Hilary Mantel – Een veiliger oord – 1

Extraordinair vakwerk

De Franse Revolutie is een dankbaar onderwerp om vuistdikke, al dan niet exceptioneel uitputtend gedocumenteerde boeken over te schrijven. Victor Hugo, Charles Dickens, Daphne du Maurier en onze eigen Simon Schama, Nelleke Noordervliet, Simone van der Vlugt deden het, om enkele van de vele namen te noemen. En Hilary Mantel dus, in een trilogie met de nogal plechtstatige titel Een veiliger oord.

En ze doet het magnifiek door geen geschiedkundige opsomming met tijdlijn en jaartallen te geven, maar de Revolutie van binnenuit te laten gebeuren. Mantel zit haar personages dicht op de huid. De blurbtekst op de achterflap kan hier onverminderd worden geciteerd: “Mantel beschrijft burgers en werklieden die niet langer genoegen nemen met de verdeeldheid van de standen en de oneerlijke rechtsstaat, en als lezer ervaar je dat alsof je waarnemer bent, en dat het logisch is om ‘revolutie’ te roepen en met z’n allen naar de Bastille te gaan.”

Het enige kritiekpunt moet toch – excusez-moi – benoemd worden. Het verhaal is soms nogal fragmentarisch, de schrijfster springt dan alle kanten op en verliest de verhaallijn schijnbaar uit het oog, wat voor de lezer storend is. Voorin het boek (uit 1992) vertelt Hilary waarom: “Als ik nu een roman zou beginnen, zou ik het niet zo idioot ambitieus aanpakken. Ik zou misschien wat minder van mijn lezer eisen. Ik zou mijn onderwerp afstemmen op mijn kunnen. Maar toen ik begon met schrijven, wist ik niet wat ik kon. Bij elke uitdaging aan mijn schrijverschap heb ik, net als de revolutionairen, simpelweg alles in de strijd gegooid wat maar zou kunnen werken… Ik hoop dat de compromissen het verhaal niet helemaal hebben ondergesneeuwd, en dat de grootsheid die ik bedoelde weer te geven, erdoorheen schittert.”

Met die grandeur zit het wel goed. Haar hoofdpersonen zijn drie jongens met voor de connaisseur bekende namen: Camille Desmoulins, Georges-Jacques Danton en Maximilien de Robespierre. Die drie ontmoeten elkaar als ze gaan studeren in Parijs en groeien uit tot sleutelfiguren in de Revolutie. Grondig en gedetailleerd worden hun opgroeiende jaren in beeld gebracht, zoals de school waar Robespierre zijn onderwijs ontving: “Het Collège (Louis le Grand) was gevestigd aan de rue Saint-Jacques, en van de stad afgesneden door solide, hoge muren en ijzeren hekken. Men deed er niet aan verwarming, tenzij in de wijwatervaten in de kapel het ijs op het water stond… Vlagen ijzige tocht en gedempte gespreksflarden in dode talen doortrokken de lokalen.”

Even verder ontmoet Maximilien (bijgenaamd ‘Dinges’) mede-student (bijgenaamd ‘de kleuter’) die hij geacht wordt wegwijs te maken:

“’Goed dan,’ zei Maximilien. Hij wendde zich naar de zogenoemde kleuter. Het was een erg knappe jongen, heel donker.
‘Welke weg wil je gewezen worden?’ vroeg hij.
Op dat moment kwam père Herivaux rillend aanlopen door de gang. Hij hield halt. ‘Ah, daar ben je, Camille Desmoulins,’ zei hij… ‘En je bent pas tien, meen ik.’
De jongen keek naar hem op en knikte.
‘En voor je leeftijd al bijzonder wijs?’
‘Ja,’ zei de jongen, ‘dat klopt.’
Maximilien zette de bril af die hij moest dragen, en wreef met duim en wijsvinger over zijn ogen. ‘Probeer “Ja, père”,’ adviseerde hij. ‘Dat verwachten ze….’
‘Zeker een hielenlikker, Dinges?’ zei de jongen.
‘Hoor eens, het is maar een idee. Ik laat je hier meeprofiteren van mijn ervaring.’ Hij zette zijn bril weer op.”

