Simone van der Vlugt – Schilderslief

De andere kant van Rembrandt

Dat Rembrandt buitenaards kon schilderen is geen nieuws. Dat hij ook een andere, gloeiend wraakzuchtige kant had, laat Simone van der Vlugt zien in dit goed gedocumenteerde boek. Lijdend voorwerp hier is Geertje Dircx.

Zij begon als kindermeisje van Rembrandts net geboren zoon Titus, toen diens vrouw Saskia ernstig ziek was. Al snel promoveerde Geertje naar hoofdhuishoudster en bracht het nog later tot gespreks- en bedpartner van de kunstenaar. Ongekend voor een meisje van eenvoudige komaf. Voor de man met het penseel was ze een partner die als een getrouwde vrouw met hem samenleefde. Helaas zat daar geen happy ending in: op een nare dag wil Rembrandt niets meer van haar weten, sterker: hij laat haar oppakken en voor twaalf jaar in het spinhuis opsluiten.

Hoe dat zo kwam, zet Simone van de Vlugt soepel uiteen. Het is een wervelende geschiedenis, bijna te onwaarschijnlijk om te geloven en voor een gedeelte ongedocumenteerd, maar een uitstekende ondergrond voor een dramatisch verhaal. De (beperkte) keuzes die een vrouw als Geertje in de 17e eeuw kon maken, het standsverschil, de achterkamertjespolitieke macht van de boven hen gestelden, het geroddel, de jaloezie, de achterdocht en achterklap van de dorpelingen, de in wezen uitzichtloze relatie (Rembrandt kon wettelijk niet officieel hertrouwen), de wanhoop van de in het cachot gegooide Geertje, alles komt tot leven vanuit haar eigen perspectief:

“Hij trok me tegen zich aan en kuste me, eerst zacht, toen steeds ruwer, bijna wanhopig. ‘Verlaat me niet’ betekende die kus, en ik beantwoordde hem met dezelfde wanhoop. Toen liet Rembrandt me opeens los.

‘Ik wil je iets geven,’ zei hij. ‘Iets wat me heel dierbaar is.’

Hij tastte in zijn wambuis, waar hij in de voering een zakje had laten naaien. Ik had altijd aangenomen dat hij dat gebruikte voor zijn geld, al droeg hij ook een beurs bij zich. Maar er kwam iets anders uit: een met diamanten bezette ring met een rozenmotief. Saskia’s ring. Ik had haar die zien dragen tot op de dag van haar dood.

‘Deze ring heb ik Saskia ooit gegeven. Hij is voor jou, als je hem wilt,’ zei Rembrandt. ‘Ik kan niet met je trouwen, maar met deze ring wil ik zeggen dat ik je als mijn vrouw beschouw, dat ik van je hou en je trouw beloof…. Wil je bij mij blijven, als mijn vrouw, al is het dan onwettig? Wil je deze ring dragen, Geertje?’

Zijn woorden zogen de lucht uit mijn longen. Vol ongeloof keek ik naar de ring, en toen naar de man tegenover me, die me ernstig aankeek en leek te menen wat hij zei.”

Dit vloeiende, in dit citaat toepasselijk romantische proza draagt het boek. De schrijfster brengt de liefde tussen die twee tot leven, kruipt in de huid van Geertje en verwoordt haar emoties uitstekend. Het beschrevene komt erg natuurgetrouw over, ook het feministische tintje dat Geertje hier en daar meekrijgt. Dat was ze vermoedelijk ook.De kracht van de schrijfster is dat ze die vermoedelijke gevoelens naadloos vervlecht met de realistische historische gebeurtenissen. Dat verraadt goede research. Met een fijne combinatie van romantiek, ellende en geschiedschrijving produceert ze zo een prima te verteren boek. Wie nog meer naadjes van de kous wil weten, kan doorbladeren tot achterin het boek, en bewonderend constateren hoe veelomvattend haar research is geweest.

