Issa Niemeijer-Brown – Een boek over brood

Leren fietsen, maar dan anders  

Het was niet de eerste keer dat we zelf brood wilden gaan bakken. Er was al langer een dieper verlangen naar iets fundamenteels, oerkrachtigs, iets met je handen; een overbodig verlangen natuurlijk. In Nederland ligt in bakkersvitrines én supermarkten in elke grotere stad een uitzinnig aanbod brood, van hagelwit fabrieksbrood tot gezond uitziend, met de blote hand gekneed multigranen vezelbrood. Maar ja, het edele handwerk lokte.

Alleen wisten we nog niets van deze hoed en de rand. Dus zochten we en liepen tegen een boek aan van een zekere Issa Niemeijer-Brown. Wow. Hier was iemand met een passionele zoektocht bezig naar het maken van het best denkbare brood. En hij was zo vriendelijk om het nog begrijpelijk op te schrijven ook. Stap voor stap, alsof je een kind leert fietsen:

Uit de inleiding:

“Dit boek is anders dan andere bakboeken.

Na een inleidend hoofdstuk word je stap voor stap meegenomen bij het zelf maken van je eigen brood, in eerste instantie in gedachten, je bent nog niet echt bezig maar raakt op een heel toegankelijke en intuïtieve manier vertrouwd met deeg – en alles wat er in een deeg gebeurt.

Daarna krijg je een aantal recepten om mee te oefenen. Het zijn de echte recepten zoals we die in de bakkerij gebruiken, maar toch vooral bedoeld als beginpunt… en de verschillen te proeven die ontstaan als je net op een iets andere manier werkt.”

De basis klinkt bedrieglijk eenvoudig: “Om brood te maken heb je enkel bloem, water, zout en een rijsmiddel nodig, zoals gist of desem…”

Maar daar een goed brood van maken is dus tien miljoen keer moeilijker, omdat er twintig miljoen mogelijkheden zijn. Dat wist Issa ook: hij heeft handige tips in het boek geplaatst, waarmee je in elk geval de opbouw van je deeg kunt doen. De basis, zeg maar. Daarna experimenteer je hoe welke toevoegingen zorgen voor het rijzen of het luchtig worden van het deeg, of het krokant worden van de korst, of een combi daarvan. Dat alles in begrijpelijke taal. Je eigen zoektocht kan beginnen.

Issa’s eigen zoektocht begon min of meer toevallig. Hij studeerde sociologie en filosofie, hielp Bosnië na de oorlog wederopbouwen, maar de drang naar het broodbakken bracht hem in de keuken. Hij leerde op verschillende plekken (o.a. Parijs) de techniek en opende daarna gewoon zijn eigen bakkerij in Amsterdam. Vanuit die ervaring legt hij in klare taal bijvoorbeeld de mythische status van het Franse brood uit, en onder veel meer praktijkvoorbeelden komen ook de verschillen tussen handgemaakt en fabrieksbrood aan bod.

De kracht van dit boek ligt in de eenvoud. Geen trucs: gewoon doen wat je moet doen en veel experimenteren, zodat je je eigen favoriete broodsoort ontwikkelt. Bij ons is dat op dit moment een volkoren desem boule. Al is de korst daarvan nog wat hard, qua snijden en kauwen. Maar we werken eraan. En morgen maken we misschien een fougasse op basis van gist met olijfolie en salie. Of een brioche, of een challah, wie weet. Al die wegen kunnen we inslaan dankzij dit prima boek.

Sterren: ****

ISBN: 9789493095335

Uitgeverij: Brandt

Ook verschenen op De Leesclub van Alles en Tiktok

Charles D’Ambrosio – Het dodevissenmuseum

Strakke verhalen, maar nog geen Hemingway

Een bundel korte verhalen met de fraaiste cover so far, geschreven door de man met de mooiste schrijversnaam in tijden: Charles D’Ambrosio. Een naam zo luisterrijk dat hij eigenlijk verzonnen zou moeten zijn. De kritieken van Charles’ verhalen zijn net zo luisterrijk: zijn werk wordt vergeleken met Raymond Carver, James Salter, Jhumpa Lahiri en F. Scott Fitzgerald. Dat legt de lat hoog.

