Antti Tuomainen – De Haasfactor

Dat kan leuker

“De grappigste schrijver van Europa”, laat de flaptekst ongegeneerd weten. Het is een citaat van de gezaghebbende The Times, maar we zijn zo vrijpostig om over dat oordeel toch sterk van mening te verschillen. Geinig is de stijl van Tuomainen zeker, op een moppige manier, maar het grappig of zelfs humor noemen, neuh. Meer dan een glimlach wordt het niet.

Tuomainen gaat te werk als een kok die een recept volgt. Hij legt de ingrediënten klaar: we hebben een pretpark dat failliet gaat en door de broer van de overleden eigenaar opeens gerund moet gaan worden. We ontdekken dat die nieuwe eigenaar autistisch is, verzekeringswiskunde heeft gestudeerd en daardoor louter denkt en praat in wiskundige modellen, zodat zijn omgang met ‘normale’ mensen er steeds op een joppige manier net naast zit.

Dan nog wat kruiden voor de grapdichtheid: Henri Koskinen, de nieuwe eigenaar, krijgt het personeel van zijn pretpark er gratis bij. Waaronder Laura, een bloedmooie vrouw waarop hij verliefd raakt. De bedrijfsvoering van het park is intussen een bende en alsof dat niet genoeg is, duikt er een stel criminele geldwolven op, die in het afpersen van een pretparkeigenaar een solvabel verdienmodel zien. De keukentafel ligt vol – in de pan ermee.

Zoals gezegd: het is geen mislukt verhaal, er zitten leuke vondsten in, een verhaallijn die uitnodigt tot doorlezen, en veel moedwil en misverstand. Maar het overtuigt niet voldoende.

Henri staat slecht geëqipeerd voor de taak om een pretpark te runnen en moeilijker nog: om met zijn personeel te communiceren. Uit de daaruit voorkomende spraakverwarring haalt Tuomainen de meeste lol.

Henri’s gesprek met Laura de parkmanager. Laura:

“ ‘… Ik kan denk ik het best beginnen met vertellen wie ik ben en wat ik doe. Ik heb de functie van parkmanager. Dat houdt in dat ik verantwoordelijk ben voor de dagelijkse gang van zaken… Eigenlijk ben ik kunstschilder van beroep, maar toen … tja, de dingen des levens. Je weet wel.’

‘Ik ben er absoluut niet zeker van of ik het weet,’ zei ik eerlijk. ‘Ik heb gemerkt dat er automatische aannames over de vergelijkbaarheid der dingen vaak heel misleidend zijn.’

Ditmaal nam Laura me openlijk van top tot teen op. Haar blik was onderzoekend, haar gelaatsuitdrukking enigszins bezorgd. Of misschien niet bezorgd maar eerder wantrouwend.

‘Echtscheiding.. en een dochter Tuuli…’

Zowel het onderwerp als de toon waarop ze sprak waren in een flits veranderd.” 

Henri strompelt zo door zijn nieuwe leven, met een tollend hoofd dat tevergeefs de merkwaardige buitenwereld probeert te snappen. Tel daarbij op dat het park dreigt failliet te gaan wegens te weinig bezoekers én gangsters hun begerige oog laten vallen op het park, dan is er stront aan de knikker.

Net als Henri doet Tuomainen zijn best. Hij laat het verhaal onverwacht van richting veranderen, laat de gangsters zo onhandig mogelijk uit de verf komen, laat zelfs Henri een soort van verliefd worden. Maar een echt grappig verhaal schrijven is hondsmoeilijk, zo blijkt weer, en alleen misverstanden die worden uitgewisseld zijn niet genoeg om de lol vast te houden.

Natuurlijk is dit allemaal geen atoomramp, maar het maakt het boek …. minder goed dan had gekund. We hebben dit allemaal wel eens eerder, weet je wel, gelezen.

Sterren: ***

ISBN: 9789044648232

Uitgeverij: Prometheus  

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

Op Tiktok vertel ik er meer over: nicovoskampboekengek

 

3PAK – Khalid Boudou, Aimée de Jongh, Splinter Chabot – Boekenweek van jongeren

Wat houdt je tegen?