Sterren: ***

ISBN: 9789026346194

Uitgeverij: Ambo/Anthos

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

J.J. Voskuil – De buurman

Superieur geouwehoer

In deze ‘spinoff’ van J.J. Voskuils levenswerk ‘Het Bureau’ slaat de schrijver een andere weg in. Dat is goed en slecht nieuws. Goed, omdat sommige lezers meer van hetzelfde zoals ‘Het Bureau’ was,  verwachten. Daarin voorziet Voskuil, zij het op een meer relationeel niveau. De fraaie priegelstijl blijft, net als de muizenissen in het hoofd van hoofdpersoon Maarten, de ongemakkelijke gesprekken, de ruzies tussen Maarten en Nicolien, het schuren tussen de binnen- en buitenwereld van Maarten, de met kritiek doorspekte observaties.De plaats van handeling is nu de thuisomgeving van Maarten en Nicolien. Die ondergaat een licht schokkende verandering: er komen nieuwe buren. Maarten komt de verse buurman tegen op de trap en hij komt er niet onderuit om samen met zijn altijd even curieus reagerende vrouw Nicolien de nieuwe buren een bezoekje te brengen.

Twee heren zijn dat, wat voor Maarten even schakelen is. Nicolien daarentegen is erg verguld met de twee mannelijke buren en laat dat zoals gebruikelijk op haar volledig van tact gespeende wijze merken. Maarten laat zich meenemen in haar enthousiasme en er ontwikkelt zich een soort van vriendschap tussen de stellen.

Lang gaat dat niet goed: Maarten wil de boot liever wat afhouden omdat hij zich niet erg verbonden voelt met de buren. Nicolien vermaakt zich daarentegen uitstekend.  Gevolg: nog meer getob van Maarten, een (vertrouwd beeld) zich innerlijke opbouwende boosheid die vulkanische afmetingen bereikt en na verloop van tijd een schier onoverbrugbare geestelijke verwijdering tussen de echtgenoten.

Mocht u nog twijfels hebben over het verloop van het verhaal: neen, tussen de buren komt het niet meer goed.

Voskuil maakt er een onderhoudende roman van, in zijn onnavolgbaar gedetailleerde stijl die dus niet veel verschilt van al zijn ‘Bureau’-delen. Dat is dan ook het slechte nieuws voor de lezers die hoopten op een heel andere toon dan in ‘het Bureau’: die is er niet. Het verhaal is goed gecomponeerd maar wel in vintage Voskuil-stijl geschreven. Hou je daar niet van, dan moet je ‘De buurman’ zeker niet lezen. Hou je er wel van, dan is dit weer een prachtroman die bol staat van superieur gezeur.

Sterren: ***

ISBN: 9789028241930

Uitgeverij: van Oorschot

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

John Bigwood – Rariteiten

Om gek van te worden         

In kranten stonden ze, vroeger. Plaatjes met getekende poppetjes, autootjes, honden, katten, cactussen, huizen – en de opdracht: zoek de verschillen.

Twee soorten had je. In de ene soort stonden twee plaatjes naast elkaar. Op de plaatjes cartoonachtige tekeningen met een hele drukke scéne. Veel figuren, veel objecten, veel handelingen. Van dat plaatje stonden er dan twee naast elkaar, op het eerste gezicht identiek, maar dat was natuurlijk niet zo. Er waren acht verschillen. Ik kwam nooit verder dan zes. Of zeven.

De andere soort had een rijtje plaatjes naast elkaar, ook al op het oog identiek. Dat konden tien plaatjes zijn, of veertig: een hele bladzij vol. Tussen al die veertig plaatjes stond er één die afweek. De opdracht: vind die afwijkende. Ik vond hem nooit.

Leren omgaan met teleurstellingen hoort bij het leven; het is daaraan, en alleen daaraan te danken dat dit in het Nederlands vertaalde boekje van een sadist genaamd John Bigwood nog niet wild in snippers gescheurd op de bodem van de papierkliko is beland. Het staat namelijk vol met dit soort puzzels.

Met de veel te optimistische opdracht: “Kies een puzzel en volg de instructies op de linkerpagina. Of je er nu één of meerdere verschillen uit moet halen, op elke bladzijde is genoeg te zien om je hersens eens goed te laten kraken. En je steekt er ook nog wat van op.

Mocht je er niet uitkomen, de oplossingen staan achter in het boek. (Maar die heb jij natuurlijk niet nodig.)

Veel plezier!”

Yeah right.

Sterren: **

ISBN: 9789000367771

Uitgeverij: van Goor

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Ramachandra Guha – Gandhi De legendarische jaren

Dicht op de huid van een groot man

Waarschijnlijk kunnen we dit wel de definitieve biografie van Gandhi noemen. Uitgebreider gedocumenteerd, onderzocht en nageplozen wordt het waarschijnlijk niet dan dit 1071 pagina’s beslaande overzicht van zijn leven. Let wel: dit boek gaat nog alleen over de latere jaren: over de jeugdige jaren van Gandhi schreef biograaf Guha al een ander buikig deel: Gandhi – de jonge jaren’.