In dit soort details schuilt de kracht van Mantels schrijftalent. Het rendez-vous tussen twee jongens, gedoemd sleutelfiguren te worden in een beroemde omwenteling in de geschiedenis, is levensecht. De daarbij passende dialoog ook, net zoals de kippenvelopwekkende beschrijving van de school waar ze hun dagen moeten slijten. Het leeft, het gebeurt vlak voor je neus, het is alsof Luc Besson de film al gemaakt heeft en je er alleen nog maar relaxed naar hoeft te kijken. Het is een zeldzaam talent dat ze gelukkig nog altijd volop benut.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Sterren: ****

ISBN: 9789044969672

Uitgeverij: AtlasContact

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

Bo Svernström – Wie zint op wraak

Akelig realistisch

Waarschijnlijk is deze thriller gewoon bedoeld als thriller, maar als u hem aanschaft, krijgt u dubbel waar voor uw geld. Het is stiekem namelijk ook een handleiding. Stel dat u een nieuw carrièrepad in de misdaad overweegt, laten we zeggen uit wraak, dan kunt u gewoon de stappen volgen die de slechterik van het boek ook maakt en u komt er wel.

Aan de zelfkant van de maatschappij, om exact te zijn. Daar waar moorden niet gewoon iemand omleggen is, maar volgens een gedetailleerd plan het slachtoffer ontvoeren, en daarna op zeer creatieve wijze martelen, zo pijnlijk en langdurig mogelijk. Hou dat vol tot de wraaklust is bekoeld en frustratie zich weer kan opbouwen voor een volgende kandidaat. Herhaal dan de stappen hierboven maar maak de marteling nog gruwelijker en gedetailleerder. En o ja, blijf de politie steeds een stapje voor.

In een notendop komt Wie zint op wraak hier op neer. Het boek zet fel realistisch een wraaktocht van een dader neer, meedogenloos en knoerthard. Net een thriller inderdaad. Het verhaal is doordacht gecomponeerd, de spanning met een zeer dun botermesje uitgesmeerd, de personages best realistisch en het boek is absoluut niet te dun, zodat het alles in zich heeft wat de thrillerliefhebber van een imminent boek mag verwachten. Maar wat na consumptie vooral blijft hangen is naargeestigheid. Met de nadruk op ‘naar’.

Het is een compliment voor Svernström dat hij zo’n morbiditeit aan een vertelling mee weet te geven, denk ik. Enerzijds geeft hij de lezer wat hij/zij wil: een koude rillingen-verhaal van een heleboel uren leestijd met een onvoorspelbaar einde. De speurders zijn doorsnee politiemensen die worden geholpen door een reporter van een krant. De dialogen zijn waarheidsgetrouw, vooral die van de reporters en de mensen op de redactie, in de lijn der verwachting gezien Svernströms vorige leven als reporter voor Aftonbladet.

Daar tegenover staat dat Svernström de mate van vreugdeloosheid die in een misdaadroman thuishoort, een stapje verder brengt met gloeiend hete haat uitvloeiend in gedetailleerde folteringen. Best mogelijk dat dit de enige richting is die de thrillerontwikkeling in kan slaan: steeds grover en luguberder. Maar op een zeker punt zit de kans erin dat die bloeddoordrenkte beschrijvingen maar magere meerwaarde toevoegen. Dat ze eigenlijk voornamelijk afschuw oproepen, en walging.

Onderaan de streep: het kundig gemaakte verhaal en de als elastiek opgerekte spanning wogen niet op tegen de alles doordrenkende plastische slagerswerkzaamheden. Voor mij was deze akelig realistische kruistocht iets teveel van het kwade.

