Clare Helen Welsh & Jenny Lovlie – Tijd om naar het zuiden te gaan

Rare dieren, die trekvogels

Moeder Natuur heeft wonderlijke kostgangers. Het bekendste voorbeeld is natuurlijk de mens met al zijn dom- en wijsheid in één, maar de dieren om ons heen kunnen er ook wat van. Neem de Stern.

Dat is een vogel, zeker. In dit prentenboek is het zelfs een Noordse Stern. Een mooie, meeuwachtige vogel met een wit verenkleed, twee zwarte vleugeltippen en een zwart soort van helmpje op zijn kop. De hoogst eigenaardige gewoonte van dit beestje is over driekwart van de aardbol vliegen om te gaan nestelen. Dat kan makkelijker, zou je denken.

Maar de Stern is eigenwijs en bovendien niet de enige lange afstands-reiziger. Dit lieflijk getekende prentenboek stelt ons voor aan een heleboel andere dierlijke globetrotters: vlinders, ganzen, schildpadden, rendieren en walvissen. Allemaal dieren die enorme afstanden afleggen om voor nageslacht te zorgen.

De tekeningen zijn een plaatje (ja puristen, dat is een tautologie); alleen al op de achterflap spettert de achterover vallende walvis een miljoen liter water over de lezer, met een vrolijk gekwetter ook nog. Verder vinden we op elke pagina onze ondernemende Stern die met de andere trekkende dieren meevliegt.

Bij de prima realistisch getekende dieren staat op elke pagina wat tekst. Die legt uit welk dier we hier zien, wat ze doen en waar ze naar onderweg zijn. Bij de verschrikt opkijkende rendieren, op een grasvlakte met op de achtergrond dennenbomen en daar weer achter een besneeuwde bergrug, lezen we:

“De kleine stern zag rendieren, als mieren

Slingerend over heuvels, lang valleien en door rivieren.

Ze vloog naar ze toe, en volgde hun sporen

over de steeds koude wordende grond.

Verder, verder, verder trokken de rendieren,

Op zoek naar zomer in de heuvels.

Tijd om naar het zuiden te gaan.”

Tijd ook om dit fijne werkje aan te schaffen en aan je kinderen te overhandigen.

Sterren ****

ISBN: 9789047713968

Uitgeverij: Lemniscaat  

Ook verschenen op Bazarow 

Lawrence Durrell – Justine

Broeierige grotestadsnotities

Een reddeloos verderfelijke plek vol wellust, ongebreideld genot en promiscuïteit. Dat is de stad Alexandrië van eind jaren dertig van de vorige eeuw, concluderen we na het lezen van deze scabreuze aantekeningen van verteller Darley.

Darley is het prototype van een Britse gentleman die rondstapt in de groteske gebeurtenissen van die tijd. Glimlachend om zich heen kijkend, ultradroog commentaar leverend, tongue in cheek de dingen die hij meemaakt, op schrift stellend.

Auteur Lawrence Durrell zet Darley stevig maar fluïde neer in Alexandrië. De hoofdpersoon begint een heftige liefdesrelatie met de Justine uit de titel. Een overspelige relatie vanzelfsprekend. Dat heeft z’n risico’s, vooral vanuit het gezichtspunt van wraakzuchtige echtgenoten: ook om die reden bedrijven Darley en Justine hun verboden en daardoor des te explosievere geheime liefde. Gaat dat goed? Natuurlijk niet – ze moeten zich in steeds meer bochten wringen om buiten schot van de jaloerse bedrogene te blijven.