Hier leeft hij zich dan verder uit in het supergedetailleerd boekstaven van handel en wandel van de levende legende. Guha nam zijn huiswerk serieus: hij had inzage in de 97 (!) delen van Gandhi’s ‘Collected Works’, alsmede in de ‘enorme verzameling brieven van Gandhi die bewaard worden in de Sabarmati-ashram’; de privépapieren van zijn vrienden, tijdgenoten, medestrijders en rivalen; de institutionele collecties van organisaties die van invloed waren op zijn werkzaamheden; archiefstukken in Londen, New Delhi, Bombay, Lucknow, Nagpur; kranten uit die tijd; memoires en biografieën – in totaal meer dan zestig archiefcollecties van over de hele wereld.

En inderdaad, we lezen in het eerste hoofdstuk ‘De terugkeer van een held’ een zo minutieus verslag van de terugkeer van Mohandas Gandhi vanuit Zuid-Afrika naar India alsof we naast hem lopen. Het is 1914 en Gandhi laat Zuid-Afrika achter zich, waar hij “de onbetwiste leider van de kleine Indiase gemeenschap was geweest, nu wilde hij voor de honderden miljoenen mensen van zijn vaderland gaan werken.”

Hij was al een held in Zuid-Afrika. Daar had hij een bloeiende advocatenpraktijk opgezet, en ontwikkelde zich van daaruit na verloop van tijd tot activist. Hij voerde acties en leidde campagnes in Natal en Transvaal tegen rassenwetten waar de Indiërs zwaar onder te lijden hadden. Vingeroefeningen, zou je in terugblik zeggen, voor het grote werk dat hem in India wachtte. Ironische terzijde: zijn graad als advocaat haalde hij in Engeland, hetzelfde land waarmee hij in India zoveel aanvaringen kreeg.

Gandhi kwam naar India om verschillende redenen. Zo wilde hij de relatie tussen de hindoe- en moslim-gemeenschappen verbeteren. Daarnaast wilde hij de vrouwenonderdrukking uit de (Indiase) wereld helpen en, zo mogelijk nog ambitieuzer, iets veranderen aan het verfoeilijke kastensysteem in India. Bij dat laatste richtte hij zich vooral op de laagste kaste, de onaanraakbaren, in een poging hun uitzichtloze positie te verbeteren.

In een tijd waarin framing of image building nog moest worden uitgevonden, was Gandhi perfect zichzelf. Een klein mannetje, altijd gekleed in zijn witte gewaad, rustig en bescheiden sprekend. Een onooglijk uiterlijke verschijning die in schril contrast stond met zijn onverzettelijkheid, zijn gevoel voor publiciteit en zijn messcherpe verstand. In korte tijd wist Gandhi in India belangrijke vertegenwoordigers van verschillende stromingen aan zich te binden, en grote groepen mensen. Een communicatieadviseur had het in deze tijd niet beter kunnen arrangeren.

Guha laat goed zien hoe Gandhi in het begin van zijn tijd in India nog vertrouwen had in de ‘correctheid’ van de Britse overheersers. Met zijn geweldloze verzet kreeg hij veel aandacht voor de misstanden die hij aan de kaak stelde. Het antwoord van de Britten was minachting en gevangenisstraf, maar daarmee oogstten ze veel negatieve publiciteit en bevestigden juist het beeld van de eenling tegen de onrechtvaardige overmacht.

Hoe het afliep, weten we inmiddels. Na het lezen van deze biografie weten we nog veel meer, bijvoorbeeld dat Gandhi op persoonlijk vlak geen makkelijk persoon was. Met zijn oudste zoon had hij een getroebleerde verhouding; met een invloedrijke Britse vrouw die samen met hem optrok, verbrak hij de relatie omdat ze niet de vrouwelijke rol wilde vervullen die hij haar oplegde (onderdanig aan de man); zijn onbuigzaamheid kwam hem goed van pas bij het strijden tegen de overheersers, maar stond het maken van echte vrienden soms in de weg. Guha brengt alles over de grote kleine man gedetailleerd tot leven. Een terecht bekroonde biografie.