Sterren: ***

ISBN: 9789402730609

Uitgeverij: HarperCollins

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

Tove Jansson – Fair play

Tederheid met een vleugje gekte

[Recensie] Astrid Lindgren kent iedereen, maar weet iemand nog wie Tove Jansson (1914 – 2001) is? Zij is die andere kinderboekenschrijfster uit Scandinavië, uit Finland om precies te zijn. Ze is de geestelijke moeder van de Mumintrollet, in onze streken bekend als de Moemins. Van deze gek genoeg op nijlpaarden lijkende trollen zijn sinds 1945 in heel veel talen prentenboeken, films en strips uitgebracht, die ook de Nederlandse markt veroverden. Maar daar gaat dit boek niet over.

Fair Play gaat over liefde. Het vertelt het verhaal van twee vrijzinnige vrouwen op leeftijd. De een is schrijfster, de ander kunstenares, allebei wonen ze in hetzelfde gebouw in Helsinki. Overdag werken ze in hun eigen huis, ’s avonds kijken ze samen oude Franse films, en de zomers brengen ze door in hun huisje op een piepklein onbewoond eiland voor de Finse kust. Jansson schreef dit boek toen ze in de zeventig was en baseerde de karakters Mari en Jonna op haar eigen langdurige relatie met kunstenares Tuulikki Pietilä.

Het is een warm relaas geworden. Jansson koos voor korte, krachtige verhaaltjes met steeds een andere invalshoek. Zo beschrijft ze de omgeving waarin de twee dames overdag verbleven: “Ze woonden ieder aan een kant van een groot appartementencomplex vlak bij de haven, en tussen hun ateliers in was de zolder, een onpersoonlijk niemandsland met hoge gangen met aan weerszijden gesloten, houten deuren. Mari hield van die wandeling over de zolder, die een denkbeeldige streep van broodnodige neutraliteit tussen hun domeinen vormde.”

Wat ze knap doet, is tussen de regels door schrijven. In de verhaaltjes worden veel aspecten van een relatie aangestipt, zonder expliciet te zijn. “Ze vroegen elkaar nooit: ‘Heb jij kunnen werken vandaag?’ Misschien stelden ze elkaar die vraag dertig jaar geleden wel, maar mettertijd leerden ze dat niet te doen. Er zijn leemtes die je moet respecteren; de vaak lange periodes waarin je het hele beeld niet ziet, de woorden niet kunt vinden en met rust gelaten moet kunnen worden.“

Vrouwen met sterke karakters zijn het, die onvermijdelijk weleens botsen. Dat gaat soms over iets onbenulligs als de oude films, die ze gewoonlijk samen in de avonduren bekijken. Mari heeft bijvoorbeeld niet veel op met oude westerns van de B-garnituur. Dat resulteert in droogkomische dialogen:

“’Aha,’ zei Mari, ‘het wordt een Wild West hier. Is het een B-western?’
‘Ja. Een vroege klassieker.’

‘Wanneer komt hij erop?’
‘Eigenlijk,’ zei Jonna, ‘eigenlijk zou het nog beter zijn als ik hem alleen kon kijken.’
‘Ik beloof dat ik geen woord zal zeggen.’
‘Ja, maar ik weet wat je denkt en dan kan ik me niet concentreren.’”

Of het ligt aan hun Scandinavische roots durf ik niet te zeggen, maar de kunstenaressen hebben een plezierig tikje van de mallemolen meegekregen. Ze bekijken de wereld vanuit ongebruikelijke hoeken. Dat geeft hun gedragingen een amusante draai, zonder dat de duidelijk aanwezige affectie voor elkaar verloren gaat.

De kleine geschiedenisjes zijn juweeltjes. Ze worden met geruisloze humor neergezet, zoals de dag dat Jonna haar pistool schoonmaakt en per ongeluk een majestueuze mantelmeeuw neerschiet. Dat is bijna slapstick en toch – wed ik – waargebeurd.