Maar het mooie van dit verhaal ligt niet alleen die oplopende spanning. Terwijl de verwikkelingen zich naar een onvermijdelijk dramatisch hoogtepunt spoeden, laat de verteller zich niet onbetuigd met het in detail sarcastisch beschrijven van de zeden en gebruiken in de stad Alexandrië zelf:

“George-Gaston Pombal, een lage consulair ambtenaar, deelt een tijdje een kleine flat met mij in de rue Nebi Daniel. Hij is onder de diplomaten een zeldzame figuur, omdat hij een ruggengraat schijnt te bezitten. Voor hem is de saaie tredmolen van protocol en vermaak – die lijkt op een surrealistische nachtmerrie – vol exotische charme. Hij ziet de diplomatie door de ogen van iemand als Rousseau, Le Douanier. Hij leeft zich erin uit, maar laat wat hem nog rest aan intellect er niet door overspoelen. Ik vermoed dat het geheim van zijn succes schuilt in zijn ontzagwekkende luiheid die bijna bovennatuurlijk is. Hij zit aan zijn bureau in het Consulaat, dat vol ligt met de eeuwige confetti van visitekaartjes met de namen van zijn collega’s.”

Een heerlijk subtiel verhaal dus, met veel tussen de regels door te lezen scherpe observaties. Al vergen de pagina’s door meanderende volzinnen wel wat zitvlees van de lezer. Maar daarvoor terug krijg je een onvervalst beeld van een levende, ademende, stomende stad met haar verdorvenheden, viezigheid maar ook schoonheid, zoals het ging in vervlogen tijden.

Voor wie van dit proza geen genoeg kan krijgen: er zijn nog drie delen die bij dit boek horen. Justine, Balthazar, Mountolive en Clea vormen samen ‘The Alexandria Quartet. Volgens de Times: ‘De publicatie ervan was een mijlpaal in de Britse naoorlogse literatuur.’

Sterren ***

ISBN: 9789083200200

Uitgeverij: Van Maaskant Haun 

 

Ook verschenen op Bazarow 

 

Mark H. Stokmans – Land van echo’s

Karl May is niet ver weg 

Er zijn boeken die een slechtere start kennen dan dit ‘Land van echo’s’ van Mark H. Stokmans. De pers is jubelend, de critici en boekenbranche ook, zodat de bladzijdenvreters de 531 pagina’s leesvoer massaal aanschaffen.

De achterkant ronkt zoals gewoonlijk: “Een monumentale roman over oorlog, vriendschap, passie en onbereikbare liefde – tegen de achtergrond van het feodale Spanje van de jaren dertig”. Daar is geen woord van gelogen. Ook de aanbevelingen zijn niet mis: “Monumentale familiegeschiedenis – AD”, “Meeslepend historisch epos. – Het Parool” en “Overdonderend, ambitieus debuut. – Zin”.

Auteur Mark Stokmans introduceert zichzelf op de flaptekst: hij “studeerde algemene letteren met als specialisatie Latijns-Amerikastudies en internationale betrekkingen. De zomervakanties bij Stokmans’ grootouders in Zuid-Spanje gecombineerd met het landschap, de geschiedenis, de taal en de mensen, hebben zijn verbeelding gevormd. Jarenlang schrijven en researchen leidde tot dit epische debuut: Land van echo’s.”

In die introductie had misschien nog moeten staan: “… en Mark las met veel interesse Karl May, in elk geval het boek van diens hand ‘Winnetou’”. Pardon? We komen er zo op terug.

Dit ‘Land van echo’s’ is het verhaal van Herman Kruijssen, die na de Eerste Wereldoorlog ontheemd door Europa zwerft, tot hij in Spanje onder een boom in elkaar zakt. Een Spaanse edelman, eigenaar van een landgoed, Vicente Urias, ontfermt zich over hem. Urias is onder de indruk van Herman: deze man heeft niet alleen ijzig heldere ogen, maar ook een karabijn die bij een Duitse soldaat hoort. Dat klopt bijna: Herman is een Nederlander die in Duitse dienst is geweest.

Ze worden vrienden en Herman burgert keurig in, maar blijft zijn eigenwijze kijk op de zaken houden. Zo ziet hij dat de landeigenaren genadeloos optreden tegen boeren die op hun grondgebied proberen te leven. Hij keurt dat openlijk af. Die socialistische visie valt slecht in het kapitalistische milieu.