Sterren: *****

ISBN: 9789046823729

Uitgeverij: Nieuw Amsterdam

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Marlies Slegers – Het is maar een scheiding

Langzaam helende wonden

Ai, een echtscheiding. Het ene moment lig je nog samen als twee zielstevreden spinnende poezen in één bed, het andere moment sta je blazend en grommend als kat en hond tegenover elkaar op het koude zeil. Ergens is iets mis gegaan. Jullie zijn uit elkaar gegroeid omdat je de connectie met elkaar verloren hebt. Wat is er gebeurd?

Een midlifecrisis is er gebeurd. Het mannelijke deel van het echtpaar, Paul genaamd, heeft problemen met ouder worden. Dat merkt hij zelf niet, maar zijn omgeving wel, zijn vrouw Marlies voorop. Zij heeft opeens een heel andere echtgenoot dan waarmee ze haar huwelijk mee begon: een koele, afstandelijke man die ‘al die verantwoordelijkheden niet meer wil.’

Marlies Slegers, kinderboekenschrijfster, ziet zich in deze weinig benijdenswaardige situatie geplaatst. Paul sluit zich voor haar af, wil niets meer samen doen, zet stappen om een tijdje op zichzelf te gaan wonen. Marlies is flabbergasted, het is alsof een schokgolf haar tot dan toe goudgerande leven in duizend scherven slaat. Ze gaat op zoek, hoe komt dit, waarom is haar man totaal veranderd?

De handboeken wijzen maar naar één ding: een midlife crisis. In één van die boeken wordt dat ‘een tijdelijke persoonlijkheidstransplantatie’ genoemd en zo is het. Ze herkent Paul niet meer, wil hem terug, maar al haar pogingen hem voor haar te winnen glijden van hem af als druppels van een paraplu. Dat Marlies daarop emotioneel reageert irriteert hem.

“’Waarom kun je me niet uitleggen wat er is?’ Ik kijk naar Paul als hij wakker is.

Paul weet het niet. ‘Je had laatst wel gelijk,’ zegt hij dan, terwijl hij opstaat. ‘Ik loop altijd weg als iets lastig wordt. En ik wil gewoon nadenken over wat ik de komende twintig jaar met mijn leven wil en of er plek voor jou is in dat leven.’

En dan begin ik toch weer te huilen.

Paul staat op. Hij zucht geïrriteerd en loopt naar het koffiezetapparaat. Met diepe snikkende uithalen zit ik op de bank. Ik heb nooit geweten dat verdriet zo allesomvattend kon zijn, dat je het in en uit kon ademen. Ieder deel van mij voelt verdriet en pijn.

En dan zegt hij het echt.

‘Doe toch niet zo dramatisch.’ Hij kijkt me denigrerend aan. ‘Het is maar een scheiding.’”

Dat komt binnen, maar ze geeft niet op. Ze kan Paul niet loslaten, dus probeert ze op allerlei manieren weer in contact te komen, in gesprek te raken, haar oude man terug te vinden. Helaas. Hij trekt zich steeds meer in zijn cocon terug en na heel veel lijmpogingen rest er uiteindelijk weinig anders dan acceptatie.

Die acceptatie wordt trouwens wel pas na heel, heel veel twijfelen bereikt. Zoveel twijfelen en weer opnieuw proberen, dat er enig ongeduld bij de lezer opkomt. Kom op, denkt hij, hak die knoop door! Maar de lezer staat natuurlijk niet zelf met zijn natte voeten in de huwelijksloopgraven, hoeft niet zelf de psychologische vernederingen te verwerken. Bovendien is respect hier op zijn plaats, respect voor de schrijfster die de moed heeft in haar diepste verdriet, twijfels en wanhoop af te dalen naar de hel en dat op te schrijven.

Ze spaart zichzelf daarbij niet en geeft in een heldere, soepele en goed invoelbare stijl alle plus- en minpunten, moodswings, vertwijfelingen en – later – voorzichtige verbeteringen weer. Ook belangrijk: door die hele miserabele zoektocht te boek te stellen geeft ze een soort handleiding mee voor mede-ongelukkigen, zodat die niet dezelfde duistere zoektocht aan hoeven te gaan. Met een positief slotakkoord: het zijn diepe wonden die een echtscheiding slaat. Maar ze helen wel. Uiteindelijk.

Sterren: ***

ISBN: 9789492037893

Uitgeverij: Brandt

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Jan Meeus – De Schiedamse cocaïnemaffia

Alles voor het snelle geld

Jan Meeus, misdaadverslaggever van NRC Handelsblad, beet zich vast in de steeds sneller om zich heen grijpende cocaïnehandel in Nederland. Hij zocht uit hoe de doorvoer van het witte pretpoeder via de Rotterdamse haven in zijn werk gaat, wie de corrupte ambtenaren zijn en met welke (semi)criminele vriendjes die samenwerken.