Echt gebeurd is ongetwijfeld ook de trip naar Amerika, die niet alleen een indruk geeft van het scherpe observatievermogen van de dames, maar ook van het tijdsgewricht waarin die trip plaatsvond. Als ze na een dag reizen in het Majestic hotel aankomen (geheel in overeenstemming met zijn naam pompeus, groot en leeg), schrijft Jansson: “Iemand zette de hit van dat moment op, ‘A Horse With No Name,’” Mooie quizvraag ter afsluiting, te beantwoorden zonder Google: wie scoorde die hit en in welk jaar?

Sterren: ****

ISBN: 9789044540772

Uitgeverij: De Geus

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

Penelope Fitzgerald – Het begin van de lente

Een rommelig boek, is dat een aanbeveling? Hier wel. De schrijfster verheft springerigheid, fragmentarisme, snips en snaps, afdwalen en met een nauwelijks volgbare omweg terugkeren tot het onderwerp dat ze aan het begin van de verhandeling aansneed, tot een geheel eigen kunstvorm. Als die vorm dan ook nog de meesterhand van oude Russsische schrijvers ademt, is het verhaal eigenlijk nauwelijks nog belangrijk.

Voor de volledigheid: de Engelse Frank Reid drijft in Moskou een drukkerij. Van de ene op de andere kwade dag is zijn vrouw Nellie weg – ze heeft de trein terug naar Engeland genomen. Frank gaat opvallend stoïcijns door met zijn leven en het verzorgen van hun drie kinderen. Tot Lisa Ivanovna zijn leven binnenvalt, een betoverend, mysterieus meisje van het platteland. Wat is ze van plan? En welke rol speelt Selwyn, de boekhouder die haar bij hem aanbeveelt? Intussen niet de knagende vraag vergetend: waarom ging Nellie weg en ziet hij haar ooit terug?

Het boek begint zakelijk als een spoorboekje:

“In 1913 kostte de treinreis van Moskou naar Londen, met een overstap in Warschau, veertien pond, zes shilling en drie penny, en duurde tweeënhalve dag. In de maand maart van 1913 aanvaardde Nellie, de vrouw van Frank Reid, deze reis vanaf Lipkastraat 22 in de wijk Chamovniki; ze nam de drie kinderen mee: Dolly, Ben en Annoesjka. Annoesjka (of Annie) was twee en driekwart jaar en zou waarschijnlijk een nog grotere lastpak worden dan de anderen.”

Twee dingen vallen op. Enerzijds de emotieloze opsomming, die subtiel een wereld van leed verhult. En daartegenover de Saharadroge humor, die hier al door de tekst heen piept. Twee zaken die gelukkig voor ons lezers de rest van het boek royaal gehandhaafd blijven.

Daar laat Fitzgerald het niet bij. Bij het schrijven moet ze haast wel de boeken van de complete Russische Bibliotheek zachtjes mee hebben laten fluisteren. Anders zou het verhaal niet die onmiskenbaar Russische sfeer mee hebben gekregen. Die dan weer prima samengaat met de al genoemde fragmentarische structuur en de licht absurde gedragingen van de personages. Even zeuren: die versnipperde structuur loopt soms wat uit de hand. Dan wordt het zo loskorrelig dat de lezer (deze lezer) moeite heeft de rode draad van het verhaal te volgen.

Maar dan zijn er de dingen die alles goed maken: kraakheldere realistische sfeertekeningen (de prachtige ontbottende berken op het omslag komen tot leven, let maar op). En charmante terzijdes, die alles bij elkaar een wervelende, de zintuigen met een plumeau kietelende sfeer over het boek leggen. Geslaagd, zou ik zeggen.

Wacht even, hoe zit het met de losse eindjes? Wat wil die Lisa Ivanovna? Hoe loopt het af met Nellie, komt ze nog terug? Sorry luitjes, daar kunnen we niets over zeggen. Laat dat een stimulans zijn om dit een vakkundig geschreven werkje zelf door te nemen. Het is te fraai om links te laten liggen.

Sterren: ***

ISBN: 9789492168221

Uitgeverij: Karmijn

Ook verschenen op De Leesclub van Alles