Al snel krijgt Herman een besmet blazoen – hij denkt anders over arbeiders dan de lokale herenboeren. Het is een kwestie van tijd voor het tot botsingen komt. Bijvoorbeeld als de burgemeester op bezoek komt, en verbijsterd ziet hoe arbeiders en bazen gemengd aan de tafels de maaltijd buiten gebruiken:

“Hij boog zich naar Herman toe en zei: ‘Ik weet van Don Vincente dat hij vis-à-vis zijn arbeiders de vriendelijkheid en mildheid zelve is, waar strengheid soms beter zou passen.”

Waarop Herman stoïcijns/hautain gewoon doorgaat met eten.

Een superioriteitsgevoel kunnen we Herman niet ontzeggen. Hij voelt zich verheven boven de ingesleten discriminatoire houding in dit land. De gemoederen lopen fors op als grootgrondbezitter Don Julian een twistgesprek krijgt met Herman over zijn ‘communistische’ houding.

“Don Julian: “’Aanpassen of vertrekken. Terug naar Duitsland of waar u ook vandaan komt met die smerige denkbeelden!’

‘Ik heb u al gezegd dat ik me in mijn eigen huis ..’

‘Dit is niet jouw huis, dit is óns huis, míjn huis! … Jij verlaagt je lonen … en doet wat je gezegd wordt, of God mag me neerbliksemen. Ik sla je zo hard dat je zelfs met gebroken benen in de pas zult lopen!’

Herman bleef zitten en staarde Don Julian onbewogen aan.

Even leek alles stil te staan, waarop de grote Spanjaard uit het niets Herman hard tegen de wang sloeg. ‘Ben ik duidelijk, coño sivergüenza!?’

Aangevallen in zijn eigen huis voelde Herman hoe de Alquería van hem eiste dat hij zijn plek zou innemen. Hij zou niet wijken. Nog steeds zittend in zijn stoel greep hij de wijzende vinger van Don Julian, trok de man bruusk naar beneden en met zijn open rechterhand sloeg hij de grootgrondbezitter met een enkele slag tegen de grond…”

En hier, beste lezers, komt Old Shatterhand om de hoek kijken. In het aloude ‘Winnetou’ maken we kennis met deze alleskunner. Precies zoals hier Herman in Spanje, komt Old Shatterhand rond 1900 vanuit Duitsland in Amerika aan. De ruwe bonken die daar een spoorlijn aanleggen, denken dat hij een greenhorn, groentje, is. Maar als iemand Old Shatterhand dreigt te intimideren of slaan, slaat de greenhorn onverwacht de aanvaller neer. Knock-out. Met zijn Shatterhand.

Deze passage lijkt sprekend op de confrontatie van Herman met de hautaine Don Julian in Spanjeland. De edele Duitse Nederlander laat zien waar bij echte mannen het hart hoort te zitten. Edelmoedig gaat hij voorwaarts, rechtvaardig tot op het bot.

Later in de tekst komen we meer staaltjes tegen van Herman’s rechtschapenheid. Het duurt te lang dat in deze bespreking te citeren, maar de algehele stijl van het boek doet toch wel sterk denken aan de cowboy- en indianenverhalen van de oude Duitse jeugdboekenschrijver. Niks mis mee – het zuigt de lezer diep het verhaal in en leest als een trein.

Voor de goede orde: we hebben het hier niet over plagiaat maar over stijl. Die is verwant met Karl May, die fijn spannende boeken produceerde. Boeken die hem geen windeieren legden: May haalde duizelingwekkende oplagen met zijn avonturenboeken. Misschien is de manier waarop Stokmans zijn verhaal opbouwt ook deels de oorzaak van de succesvolle vlucht van dit boek. Het is hem van harte gegund, want het is een prima leesbaar, meeslepend epos.

Sterren ****

ISBN: 9789026358401

Uitgeverij: AmboAnthos  

 

Ook verschenen op Bazarow 

 

Rosita Steenbeek – Droomland Italië

De andere kant van bootvluchtelingen 

Rosita Steenbeek is een redelijk bekende naam in de Nederlandse literatuurscéne. In 1994 betrad ze met ‘De laatste vrouw’ het speelterrein van onze letteren, en zette in de jaren erna nog veel meer papieren kinderen op de wereld. De voorlaatste was ‘Julia’ in 2022. En nu, 2023, hebben we ‘Droomland Italië’ in handen.