Dit is de realiteit: grote ladingen cocaïne komen de Rotterdamse haven binnen en gaan in containers, vaak verstopt tussen geïmporteerd fruit, verder Europa in. In de tv-journaals van de afgelopen jaren zagen we dit soort meldingen voorbijkomen. Vraagtekens voor de leek. Cocaïne in Rotterdam? In containers, doorgesmokkeld? Hoe kan dat? Simpel: omdat het zeer lucratieve handel is waarmee makkelijke pegels geïnd worden.

Hoog tijd om daar iets aan te doen. De Nederlandse recherche heeft al aanwijzingen, maar wordt geholpen door twee moordaanslagen. Op Schiedammer Dennis van den Berg en Rotterdammer Rinus Moerer (beide kennen elkaar uit de drugshandel) wordt een moordaanslag gepleegd, die Rinus niet overleeft. Eén van de drugstransporten van Rinus – 300 kilo cocaïne met een groothandelswaarde van ca 10 miljoen – is op 9 december 2013 onderschept in de Rotterdamse haven. De recherche hoort in de onderwereld dat deze aanslagen met dat drugstransport samenhangen, en er worden twee onderzoeken naar drugshandel gestart. De eerste naar die 300 kilo cocaïne en de tweede naar de cocaïnesmokkel door Van den Berg en een dan nog onbekende douanier.

Meeus komt dit verhaal op het spoor. Hij wil er meer van weten en spit alle stapels strafdossiers van deze onderzoeken door, voert gesprekken met vrijwel alle betrokkenen:

“Alles bij elkaar levert dat een beeld op van een criminele vete die draait om niet nagekomen afspraken, miljoenen aan drugsgeld en de vraag wie de controle had over een corrupte douanier. Zijn naam: Gerrit Groenheide, een carrièreambtenaar uit het Westland die zijn hele werkzame leven bij de douane heeft doorgebracht.”

Als Meeus de hele zaak tot op de bodem heeft uitgezocht, zet hij het relaaas op papier. Dat doet hij in een kristalheldere stijl, te beginnen een strakke samenvatting van de contouren van het drama. Daarna laat Meeus zien hoe de recherche zo’n onderzoek aanpakt, hoe stap voor stap de verdachten met belastende bewijzen worden geconfronteerd en uiteindelijk hoe (in dit geval) de Schiedamse cocaïnemaffia in elkaar steekt.

Een mooie vondst in dit boek is de toelichting van al deze personen met een minibiografie. Die maakt de meeste motieven, maar belangrijker, de kruisbestuivingen tussen alle betrokkenen onderling duidelijk. Zulke saillante info geeft het drama extra diepgang – het is precies wat de lezer wil weten. Excellente onderzoeksjournalistiek, we kunnen niet anders zeggen.

Sterren: ****

ISBN: 9789046827086

Uitgeverij: Nieuw Amsterdam

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

P.C Cast – De Dysasters

Tienerliefde, een geheim experiment en o ja, de wereld redden

Hoe zorg je ervoor dat lezende Young Adults niet na dertig bladzijden buffelen in een papieren boek zich verveeld op hun mobieltje storten? Stop er ten eerste voldoende spannende elementen in. Schrijf vervolgens het verhaal bijzonder filmisch op, zodat het leest als een snelle, hippe Netflixserie met alle plotwendingen op de juiste plekken om de lezer/kijker aan de avonturen van de helden gekleefd te blijven. En helden, kies aansprekende helden.

Dat aspect is in De Dysasters top. We hebben een held en een heldin: Tate en Foster. Vanuit Fosters perspectief betreden we het verhaal, zij is het even razend slimme als eigenwijze meisje dat met haar adoptiemoeder Cora dwars door Amerika trekt op zoek naar… ja naar wat eigenlijk? ‘Who knows’.

We komen daar meer over te weten als ze – beetje toevallig – opbotst tegen Tate, de breedgeschouderde aanvoerder van het lokale football team. Hij is uiteraard een hork zonder manieren, een lompe spierbonk met een pindabrein. Best wel aantrekkelijk maar om met zo’n hulk ooit een date te hebben, ‘no way’.