Het eerste verhaal ‘De hoge pas’ speelt zich af in de ruige natuur van het Amerikaanse Noordwesten. Het is de streek waar vrijwel al deze verhalen zijn gesitueerd, wat meegenomen is want een schilderachtig landschap maakt meteen al de helft van de sfeer. Onze jeugdige hoofdpersoon hierin noemt zichzelf Ignatius van Loyola. Hij komt uit een arm milieu en compenseert dat door gewelddadigheid. Klasgenootje Donny (‘de papzak’) plukt daar de wrange vruchten van. Desondanks raken ze bevriend en gaan mee met de vader van Donny op een tocht in de bergen. Ruige natuur, mannen onder elkaar, kampvuurtjes, enfin: tijd om te biechten. Een onaangename waarheid komt naar boven die we hier niet in het openbaar brengen, maar het maakt verschillende personen behoorlijk wanhopig. Daarna scheiden zich de wegen. Uit.

Ik hield aan deze petite histoire geen blijvende herinnering over. Geen zinnen die in marmer gebeiteld mogen blijven voortbestaan, geen onverwachte wendingen, geen enkele wending zelfs; eigenlijk een heel recht vooruit opgesomde vertelling. Oké, door naar de volgende.

Drummond en zoon. Dit beklijft wel, vooral door prachtige dubbellading die de zachte worsteling van papa Drummond laat zien. De man repareert (oude) schrijfmachines, en verkoopt ze aan schrijvers. D’Ambrosio laat de oude Remingtons en Olivetti’s met liefde passeren, net als de (aspirant) schrijvers die weer ouderwets met zo’n machine aan de gang willen. Maar die liefde voor schrijfmachines wordt voor papa op één punt overtroffen: de zoon van Drummond, voor wie hij een levensbestemming zoekt. Niet makkelijk want de jongen heeft maar weinig voeling met de realiteit. Mooi gedaan.

Dan het titelverhaal. In het rauwe bonken-milieu dat de achtergrond van het hele boek vormt, (lees: in aftandse Cadillacs scheurende, halfdronken, ongewassen en naar seks hunkerende mannen in houthakkershemden) gaat een film gemaakt worden. Dat kan maar één ding zijn, inderdaad, porno. Greenfield is de regisseur en Ramage, de arme drommel, mag alles rond die film in goede banen leiden. De schrijver mixt dat met een ander onderwerp – bij de crew werkt een onderbetaalde, slecht Engels sprekende gastarbeider uit Honduras. Hij vist bij wijze van gratis voedsel elke ochtend vis op die bij het Vrijheidsbeeld in het water valt; zijn vrouw noemt wat hij meebrengt het ‘dodevissenmuseum’. Intussen komt de terzake kundige filmster aan:

“Een blonde vrouw tilde een reistas uit het busje. Greenfield knikte naar haar.

‘Mijn ster,’ zei hij.

Ramage vond dat ze eruitzag als een grove schets van iemands idee van een vrouw, de hoofdzaken enorm overdreven.”

In het laatste verhaal: ‘Het bottenspel’ schakelt D’Ambrosio in een hogere versnelling. Alle voorgaande beschrijvingen van botte rednecks en schietgrage nationalisten worden hier nog eens uitvergroot. Zo is er een gevecht tussen een visser en een wilde zalm dat herinneringen oproept aan Hemingway’s machostijl, al is dat maar een relatief klein onderdeel van die vertelling. Toch is het goed geschreven, meeslepend en getuigend van een goed inzicht in de Amerikaanse pioniersgeest. 

Sterren: ***

ISBN: 9789079770045

Uitgeverij: Karaat

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Jennifer Egan – Het snoephuis

Hoeveel van jezelf wil je weggeven?