Een roman volgens de definitie van een literair werk is dit niet. Eerder een (reis)verslag van provincies en steden in Italië, maar dan niet in de Lonely Planet-zin des woords. Hier bezoekt ze de plekken waar (boot)vluchtelingen aan wal komen.

Nou ja, meer specifiek de plekken waar het de bootvluchtelingen lukt om aan land te komen. Als hun boot door ruw weer niet omgeslagen is, of teruggestuurd door de marine, of per ongeluk overvaren door een vrachtschip.

Ze weet veel van die wereld, blijkt al snel als ze de opvangplekken bezoekt. Daar ontmoet ze oude bekenden, veelal idealisten die het straffe beleid van de regering (terugsturen!) ethisch niet kunnen verantwoorden, en peilt de toestand. Die is niet best, zoals iedereen weet die het nieuws volgt.

Haar reis voert van Lampedusa naar Calabrië, Bolzano, Turijn en Triëst. Op elk van die plekken zijn immigranten te vinden, in verschillende stadia van inburgering. Of ontreddering, als je het vanaf de andere kant bekijkt. Steenbeek maakt er geen geheim van wat haar houding ten opzichte van deze nieuwkomers in Europa is: het zijn allemaal mensen.

Tussen die mensen mengt ze zich en beschrijft dan zoiets als “De deken van Yusuf”: 

“Yusuf was een jongetje van zes maanden dat is verdronken. Tijdens de begrafenis op Lampedusa sloeg een eilandbewoonster een deken om de schouders van de huilende moeder en omhelsde haar. Dit gebaar maakte veel indruk op de mensen die er getuige van waren, en zo ontstond het idee om met z’n allen een deken te maken, een deken van herinnering, een deken die steeds groter wordt.”

Veel van de inwoners rondom de aanlegplaatsen helpen inmiddels de immigranten voor zover dat mogelijk is. Dat staat dwarsdiametraal op het officiële beleid: de Italiaanse regering hanteert een zeer streng terugduwbeleid. Ook racisme steekt de onvermijdelijke kop op. Daarnaast is er weinig werkgelegenheid, en in de baantjes die overblijven worden de immigranten zowel onderbetaald als overbelast.

Voor een actueel beeld bezoekt Steenbeek een Syrische familie die in Turijn woont:

“Het huis is aan de familie ter beschikking gesteld door de waldenzen. Er is afgesproken dat de Syriërs na twee jaar een deel van de huur betalen en geleidelijk het volledige bedrag. Corona heeft veel verstoord. Het restaurant waar Ibrahim werkte, ging dicht. Lange tijd had hij geen werk. Sinds kort weer wel, maar hij is nu de enige hier die geld verdient. Hun broer Issa, die een nieuwe arm heeft, studeert architectuur in Florence, een studie waar hij in Aleppo mee was begonnen…. Na zijn studie wil hij hier aan het werk en hij hoopt ooit te kunnen helpen bij de wederopbouw van zijn land.”

Een update van het actuele beeld in het voorjaar van 2023 stemt nog minder vrolijk dan het boek. Er wagen steeds vaker en meer mensen de oversteek naar Italië. Het antwoord daarop is een steeds hardere repressie van regeringswege, en maatregelen ter verdere ontmoediging zijn in de maak. Tot zover droomland Italië.

Sterren ***

ISBN: 9789044652109

Uitgeverij: Prometheus 

 

Ook verschenen op Bazarow en Tiktok

 

Salah Naoura-De wonderbaarlijke reis van mevrouw Susette

Op reis naar rust – of toch niet?

Luid is het, dit prentenboek. Vol dieren en fluiten die lawaai maken, en het wordt steeds erger. De andere dieren hebben daar last van. Boos zeggen ze: kan het wat zachter?

Nee, dat kan niet, want mevrouw Suzette maakt die fluiten. Dwars-, dik-, neus- en dunfluiten die allemaal hun eigen toon hebben. Dat hoor je nou eenmaal. En o ja, het huis van mevrouw Suzette wordt steeds voller. Zoals met een baby die voorbij drijft in een biezen mandje, dat ze omhoog hengelt. De baby noemt ze Bastiaan, en Bastiaan doet wat een baby hoort te doen: hij huilt. Hard.