‘Thank God’  hoeft dat ook niet, maar ze zijn wel tot elkaar veroordeeld omdat ze beide speciale krachten hebben. Dat ontdekken ze als er tijdens een footballwedstrijd van Tate een dodelijke tornado door het station wervelt, alles verwoestend, en Foster de gave blijkt te hebben om de elementen te beheersen. Tate ook, merken ze een paar seconden daarna als hij haar komt helpen. How come?

Dat ligt gevoelig, classified information zogezegd, maar om een tipje van de sluier op te tillen: Fosters vader heeft nog voor hun geboorte een geheim experiment uitgevoerd. Niets bijzonders – iets met genetische manipulatie en het vernietigen van de wereld. Het is duidelijk: de twee helden hebben een missie. Ze moeten Tates vader stoppen voor hij hun leven en de rest van de wereld vernietigt.

‘Too much information’, laten we ons op andere zaken richten. De schrijfstijl? Erg springerig. Een stukje tekst van Foster:

“’Ik snap nog steeds niet hoe je iets kunt weten over mijn Jedi mind trick.’ Ze sprong het trottoir op en trok een denkbeeldig lichtzwaard.

‘Jedi bestaan helemaal niet, en ik ben veel te slim om slachtoffer te worden van je neurolinguïstische onzin.’

‘De Jedi bestaan niet?’ Foster zette haar lichtzwaard uit en hing het aan haar riemlus. ‘Mijn hart gebroken, dat heb je. Mijn jeugdfantasieën verbrijzelen, dat doe je.’

Cora tuitte haar lippen. ‘Mmm, mmm, mmm. vreemd, dat ben je. Mallotig zul je altijd zijn.’

‘Was dat Yoda-stijl? Je training vordert goed, jonge Padawan. En over training gesproken: ga jij rijden naar waar we ook naartoe gaan?’

‘Nee.’ Cora maakte de auto open en Foster ging achter het stuur zitten. ‘En ik heb geen training nodig. Ik kan rijden. Jij bent er alleen beter in dan ik, à la Evel Knievel.’”

Snelle dialogen, hippe uitdrukkingen, veel verwijzingen naar Americana. Het zou een uitgeschreven aflevering van ‘The Dysasters, seizoen 1, aflevering 1’ kunnen zijn. De schrijvers hebben dat waarschijnlijk ook voor ogen: een jong en hip publiek ‘that loves action’. En een Nederlandstalig publiek dat botweg vertaalde verwijzingen naar de Amerikaanse cultuur zonder uitleg snapt. Dat publiek zal zeker dit eerste deel van een serie weten te waarderen.

Sterren: ***

ISBN: 9789000363254

Uitgeverij: van Goor

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Jacques Meerman – Mediterraneo

Op zoek naar de verloren maaltijd

“Een culinaire reisgids voor de mediterrane middeleeuwen” is de ondertitel van dit boek. Dat klopt, maar ook weer niet. Vooralsnog heeft de argeloze lezer alleen houvast aan de uitleg op de achterflap: “…schrijft Meerman met Mediterraneo een nieuw culinair standaardwerk, waarin hij als eerste de voornaamste eetculturen van Europa, Afrika en Azië met elkaar in verband durft te brengen.”

Op reis dus, zoekend naar de wortels van onze voeding, in het spoor van beroemde reizigers rond de Middellandse Zee in de twaalfde, begin dertiende eeuw. Waarom specifiek deze periode? Omdat juist in de twaalfde eeuw de kruisbestuiving tussen de oude grootmachten (Byzantium, de Arabisch- of Perzisch sprekende gebieden) en de nieuwkomers (Catalonië, Italië) op gang kwam. Er ontstond een lappendeken van talen, godsdiensten, keukens en gebruiken.

Meerman leidt de lezer rond aan de hand van vier gidsen. De eerste is een anonieme Franse monnik die halverwege de twaalfde eeuw al reizend een handleiding voor pelgrims naar Santiago schreef. De tweede gids is rabbi Benjamin van Tuleda die 20 jaar later een wereldreis vanuit Noord-Spanje begon. De derde is Ibn Jubayr, een hoveling/ambtenaar die in de jaren tachtig van de twaalfde eeuw als pelgrim naar Mekka trok. De vierde en laatste is de Marokkaanse geograaf al-Idrisi die rond 1150 een encyclopedisch overzicht van de toen bekende wereld schreef.