Hoe buiten-de-box de geest, en hoe trefzeker de schrijfstijl van Jennifer Egan is, merk je niet direct als je haar nieuwe boek –dit dus – gaat lezen. Na een paar hoofdstukken merk je verbaasd dat je met een aantal van haar romanfiguren meeleeft. Je voelt hun pijn. Hun afwijzing, hun frustraties, hun pogingen om ondanks een koude, tegenwerkende wereld toch de beste versie van zichzelf te maken. Of in Godsnaam, als dat niet lukt, die versie dan maar te faken.

Het verhaal: Er is een nieuw technologisch programma: Greep op uw onbewuste. In 2010 ontwikkeld door de hippe techondernemer Bix Bouton en tien jaar later da bomb, net zoals Facebook dat was in de jaren 90 van de vorige eeuw. Alleen gaat dit programma verder, veel verder. Het geeft toegang tot al je herinneringen, die je ook nog met anderen kunt delen. Dat leidt tot een gemoderniseerde Brave New World-achtige maatschappij, die voor- en tegenstanders kent. Je hebt de ‘tellers’ (die menselijke verlangens opsporen) en de ‘ontduikers’ (die het collectief bewustzijn ontduiken omdat ze niet de prijs willen betalen voor ‘een hapje van het snoephuis.’

Dat is in de basis de inhoud van dit majestueuze verhaal. Het gaat over de ‘condition humaine’, het laat menselijk gewriemel in de marge zien. De worsteling met wie je bent, wat je gebreken of juist je pluspunten zijn. Ben je bang voor het het oordeel van anderen? O nee, maar wel over het oordeel van jezelf over jezelf. Maar is dat mijn schuld of komt dat door de nare karaktertrekken van mijn ouders? Of mijn rampzalige schooltijd, waar ik ben opgesloten in de doucheruimte, meermaals? Kortom: over het leven zelf.

Egan verpakt die menselijke worsteling in een wervelend verhaal. Nee, meerdere verhalen. Alfred Hollander bijvoorbeeld. Hij vindt zijn leven steeds minder goed te verdragen. Dat komt onder andere doordat hij teveel namaakemoties ziet op tv: die kunstmatigheid kan hij niet meer verdragen. Hij begint te praten, te schreeuwen tegen de nieuwslezers en hun neppigheid, wat geen probleem is zolang hij dat alleen in zijn eigen huiskamer doet, maar zijn familie kijkt vreemd op als hij aan tafel verschijnt met een papieren zak over zijn hoofd. Hij wil daarmee een zo heftig mogelijke verstoring maken van het bezadigde thuisleven, op zoek naar ‘echte’ emoties. Dat lukt prima, er komen prachtige kolderieke/pijnlijke conversaties uit voort. Maar geliefd maakt hij zich er niet mee.

Zo laat ze gezinnen, getrouwde stelletjes, pubers, in echtscheiding verkerende relaties en nog meer mooie Freud-objecten de revue passeren. Sommige mensen zijn op hun hoede voor de alwetende computer. Anderen interesseert het geen zier en geven blijmoedig hun privacy weg. IJzersterk is haar beschrijving van de binnenwereld van Avery van de unit ‘opsporing van bedotting door proxy’s’:

“Onze unitleider, Avery, is een non-binair persoon die ik in het openbaar nooit tekenen van wat voor emotie ook heb zien vertonen. Nu geeft hun uiterlijk in alles blijk van spanning: het lange haar sluik en ongewassen, donkere wallen onder hun ogen, trui met eiervlekken op de mouw, en een gezicht zonder mascara en lipgloss – de enige make-up die hen draagt.”

Egan heeft ook een geweldig talent om de totaal verschillende binnenwerelden van personen in een paar alinea’s te laten botsen. Hier lopen Drew en Miles (die geen hoge pet op heeft van Drew) door een woestijn waar een kennis van Drew kunstsculpturen heeft geplaatst. De vragen en gedachten komen van Miles:

“‘Is dat een … sculptuur?’

“Drew lachte. ‘Het is een deel ervan. Ze zijn onderling verbonden over een groot gebied.’

‘En allemaal … van plastic?’

‘Yep. Afval uit de hele streek.’

Recycling: god, wat origineel!