Met deze bladzijdegewijs ernstiger wordende hinder moeten de figuranten in dit prentenboek zien te dealen. Dat zijn dus de andere dieren die in het begin al zeiden: kan het wat zachter? Helaas, het lukt Mevrouw Suzette niet. Integendeel: het lawaai loopt langzaam onhoudbaar uit de hand.

Een origineel idee dat onfortuinlijk genoeg minder samenhangend uitpakt. Het verhaal gebruikt ongeloofwaardige kunstgrepen om telkens meer soorten lawaai in het huis te krijgen. Ook de verhaallijn van het te vol wordende huis, die naar een niet logische oplossing afbuigt, verdient geen schoonheidsprijs. Maar goed, we kijken er met barmhartigheid doorheen en kunnen wel weer genieten van tekst en tekeningen.

De tekst is vertaald door ‘onze’ Edward van de Vendel, die zoals gebruikelijk solide werk aflevert. De dialogen zijn helder, passen bij elkaar en ook de steeds fermer aandringende buren die van al dat overlastige geluid afwillen, gebruiken de juiste terminologie.

De tekeningen zijn dan weer de chocola op de Bossche Bollen. De walvis is een mooie grijze gigant, die haast ongemerkt in een waterige tekeningen opduikt. Vrolijk is hij, met halfopen bek (voor het opvangen van plankton, duh) en een nieuwsgierig oogje.

De zwarte poes komt ook op de gekste plekken terug. En een slak, het relaxte dier ooit, zit op de vinger van Bastiaan. Het is een blije slak omdat Basitaan hem van de straat redde. Bastiaan is al even blij getekend, met een mengeling van verbazing en affectie kijkend naar zijn vriendje. Er valt hier een boel te ontdekken in de beelden, wat weer opweegt tegen het minder vloeiende tekstuele deel van het verhaal.  

 

Sterren ***

ISBN: 9789493301221

Uitgeverij: Samsara

 

Ook verschenen op Bazarow 

 

Nicolien Mizee – Een licht bewoond eiland – Faxen aan Ger

Fax-gedachtenstroom toont chaotische binnenwereld

De ‘faxen aan Ger’ van Nicolien Mizee zijn binnen en buiten boekenland een begrip geworden. Geheel op eigen kracht creëerde Mizee een genre binnen een genre. De geschiedenis is al vaak verteld: ze schrijft sinds 1994 brieven aan de door haar hevig bewonderde docent scenarioschrijven, Ger Beukenkamp, en faxt hem de teksten door. De faxen worden uiteindelijk gebundeld in boeken, niet dat dat iets uitmaakt want Gert antwoordde nog nooit. De bruut.

In handen hebben we ‘Een licht bewoond eiland’, Faxen aan Ger 5. Het boek is uitgegeven in 2022 en beslaat de periode van 24 februari 2000 t/m 1 augustus 2000. Een sprong terug in de tijd, niet alleen faxgewijs

Na de mooie aanhef ‘Allesverpletterende,’ gaat Mizee los in een associatieve stijl. Langs allerlei uithoeken, omwegen, gedachtensprongen, afdwalingen, zichzelf interrumperende correcties, hak op de takkige stukjes, nadrukstréépjes, overpeinzingen, twijfels, citaatjes, (tussen haakjes), vraagtekens, aanhalingstekens en behoorlijk wat uitroeptekens, maakt ze haar punt. Dat vaak geen punt is.

Zo vertelt ze aan Ger over haar discussie met ene Charlie over An angel at my Table van Janet Frame, een veelgelezen boek uit die tijd:

“’En toen begon hij weer over An angel at my Table van Janet Frame.

