manier door het verhaal zijn gevlochten, daar is niks van te zeggen. Dragt is ook zo verstandig om te melden dat dit verhalen zijn die ze heeft gebruikt als vehikel voor de broers, maar voor de oppervlakkige lezer kan dit overkomen als een ‘nieuw’ boek.

Dat niet dus. Maar de verhalen zijn ijzersterk; bovendien is er in de avonturen van de broers een goede spanningsboog aangebracht die de geschiedenis voort stuwt. Dus aan leesplezier geen gebrek. Het is aan jullie, lieve lezertjes, om te beslissen of dit boek je nachtkastje gaat verzwaren. Denk goed na – je weet dat een keuze goed of slecht kan uitpakken. Net als in een sprookje.

Sterren ***

ISBN: 9789025883553

Uitgeverij: Leopold

Ook verschenen op Bazarow en Tiktok