Het enige wat mooier zou zijn dan deze ‘sculpturen’ is een woestijn zónder.

Enfin, schier tot in het oneindige zouden we briljante citaten kunnen geven. Maar het lijkt beter als u, lezer, het boek zelf ter hand neemt. Dan merkt u snel hoe grappig, diepgravend, gevarieerd en waarschuwend dit verhaal in elkaar steekt. Veel plezier.

Sterren: ****

ISBN: 9789029545501

Uitgeverij: Arbeiderspers

Ook verschenen op De Leesclub van Alles en Tiktok

Daan Remmerts De Vries, Mark Janssen – Sneeuwwit

Sneeuwwitje en haar dwergen opgepoetst

Waarom Sneeuwwitje, denk je als je dit prentenboek oppakt. Hoezo zou je zo’n overbekend, iconisch, in het collectieve geheugen verankerde sprookje opnieuw uitbrengen? Iedereen kent dat verhaal toch?

En toch. Eerst de tekeningen –. Mark Janssen maakte ze en hij deed het goed. Zijn koningin is zoals je een duivelse dame voor je ziet. In een donkere jurk zwevend, half omhoog komend. Opgetild door een vuurrode wolk die rond haar armen hangt, armen die uitmonden in handen met gevaarlijk scherpe nagels. Klauwen, lijken het wel, messen die ze op elk moment in je kan slaan om je open te scheuren, of gewoon alleen gaat gebruiken om een klein littekentje te maken op je wang. Net onder je oog. Niet dat ze je oog niet zou kunnen raken. Dat kan ze met gemak. Maar dat doet ze niet. Nog niet. in haar ogen zie je waanzin, het koude plezier van het kwade.

Dat bedoelen we dus met tekeningen. Heftig, maar er is ook een schattig egeltje, onderaan een bladzijde. Een beetje verwonderd staat dat egeltje te kijken. Er zit iets op zijn rug. Iets zwaars, dat hij er niet af krijgt. Het zit op zijn stekels gespietst. Wij zien dat het een appel is. Een mooie, gele appel die iemand best eens van zijn rug zou kunnen plukken. En, omdat de appel zo glanzend sappig is, er een hap uit zou kunnen nemen.

Verzorgen die fraaie illustraties de helft van de lol bij dit boek: de taal is de andere helft. Of misschien iets meer dan de helft. Daan Remmerts de Vries gaat plezierig los op de aloude tekst van het sprookje. Hij hertaalt het naar deze tijd. Taal met snelle, humoristische, straattaalachtige kenmerken, en dat geeft een verrassend lichtvoetig effect. Het pimpt de beroemde scene van de koningin die met de spiegel praat, zo op:

“‘Spiegel, ik voel me niet lekker.’

‘Misschien ben je te knokig,’ mompelde de spiegel.

‘Wat? Wat zei jij daar?’

‘Eh… Niks, niks,’ zei de spiegel. ‘Slank! Dat bedoelde ik. Je ziet er weer fantastisch uit!’

‘Precies ja! De mooiste van het land!’

‘Nou,’ zei de spiegel zacht, ‘’Dát is eigenlijk niet helemaal eh …’

Nu leek de koningin te schrikken. ‘Pardón?! Is er weer iemand mooier volgens jou?’

‘Tja,’ zei de spiegel. ‘Nu we het er zo over hebben…’

‘Dat…Dat méén je niet!’ riep de koningin. ‘Wie?! Wie is er nou weer mooier?’

‘Nog steeds dezelfde als de vorige keer,’ fluisterde de spiegel.

De koningin scheen zich te verslikken. ‘Sneeuwwitje?’ zei ze. ‘Dat kan niet. die is hartstikke dood.’

‘Ze ziet er anders verrekte goed uit voor een dode,’ antwoordde de spiegel.”

Alle reden dus om de nieuwe generatie die dit oude sprookje nog niet heeft genuttigd, dit boek voor te leggen. Al was het maar om te begrijpen waar die vermaledijde appel voor is.