Zo jongeren, dit is jullie boekenweek. Zoals de uitgever van dit boek voorin schrijft: een boekenweek van jongeren. Mooi actief. Ik zeg pak hem beet, die week, en doe ermee wat je wilt. Ik zou lezen doen en dit boek halen bij de boekhandel, bibliotheek of je leraar Nederlands. Daar krijg je het gratis in je handjes gedrukt.  

Wat heb je dan?

Drie verhalen. Het eerste is van Khalid Boudou (hij schreef eerder ‘Het Schnitzelparadijs) en heet ‘Als we vallen’.

Het tweede is van Aimée de Jongh (zij schreef eerder ‘De terugkeer van de wespendief’) – is een graphic novel en heet ‘Vroeg donker’.

Het derde is van Splinter Chabot (Hij schreef eerder ‘Confettiregen’) en heet ‘en de Kus kwam’.

Khalid Boudou’s ‘Als we vallen’ speelt zich af in de onderwereld. Twee jongens, Mimo en Raf, zijn buiten de maatschappij gevallen. Ze kunnen geen baantje meer vinden, hebben geen geld, slapen in een oude parkeergarage en wassen zichzelf in een openbare wc. Uitzichtloos, ja. Tot gangsterbaas Tango hen optrommelt. Mimo kan geld verdienen, veel geld, als hij meedoet in een illigaal kickboksgevecht.

Khalid Boudou schreef het verhaal messcherp. De wanhoop van de twee jongens die in de goot leven, druipt ervan af. De maatschappij kotst ze uit en zij pissen op de maatschappij. Maar intussen moeten ze wel eten, drinken en in leven blijven. Een lastig dilemma. Goeie straattaal hier. Tussen de regels door heerst de woede, de frustratie en vooral het geweld. Loopt dat goed af?

Aimée de Jongh’s ‘Vroeg donker’ is in alles het tegenovergestelde. We vallen in een stripverhaal, sorry, graphic novel, waar een jongen en een meisje in een bos wandelen. Ze vinden elkaar aardig. Totdat de jongen de verkeerde weg inslaat en ze verdwalen. Dan komt er van alles boven …

Aimée de Jongh laat het verhaal sturen door een boel emoties. In de gesprekjes van de jongen en het meisje komt iets vervelends naar boven. Dus gaat de stemming van vriendelijk naar geïrriteerd naar angst naar … ja, waar eindigt dit?

Splinter Chabot neemt het laatste verhaal voor zijn rekening. Wie kent hem niet? Hij maakt van een liefdesverhaal langzaam een tragedie, in fluisterzachte bewoordingen. Mooi en ontroerend.

De taal van Splinter Chabot is rijk, vol zelfbedachte woorden. Dat geeft een goed, tragisch verhaal, maar die zelfbedachte woorden gaan al snel irriteren. Zinnen als: ‘Flitspaalflitserig schoten zijn bewegingen voorbij.’ En: ‘zijn gordijnzware pak’, ‘Het dagritme veranderde – het slowmotioniseerde. Amsterdam was magnetronmaaltijdwarm.’, storen het leesritme en voegen lang niet altijd iets toe. Tip: lees lekker door en focus je op de inhoud. Die is namelijk schitterend en geeft een fundamentele boodschap mee.

Conclusie: een 8 1/2 voor dit fraaie werkje. Mooie verhalen, afwisselend, verrassend, lief, boos en beeldend geschreven. Wat houdt je tegen?

Op Tiktok vertel ik meer over dit boek, kijk op nicovoskampboekengek

Sterren: ****

ISBN: 9789059658103

Uitgeverij: CPNB

Ook verschenen op De Leesclub van Alles

 

Ingrid de Vries – Schijnvrucht

Een bestaan in de schaduw

Anna wordt getroffen door de bliksem. Zo voelt het als ze na een middag rolschaatsen op de stoep, thuis komt om wat te drinken. Bij papa in de voorkamer is een man. Hij kijkt haar aan met intens blauwe ogen, glashelder en toch zacht. Ze stelt zich voor. Hij ook: ‘Ik ben Idzard.’