Qua inhoud (door jou ooit samengevat als: lelijk eendje wordt zwaan) lijkt het wel wat op mijn boek maar de stijl is een beetje vreemd. ‘Mijn gebit was nu bijna volledig verrot’, staat er. Maar daar vóór hebben we nog niets over slechte tanden gehoord. Ik terugbladeren, nee hoor, niks over tanden. Terwijl rotte tanden zo verschrikkelijk zijn dat je er een heel boek aan zou kunnen wijden. (Wat ook wel gebeurd is.)”

Denk deze stijl het hele boek door en je hebt een goede indruk van deze wonderlijk eenzijdige correspondentie. Van Nicolien doemt een beeld op van iemand die een niet erg florissant zelfbeeld heeft. In feite heeft ze de grootste moeite de dag door te komen, beginnend met het grote probleem van het opstaan. Je bed uit komen, de gordijnen opentrekken, koffie voor jezelf maken. Die routine vraagt al in de eerste uren van de dag haar volledig beschikbare energie. En dan moet ze de rest van de dag nog.

De schrijfstijl is behoorlijk in contrast met dat beeld – ze schrijft los uit de pols, van onderwerp naar onderwerp hoppend, zaken scherp analyserend, soms ronduit zeurend. Haar leven van dag tot dag. Alle dagen eigenlijk, waarin ze het liefst met rust gelaten wordt, maar ja, ze moet toch eten, drinken, naar de buurtsuper.

Die stijl maakt het faxboek bijzonder. Het over de onderwerpen heen scheren, afgewisseld met het loodzware tillen aan het dagelijkse leven, geeft een mooi evenwicht. Belangrijker: het maakt de faxteksten prettig leesbaar. Je gaat meeleven met haar angsten, met haar spannende zaken. Zoals dat nieuwe boek dat ze geschreven heeft. Geen faxboek, maar een ‘gewoon’ boek, dat door de uitgever ‘gewoon’ uitgegeven gaat worden. Met een presentatie. En mensen die komen kijken. Allemaal zaken waar ze heftig neurotiserend naartoe leeft, en die ze uiteraard gewoon overleeft. Dat zou Ger toch ook moeten waarderen. Alleen antwoordt hij nooit. De bruut.

 

Sterren ****

ISBN: 9789028221086

Uitgeverij: van Oorschot

 

Ook verschenen op Bazarow 

 

Henk Hardeman – Wat gebeurde er met David?

Nederlandse horror light

Wat de fok is er toch met David, is de prangende vraag die de koper/lezer dit niet al te dikke boek in moet trekken.

Laten we beginnen met wat we wel van David weten. Hij is de overleden oudere broer van Bobbie die met vakantie is met vader, moeder en zusje in een vakantiehuisje. Dat is veel info in één zin. Wat? Een overleden broertje Bobbie? Hè? Een puber David die met het hele gezin in een vakantiehuisje zit? Huh? Een vakantiehuisje dat iets te maken heeft met de dood van David? Ting? Wat gebeurde er dan?

Daar is Bobbie ook nieuwsgierig naar. Zeker als hij met wat vrienden die hij in het park ontmoet, naar Thijs de verteller gaan. Dat is een monnik die op een soort vlot in het park aan komt drijven en voor hen stopt:

“’Charon is de naam.’ De monnik maakt een kleine buiging. ‘Mijn beroep is veerman. Zij die verlangen naar eeuwige rust breng ik tegen betaling naar de overkant van deze rivier. Ik breng ze naar Hades, naar de onderwereld.’ Hij knikt naar het water achter zich. ‘Dat is de rivier de Styx, de grens tussen de bovenwereld, die van de levenden, en de onderwereld. De wereld van de doden. Daar keert niemand van terug. Ooit van de Styx gehoord?’

Wij wel, want wij kennen natuurlijk onze mythologie. En ook Bobbie legt het verband tussen de boot naar het dodenrijk en zijn verdwenen broer. Dus gaat hij op onderzoek uit. Dat brengt hem op vreemde plekken, waar verbinding gemaakt kan worden met de geesteswereld. Is dat verstandig of juist de goden verzoeken? Of gewoon eng?

Hardeman noemt in het verhaal terloops Stephen King. Ook King houdt zich bezig met de grens tussen de boven- en benedenwereld, de rivier tussen leven en dood, en het (over het algemeen onwelriekende) rijk der ondoden.