Sterren: ****

ISBN: 9789021435848

Uitgeverij: Volt

Ook verschenen op De Leesclub van Alles  

 

John-Alexander Janssen – Va-banque

Hoogmoed komt voor de oorlog

Toeval bestaat niet, zegt men. Toch was het een merkwaardige samenloop van omstandigheden dat Poetin’s krankjorume Oekraïne-oorlog in 2022 startte toen de vulpeninkt waarmee dit boek geschreven was, nog nat was. In het nawoord vertelt de schrijver dan ook dat de Oekraïense oorlog in 2018 die hij beschrijft, niets te maken heeft met de 2021-oorlog, en hij daarom zijn boek niet aangepast heeft.

Die 2018-oorlog, en daarmee journalist Andriy Reremenko die iets moet gaan doen waar hij geen nee tegen kan zeggen, is één van de pijlers waarop het verhaal rust. Andere pijler: in Dar es Salaam komt Joseph Nyale in aanraking met een sloopwerf voor schepen, en nog één: de aan de zelfkant levende Dennis Kamp kan met een onverwacht plannetje eindelijk wat geld binnenharken. Klinkt dat warrig, onsamenhangend? Niet meer als u dit boek hebt gelezen. Want we leven in een geglobaliseerde wereld. Met al die verspreide mensen/pijlers laat Janssen zien hoe die wereldlijke verbindingen op elkaar inspelen, en met name wat de gevaren zijn. Ene Roemer de Haan speelt de hoofdrol – nou ja, dat zou hij willen. Het is een haantje apart, opvliegend, ongeduldig en vooral, vooral ambitieus.

Hij gaat – weet hij zeker – de scheepsrederij van zijn schoonvader overnemen. Hij gaat grotere zaken doen, meer geld verdienen, de grootste speler ter wereld in de scheepvaart worden. Jammer genoeg vindt zijn schoonvader daar heel iets anders van, wat volgt is een langdurige onderhuidse ideeënstrijd.

Genoeg aanknopingspunten voor een flitsend verhaal. Flitsend als in: over de hele aardbol elkaar beïnvloedend, terwijl het voor ieder personage individuele handelingen zijn, met persoonlijke gevolgen. Dat frame is behendig opgezet door de schrijver, en wordt in rustige stappen uitgewerkt. Stappen die efficiënter genomen hadden kunnen worden en waarmee het boek dunner maar vooral boeiender was geworden. Deze lezer kreeg af en toe moeite om door de woordenbrij heen te komen voordat er weer een punt was gemaakt. Die lezer sluit niet uit dat ongeduld hem daarbij parten speelde, maar onttrekt zich evenmin aan de indruk dat het epos minder … Bijbelse vormen had hoeven aannemen.

Roemer de Haan lijdt, zoals gezegd, aan grootste dromen en ambities, die hij zo snel mogelijk tot realiteit wil maken. Godzijdank voor hem dient zich een gouden kans aan. De uitwerking  dat plan lijkt simpel en lucratief. Intussen vermengen de avonturen van eerdergenoemde Andriy Reremeko, Joseph Nyale en Dennis Kamp zich met die van Roemer. De climax die daarop volgt, is de apotheose van het boek.

Het verhaal is duidelijk en goedgeschreven, de karakters komen levendig uit de verf. Janssen maakt er een volwassen epos van, ietwat te uitgebreid, terwijl de zijstapjes naar minder interessante bijfiguren op een gegeven moment wat hinderlijk worden, omdat ze niet genoeg bijdragen aan het verhaal. We snappen al dat de wereld niet groter dan een huiskamer is, dat daar volop misbruik van wordt gemaakt, en we zitten uiteindelijk niet te suizebollen van verrassing als de clou komt.

Met zijn pointe dat te verregaande verkleining van de aardbol niet per sé positief hoeft te zijn – om het mild uit te drukken – , zijn we het natuurlijk eens. Daar hoeft de titel (Va Banque – Alles of niets) ons niet bij te helpen. Dat feit wordt bijna dagelijks bewezen. Identiteitsfraude, belastingparadijzen, oplichting, scammen, smokkel en drugshandel zijn meer gemeengoed dan uitzondering. Een kleine wereld biedt kansen, maar helaas niet alleen aan de good guys.