Deze drie woorden zetten de toon voor de rest van Anna’s leven. Ze kan geen weerstand bieden aan Idzards charmes. Hij is lief, erudiet, schildert en geeft tekenles op een school, vindt haar aardig én is in het bezit van die vreselijk blauwe ogen.

Een relatie tussen die twee, hoe verschillend in intellectuele bagage en leeftijd ook, kan niet uitblijven. En zo geschiedde. Ze trouwen en beginnen samen een gezin. In een sprookjesverhaal zou deze happy beginning alleen maar kunnen eindigen in een happy ending, maar zo’n verhaal is dit niet. Dit is gebaseerd op het (begrijpen we uit het nawoord) leven van de moeder van de schrijver.

Ingrid de Vries, journalist, schreef het allemaal op. Kundig en soepel leesbaar, met de juiste accenten op de juiste plekken. Ze treft de goede toon om de gedachtewereld van de jonge Anna weer te geven, en met dezelfde elegantie schakelt ze naar de gedachtewereld van de oude Anna. Dat maakt het een prettig leesbaar maar ook een iets te rechttoe-rechtaan boek. Je hoopt gedurende het verhaal dat er misschien nog verrassingen, onthullingen, spektakel of desnoods waanzin komt, maar helaas. Er is slechts de doffe teleurstelling die telkens weer de levensvreugde van Anna van een stukje glans berooft. Wat ook wel weer goed is, want precies de trieste werkelijkheid weergeeft.

De weinig vrolijke geschiedenis ontvouwt zich via twee lijnen. De eerste lijn is een verslag door de ogen van Anna. Ze is jong en heeft geen goede relatie met haar vader. Die is autoritair, snel aangebrand en duldt geen tegenspraak. Ze krijgt nauwelijks tot geen ruimte om haar eigen gang te gaan.

Dan plonst ze hals over kop in de relatie met Edzard, die gaandeweg het boek steeds duidelijker wordt. Ook Edzard heeft zo zijn dingetje. Leven met hem is niet per sé slecht, maar wel teleurstellend. En dat wordt steeds erger. Ze zakt als het ware langzaam weg in een moeras dat elk sprankje hoop naar beneden zuigt. Ze hangt er maar zo’n beetje bij, net alsof ze ook een waardevolle relatie heeft maar dat is niet zo: ze is een schijnvrucht.

De tweede verhaallijn is ook van Anna, maar dan als oude vrouw die terugkijkt op haar leven. De Vries laat die verschillende stijlen overtuigend uit haar toetsenbord komen. Aan het begin van elk hoofdstuk ziet de lezer na één zin de goede persoon in beeld. Dat is zeer leesbevorderend en door de Vries op een vrij natuurlijke manier geïmplementeerd. Nadeel is dat het boek ongeveer nul verrassingen kent, wat die leesbevordering weer danig ontvordert. 

Over het geheel genomen is dit dan wel een subtiel weergegeven verhaal over een leven dat zoveel meer dan doodgewoon had kunnen zijn, een leven dat had kunnen opbloeien met meer aandacht. Meer liefde. Het is een schijnbestaan, eerst in de schaduw van de autoritaire papa, vervolgens in de schaduw van de misleidende Idzard. Het boek laat zien hoe schrijnend zo’n ondergeschikt leven kan zijn.

Sterren: ***

ISBN: 9789026354304

Uitgeverij: Ambo Anthos  

Ook verschenen op Hebban en De Leesclub van Alle

 

Esther Verhoef – De nachtdienst

Hoe spannend kan een dierenkliniek zijn?

Behoorlijk, om maar meteen de stelling hierboven te tackelen. Laat het bouwen van een wurgend griezelig verhaal maar over aan Esther Verhoef. Niet voor niets staan er zeven dubbelbedrukte pagina’s achterin het boek met titels van door haar geschreven boeken, inclusief positieve kretologie van recensenten. Ons positieve oordeel – of niet – stellen we nog even uit tot het eind van deze bespreking.