Het is duidelijk dat Hardeman Kings verhalen grondig gelezen heeft en van Bobbies zoektocht ook een lekker spannend verhaal met bovennatuurlijke invloeden heeft willen maken. Dat is helaas niet helemaal gelukt. De zoektocht van Bobbie bijvoorbeeld, gaat van start uit twijfel naar de verdwijning van zijn broer, maar een duidelijke reden voor die twijfel komt niet goed naar voren.

Ook is de ontmoeting van Bobbie met de uit het niets opduikende ‘vrienden’ een tikje te toevallig. Die vriendschap komt ook wel erg obvious van pas als ze later glaasje gaan draaien.

Verder – en dat is het belangrijkste euvel – is de spanning niet van het nagelbijtende soort. Als lezer knars je geen tanden, hyperventileer je niet, sla je niet met trillende vingers de bladzijden om, omdat je wilt weten wat er zometeen gebeurt. Niet dat het verhaal slecht is. Het is onderhoudend, en zal de jonge thrillseekers zeker aanspreken. Ik zeg: iets meer de nieuwsgierigheid tartende raadsels en spanning in het volgende boek.

 

Sterren **

ISBN: 9789000383481

Uitgeverij: Best of YA

 

Ook verschenen op Bazarow 

 

Cynan Jones – Alles wat ik vond op het strand

Onderkoelde actie

De allereerste zin op de flaptekst:

“Terwijl hij in de koude zwarte Welshe nacht aan zijn visnetten sleurt, vindt een man bonkend tegen de rotsen de oplossing voor al zijn problemen.”

Daarmee is het beeld in je hoofd snel gemaakt. Een vierkante kerel met armen als kabeltouwen, een druipende zuidwester op het hoofd geklemd, een waterdichte jas, stevige werkbroek daaronder, en zijn gespierde benen eindigend met grote voeten in groen verschoten, halfhoge laarzen met extra profiel voor op de modderige bodem. Dat is Hold. En hij heeft problemen.

Tevens, of juist daarom, is hij de held van deze saga. Want een heuse queeste, dwaalverhaal, zoektocht, onderneemt onze Hold absoluut. Niet bewust overigens. Hij is visser, doet zijn ding schijnbaar zonder er veel bij na te denken, en leeft een simpel ritme. Opstaan, in de boot de zee op, zoveel mogelijk vissen naar binnen halen, weer naar huis, en dat 365 dagen per jaar.  

Dat huis staat uiteraard op zandige bodem, waar taaie bremstruiken groeien en konijnen tussen de duinen scharrelen. Een prima entourage om met je buks af en toe een stukje vlees in de pan te krijgen.

Een wat karig bestaan, waar op een dag zomaar verandering in zou kunnen komen. Dat zou de hardwerkende Hold niet slecht uitkomen. Hij wordt ouder en de zee wordt er niet warmer op. Als er zich een mogelijkheid aandient om hinderlijke zaken als geldzorgen voorgoed naar de achtergrond te dringen, is de verleiding groot om die te benutten.

Meer details zijn even overbodig. Dit boek hoeft het niet te hebben van een ingenieus plot, of tandenklapperende spanning. Hier gaat het om de taal. Die heeft Jones in de vingers:

“Hoog op de helling bleef hij staan, hurkte neer bij een bremstruik om zijn gestalte te verbergen en hield de buks in de schaduw zodat die niet glinsterde in het maanlicht… De konijnen hupten rond, knabbelden op de uiteinden van het kreupelhout; af en toe snuffelden ze aan de nachtelijke lucht…. dan ineens floepte de lamp aan en daar verschenen de gehypnotiseerde rozige schijfjes van hun reflecterende ogen, en de kogel vloog door de demper.”

Dat zo’n onheilszwangere sfeer van kwaad tot erger leidt, zal geen verrassing zijn. Leest en ontdekt, beste lezer.