Sterren: ***

ISBN: 9789029542463

Uitgeverij: Arbeiderspers

Ook verschenen op De Leesclub van Alles  

 

Claire-Louise Bennett – Kassa 19

Absurdistisch associërende ratatouille

Uitgeverij Koppernik begint de reputatie aan te kleven, bijzondere boeken uit te geven. Dat is in onze huidige van blockbusterende bestsellers vergeven wereld een waardevol etiket. Dit ‘Kassa 19’ is zo’n aparte. Het is geschreven door Claire-Louise Bennett, die de White Review Short Story Prize won en wier verhalen gepubliceerd worden in New York Times magazine en Harper’s.

Het is een raar boek, stellen we eerst maar vast. We krijgen een inkijkje in het hoofd van een opgroeiend schoolmeisje dat de betoverende indrukken die ze krijgt, zonder filter neerpent. Vooral dat filterloze van de hak op de tak impulsieve linksaf rechtsaf ondersteboven dwarsdiagonaal meanderen tussen de meest uiteenlopende onderwerpen maakt het verhaal charmant. En verrassend. En grappig:

“Als we een boek openslaan gaan onze ogen bijna altijd naar de linkerbladzij. Precies – om redenen waar we eerder nooit over nagedacht hebben, heeft de linkerbladzij voor ons een veel sterkere aantrekkingskracht dan de rechterbladzij. We kijken altijd allereerst op de rechterbladzij. Eerst de rechterbladzij, precies. Maar de woorden op de rechterbladzij lijken altijd veel te dichtbij. Is het ons gezicht? Is het dat? Nou? De woorden rechts lijken veel te gretig, aanmatigend, en ja zelfs een beetje ongenaaktbaar, en al heel snel verlaten onze opgejaagde ogen de rechterbladzij om hun toevlucht te zoeken op de linker. We kijken neer op de rechterbladzij en op naar de linkerbladzij. Eigenlijk wel. En we lezen de linkerbladzij bijna altijd veel langzamer dan de rechter. Er lijkt meer tijd te zijn op de linkerbladzij. Ja. Ja. Ja echt. Op de linkerbladzij lijkt meer ruimte te zijn, aan allebei de kanten van de woorden, en boven en onder elke zin. En de linkerbladzij lijkt bijna altijd betere woorden te hebben. Precies – woorden als ‘glansde’ en ‘schepsel’ en ‘champagne’ en ‘haveloos’ en ‘klont’, bijvoorbeeld. Woorden die echt geen enkele toelichting nodig hebben.”

Excuus voor het lange citaat, maar deze dartelende woordenbrij laat aardig de sfeer van het boek zien. Verrassend, vernieuwend en geinig, maar.

Maar, maar wordt het lezen van het hele boek daar prettig door, of draaglijk? Dat dan weer niet. Bennet knalt erdoorheen, alles beschrijvend wat ze tegen komt, links en rechts, boven en onder, belangrijk en saai. En dat onderscheid, of liever het ontbreken van dat onderscheid, verlaagt de kwaliteit van de tekst.

Toch hoort het bij dit concept. Het woordspringen is onderdeel van de geestesgesteldheid van de puberale protagonist, en laat door die vorm zien hoe een de wereld ontdekkend kind de hele dag een Niagara waterval van kleurrijke impressies over zich heen krijgt. En dat moet verwerken.

Toch hebben wij de prachtige weergave van die ratatouille met veel plezier tot ons genomen. Ja, het leest wat minder fluïde weg en ja, soms blijft het oog hangen aan enkele zonderlinge woorden, maar overall geven we dit exotische boekwerk een dikke vier sterren. Binnen de lijntjes kleuren, nee dank u. Buiten de box schrijven, ja graag. En hoe het zit met die Kassa 19 mag u zelf ontdekken.