Volgens de regelen der kunst knalt het verhaal – dit keer letterlijk – met de deur in huis. Dienstdoende dierenarts Emma ontgrendelt de achterdeur van de dierenkliniek om kwart voor twee in de nacht voor een spoedgeval. Dat gebeurt vaker: dieren die zo gewond zijn dat uitstel niet meer kan. Hier geldt dat ook – alleen is het een maatje van een bad guy, die met een harde trap tegen de deur binnenvalt en haar dwingt een operatie te doen bij die levensgevaarlijk gewonde mede-bad guy. Daarna smeren de guys hem, Emma ontredderd achterlatend. En zoals de teaser zegt: dit is nog maar het begin.

“Ik probeer op te krabbelen, maar krijg de kans niet.

Hij trekt me ruw omhoog… Het volgende moment wordt mijn arm op mijn rug gedraaid.

‘Waar is hij?’

‘D-dat ben ik.’ Mijn stem klinkt schor. ‘Ik ben de dierenarts.’

De man zwijgt even. Ademt zwaar.

‘Ben je alleen? Om zijn vraag kracht bij te zetten geeft hij een rukje aan mijn pols.

Ik stoot een schreeuw uit, maar bij de gedachte aan Vegas die boven ligt te slapen, verbijt ik de pijn. ‘Ja, er is verder niemand. Laat me los!’”

Met armen, benen, ogen en oren in het verhaal getrokken moeten wij lezers doorlezen, we kunnen niet anders. Verhoefs bekwame handen ontrollen een geschiedenis met veel losse personen, die bij nader bladzijden omslaan allemaal vooral relationeel aan elkaar gelinkt zijn.

Haar dochter Vegas speelt daarin een grote rol: ze is veertien en pubert tegen de klippen op. Van haar moeder wil ze niks weten, die is stom en oudbakken. Ze heeft wel gevoelens voor vriendjes die wij, maar zij niet, herkennen als fout. Niet verrassend hebben een paar ervan iets te maken met het spoedgeval in de kliniek.

Mama komt daarachter en de vliegende pleuritis breekt uit, met nog meer verwijdering tussen moeder en dochter tot gevolg. Ook wordt de situatie voor mama bedreigender. Daarbovenop duikt Jonathan op, de veertien jaar buiten zicht gebleven verwekker van Vegas. De bad guys zitten ook niet stil; zij plannen De Grote Kraak die ze voor altijd (tot het gestolen geld op is, maar dat benul hebben ze niet) uit de problemen zal halen. Tot het laatste moment blijft de climax ongewis en de lezer onbevredigd.

Vakwerk dus van Verhoef, wel met wat kanttekeningen. Vooral in het eerste deel van het boek schicht het perspectief van links naar rechts tussen de karakters. Omdat die vaak met hun eigen stem spreken zonder naamsvermelding, moet de lezer streng bij de les blijven om het overzicht niet te verliezen. Naarmate er meer perspectieven van meer karakters bij komen, wordt de samenhang van het verhaal minder eenvoudig volgbaar, maar leer je wel de karakters goed kennen.

De binnenwereld van de puberende Vegas wordt goed neergezet. Het meisje is constant woedend en reageert bot zoals alleen adolescenten dat kunnen op de kleinste of lief bedoelde opmerkingen van moeder – zeer herkenbaar. Wel komen we een paar keer uitdrukkingen van Vegas tegen die niet helemaal bij een 14-jarige passen. Op blz. 79: “Ik heb dorst,’ fluister ik tegen een silhouet.” En: “Ik stoot alleen nog onsamenhangende klanken uit.” Op blz. 84: “De weg helt naar beneden. Voorzichtig schuif ik vooruit, beducht op het water dat zo dichtbij is.”

Dit is uiteraard niets anders dan spijkers op laag water zoeken. Verhoef maakte een goedgeschreven verhaal dat de lezer menig uur in de ban gaat houden. Een thriller die zonder een gehard stalen zelfbeheersing niet meer neer te leggen is.

Sterren: ***

ISBN: 9789044643589

Uitgeverij: Prometheus 

Ook verschenen op Tiktok en  De Leesclub van Alles