Meer dan genoeg informatie om over uit te weiden, en dat doet Meerman dan ook. Dat uitweiden tekent zich na het lezen van de eerste 14 bladzijden al af: ruimhartig associërend dwaalt de schrijver rondom een onderwerp, haalt er duidelijke maar ook vage bronnen bij en komt via een kronkelige omweg weer bij zijn te maken punt. Dat zit de continuïteit van het verslag wel enigszins in de weg.

Daarnaast waarschuwt de schrijver: “alles in het Middellandse Zeegebied van de twaalfde eeuw hangt alles met alles samen, en dat is juist onoverzichtelijk.” Volgt nog een rijtje disclaimers. Zo is het Middellandse Zeegebied niet erg definitief omschreven wat betreft inwoners en  culturen: “De juiste betekenis blijkt hopelijk altijd uit de context.” En: “Zelfs de ondertitel van dit boek spreekt niet voor zich.” En: “Er is nog een ander probleem. Hoe kun je weten wat er vroeger gegeten is?” En: “Weer een ander probleem is dat een bijna onvoorstelbare hoeveelheid recepten en kookboeken uit die tijd eenvoudig verdwenen of vernietigd is, zodat er weinig te vergelijken valt.”

Wie dus verwacht een kraakhelder reiskookboek in handen te hebben dat je openslaat bij pakweg ‘Perzische gerechten’, om daar een rijtje vintage recepten aan te treffen: neen.

Wie verwacht een reisverslag a la Paul Theroux te vinden, vol anekdotes en plaatselijke obscuriteiten, komt beter aan zijn trekken. Zo is er een apocrief verhaal over de Franse koning Filips Augustus die als pelgrim Pavia aandeed. “Hij kreeg wat ook de andere pelgrims aten: slappe vleesbouillon op oud brood, en werd zo kwaad dat hij de keuken in rende, twee eieren pakte en ze boven zijn soep brak. Daarmee zou de beroemde zuppa pavese ofwel soep uit Pavia geboren zijn.”

Meerman gaat nogal springerig om met het verstrekken van informatie, wat maakt dat het lezen niet altijd makkelijk verloopt, maar wel avontuurlijk is. Vlees noch vis, zou men het schertsend kunnen samenvatten, maar daarmee doet men het boek tekort. Dit is een zoektocht, tastend in het halfduister van diep in de mist der geschiedenis weggezakte periodes waarin nieuwe vormen van eten werden ‘uitgevonden’. Meerman geeft naar beste vermogen weer wat er nog te achterhalen is van onze vroegere manieren van voedselontdekking en -bereiding. Een culinaire queeste.

Sterren: ****

ISBN: 9789026343377

Uitgeverij: Ambo/Anthos

Ook verschenen op Hebban en De Leesclub van Alles

 

Philippe Claudel – Onmenselijk

Ontregelende verhalen

Philippe Claudel kunt u kennen van zijn prachtroman ‘Grijze zielen’, of van één van de andere ijzersterke boeken die hij schreef. In de schrijverspikorde staat hij in de buurt van het bovenste blokje van het erepodium, dat hij met elk nieuw boek dichter nadert. Dit nieuwe boekje (123 pagina’s), laat qua volume zijn redelijk obese oeuvre niet heel veel verder uitdijen. De inhoud daarentegen wel: dit zijn 25 bijzondere verhalen.

Waarom bijzonder? Omdat ze ontregelend werken, tegen gangbare normen ingaan, politiek zeer incorrect zijn, de spot drijven met moderne uitwassen en doordrenkt zijn van een gitzwarte kijk op de menselijke ziel. Zoals hier:

“Hulp bij zelfmoord”

“Gisteravond nodigde Turpon van de expeditieafdeling ons uit voor zijn zelfmoord. We waren met een man of twintig. Alleen de inner circle. Zijn vrouw had toastjes met tarama gemaakt. Of garnalenmousse. Moeilijk uit elkaar te houden. Zelfde kleur. Zelfde structuur. Mijn vrouw had haar zalmkleurige jurk aangetrokken. Turpon wil er al een tijd een eind aan maken. Hij heeft het over niets anders, zelfs in gezelschap. In de kantine hij is er bijna in geslaagd om een leegte om zich heen te scheppen. Niemand eet nog bij hem aan tafel. Zelfmoordenaars zijn vermoeiend…