In zijn nawoord legt Jones nog uit hoe deze ‘Redux’ versie van dit verhaal tot stand kwam. Het werd voor het eerst uitgegeven in 2011, het was zijn tweede boek. Toen hij het herschreef in 2021 was hij een andere schrijver geworden:

“De tekst die u nu in handen hebt is dus een eerlijke poging om het verhaal terug te vorderen, zonder het te herschrijven als een schrijver met veel meer ervaring, in een wereld die in zoveel opzichten verschilt van de wereld waarin de allereerste versie ontstond.”

 

Sterren ****

ISBN: 9789083262147

Uitgeverij: Koppernik

 

Ook verschenen op Bazarow 

 

Thysa Zevenbergen & Ru de Groen – Kleine Vos op zoek naar Overal & Nergens

Aaibaar Vosje in blokboek

Letterlijk alles is lief hieraan.

-Een keurig vierkant blokboekje, handzaam – ook voor kleuterhandjes –

-op de voorkant een prettig zachtgroene achtergrond,

-witte vliegende veertjes

-en natuurlijk Kleine Vos.

Vos staat in het hoge gras, zijn spitse snuit in de zo te zien vrij stevige wind die van links komt, en zijn oren en staart naar achteren laat flapperen. Kleine Vos ondergaat het met geheven hoofd en geloken ogen.

Waarschijnlijk is ‘nostalgisch’ de enige adequate omschrijving van deze ouderwets gezellige gevoelens oproepende vormgeving, en wat is daar eigenlijk mis mee? Niks, precies.

Veel eer komt toe aan Thysa Zevenbergen. Zij tekende Kleine Vos en maakte er dit hierboven misschien wat lyrisch omschreven diertje van. Ere wie ere toekomt: dit diertje spreekt de doelgroep van (jonge) kinderen zonder twijfel aan.

Prachtige panda’s, vogels, kikkers passeren de revue. De dieren brengen hem allemaal hun eigen levenswijsheid bij, zodat hij zijn zoektocht gesterkt en gelouterd doorleeft

Dan de tekst. Als Kleine Vos aan zijn avontuur begint, is hij specifiek op zoek naar:

“Is er een land zonder problemen,

vol plezier en eeuwig zon?

Zou er graag een kijkje nemen,

een kijkje als dat effe kon.’

Goeie vraag, met een nog veel beter antwoord. Dat antwoord krijgt Vos, waardoor hij verrijkt uit zijn zoektocht komt.  

Sterren ****

ISBN: 9789493228733

Uitgeverij: Samsara

Ook verschenen op Bazarow 

Thysa Zevenbergen & Ru de Groen – Kleine Vos en het mooiste wat er is

Aaibaar Vosje op zoek naar hoger honing

 

Deze serie boekjes is fabelhaft, en wel hierom:

-Een keurig vierkant blokboekje, handzaam – ook voor kleuterhandjes –

-op de voorkant een prachtige avondhemel met sterren,

-vallende planeten en satellieten

-en natuurlijk twee Kleine Vossen.

Twee Vossen? Nee, Vos is alleen op jacht, zoekt in zijn eentje voedsel, is jaloers op een kudde olifanten want die zijn samen en hij niet. Kleine Vos heeft geen vriendje, en daarom is hij een beetje droeverig.

Ook hier is illustrator Thysa Zevenbergen the boss. Zij tekent Kleine Vos en maakt er in dit boek een eenzaam diertje van. Kleine Vos ziet allerlei andere dieren samenklonteren, kuddes vormen, tegen elkaar aanstaan voor beschutting, en dat maakt hem ongelukkig. En een beetje jaloers:

“Kleine Vos kijkt naar wat mussen

Twintig mussen op een tak.

Het zijn vier broers en zestien zussen,

In de zon, op hun gemak.

 

Kijk ze daar gezellig wiegen,

Lekker dicht tegen elkaar.

‘Kom we gaan een stukje vliegen,’

Zegt de oudste broer zowaar.”

Alleen is maar alleen, en als je dat beseft kan het schokkend zijn. Dat hoef je Kleine Vos niet meer te zeggen: hij weet al hoe het voelt.

Sterren ****

ISBN: 9789493228740

Uitgeverij: Samsara

 

Ook verschenen op Bazarow