Sterren: ****

ISBN: 9789083174457

Uitgeverij: Koppernik

Ook verschenen op De Leesclub van Alles en Tiktok 

 

 

Alexandra Bracken – Lore

Spannend, maar dimmen met dat geweld

Alexandra Bracken valt met de deur én het kozijn in huis bij hoofdstuk 1 van deze vuistdikke boekenbonk. Het beeld: een matig verlichte ruimte, de stank van zweet en bloed, een geïmproviseerde boksring. Daar zien we Lore staan, die haar bokshandschoenen van 14 ounce omhoog brengt om weer een nieuwe onhandige klap op te vangen.

Ze bokst een ronde met “een jongen van ongeveer haar leeftijd, een en al zachte, ongeschonden huid en onverdiend zelfvertrouwen. Hij had gelachen, haar met een vinger gewenkt toen hij haar uit al Frankies beschikbare vechters had gekozen. Lorre had lang voordat hij haar ‘schatje’ had genoemd en haar beschonken een luchtkusje toe had geblazen besloten hem een lesje te leren en wat er daarna van zijn trots over was te vermorzelen.”

Rauwe taal inderdaad, die een sfeer zet van roodgerand blootliggend vlees dat doorlopend bloed druppelt. Hier kijken we niet op een blauw oog meer of minder. Een mes in je bovenbeen, een lans die je vanaf de zijkant doorboort, bewusteloos makende klappen tegen je hoofd – het komt allemaal voorbij in de strijd. Welke strijd? Om de macht natuurlijk, what’s new?

De benoeming en uitwerking van die macht is nog best ingewikkeld. Het draait allemaal om negen goden die Zeus hebben verraden, en nu als straf elke zeven jaar, zeven dagen als stervelingen op aarde moeten doorbrengen. Dat weten de afstammelingen van de helden van vroeger ook: die staan likkebaardend klaar om op hen te jagen. Als je een god doodt ben je onsterfelijk en machtig. Wie wil dat niet?

Lore dus. Zij wil eigenlijk niet jagen, maar ja, als je aangevallen wordt moet je je leven toch wel verdedigen. En voor je het weet vecht je door, om je familie te wreken. Dat is in het kort de rode lijn in dit boek: spannend, meeslepend en onverschrokken.

Pluspunten krijgt dit boek meteen door de meeslepende verteltrant. De gemiddelde lezer krijgt ademnood door de vaart waarmee Lore wordt aangevallen, zich dan weer door de bladzijden mept, zwaardvecht, messenwerpt, judoot en kickbokst. Je blijft met rode oortjes lezen.

Maar al die bedreigingen en de reacties daarop brengen veel geweld met zich mee, wat mij betreft de mindere kant van dit boek. Oké, het is zenuwslopend. Maar ook bloederig. Haatdragend. Nietsontziend. Dominant. Niet zulke aangename eigenschappen, die de hoofdpersoon desalniettemin nodig heeft om haar queeste te volbrengen. Al het brute mantel-en-dolk gedoe is niet fijn om te lezen: al weten we dat het met een korrel zout genomen moet worden, toch is de dosering behoorlijk hoog.

Positief punt is dat het verhaal loopt als een hogesnelheidstrein. Het trekt de lezer met huid en haar het boek in, en laat pas los op de allerlaatste bladzijde. Dat is de kwaliteit van Alexandra Bracken. Ze maakt een steengoede geschiedenis die tot aan het bittere einde blijft boeien. Citaatje nog? Vooruit dan. Lees en huiver.

“Castor keek gepijnigd en bang. Ze (Lore – NV) keek toe, haar hand nog steeds uitgestrekt, terwijl er een bloedvlek verscheen op zijn doorweekte shirt, afkomstig uit een enorme wond aan de linkerkant van zijn borst. Door zijn hart.

Lore gilde, dook naar voren om zijn arm vast te grijpen, maar ze was te traag. Zijn lippen vormden één enkel stil, laatste woord.

Lore.

Het leven verliet zijn ogen, die sprankjes macht doofden. Castor gleed over de rand van de afgrond, in het water dat daar wachtte.”

Sterren: ***

ISBN: 9789463493444

Uitgeverij: Blossom Books

Ook verschenen op De Leesclub van Alles en TikTok