De toekomstige weduwe van de toekomstige zelfmoordenaar deed met een grote glimlach voor ons open. Ze zag er ontspannen uit. Zijn we de eersten. Welnee. Jullie zijn zelfs de laatsten. We wachten alleen nog op jullie. Willen jullie wat drinken. Mijn vrouw was verrukt van het elegante interieur. Ik liep naar Durand die met Leroux stond te praten…”

Bijna alles aan (het begin van) dit verhaal is raar. De titel al. Hoezo hulp bij zelfmoord, bestaat dat dan? Dan de uitwerking. Een zekere Turpon wil er al een tijd een eind aan maken, en nu heeft hij eindelijk de moed gevonden om er hulp bij te zoeken. Sterker: een bijeenkomst voor te organiseren. Dan de stijl. De zinnen lopen staccato door, alleen gescheiden door komma’s en punten. Ook gesproken tekst wordt niet zoals gebruikelijk aangegeven door aanhalingstekens. Vragende zinnen komen ook zonder vraagtekens. Maar notabel genoeg leest het niet lastig. Na een paar zinnen zit je al in het ritme en lees je moeiteloos mee.

Alle verhalen zijn in deze non-stijl geschreven, met grofweg dezelfde ontregelende thematiek. Het is een prestatie van Claudel om op die manier toch goed leesbare verhalen neer te zetten. Wel zijn er een paar bij die iets minder geslaagd zijn, maar dat is in een verhalenbundel bijna onvermijdelijk.

Eén opmerkelijk aspect ontbreekt nog: de zwarte humor die het boek doordrenkt. Volgens Claudel zelf is hij ‘ervan overtuigd dat er situaties zijn waarbij de literatuur de rol van schuurpapier op zich moet nemen. Om de hersens op te schuren – het doet eerst pijn, maar daarna kriebelt het ook.’ Juist. Deze verhalen geven de gangbare normen en waarden een duwtje, zou je kunnen zeggen, en mij bevielen ze uitstekend. Mocht u gaan lezen: ‘Kerst in familiekring’, waarin de kerstman een zeer apart onthaal krijgt, is één van de betere.

Sterren: ****

ISBN: 9789403103006

Uitgeverij: Bezige Bij

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Anna Sólyom – Kaizen

Elke dag iets beter

De mensheid onderging de zitzak, Feng Shui, het brooddieet, knickerbockers, tiny houses, de antiautoritaire opvoeding, skating en tuinbroeken. Trends die na verloop van tijd allemaal zijn overgewaaid. Goed, tiny houses nog niet, maar hoe lang kan dat duren? Hier hebben we ‘Kaizen’, een fraai trendy woord dat zoveel wil zeggen als ‘jezelf elke dag een beetje verbeteren’.

Anna Sólyom pakt het structureel aan. Ze verdeelt het boek in ‘Ochtendrituelen’, ‘Lunchrituelen’, ’Middagrituelen’ en weinig verrassend: ‘Avondrituelen’. Tenslotte is er nog ‘Rituelen voor feestdagen en speciale gelegenheden.’ Aan al die tijdstippen verbindt ze tips en trucs om bijvoorbeeld in hoofdstuk 15 ‘op tijd naar huis te gaan’ door effectieve multitasking:

“De Pomodorotechniek. Dit blijkt een timemanagement-tool te zijn, eind jaren tachtig van de vorige eeuw ontwikkeld door de Italiaan Francesco Cirillo. De naam Pomodorotechniek komt omdat hij als student een keukenwekker gebruikte die de vorm had van een tomaat (pomodoro in het Italiaans). 

De techniek houdt in dat je je werk opdeelt in intervallen van 25 minuten met daartussen steeds een korte pauze, en na een bepaald aantal pomedoros (zoals de intervallen worden genoemd) een langere pauze. Het blijkt ook erg goed te werken als studie aanpak…

-kies een taak die je wilt uitvoeren.

-reserveer de vastgestelde 25 minuten voor je pomodoro.

-werk ononderbroken aan je taak totdat de wekker gaat.

-als de kookwekker gaat, zeet je een streepje op een stuk papier…

-Neem vijf minuten pauze…

-Ga naar je volgende pomodoro en neem als je vier achtereenvolgende pomodoros hebt afgewerkt een langere pauze (15-20 minuten)”

Het ganse boek is opgebouwd uit dit soort ‘geleende’ technieken waarmee je allerlei soorten menselijke zwakten te lijf kunt gaan. Zit je vastgelijmd aan de mobiele telefoon, kun je je computer niet uitzetten? Dan is er ‘Shinsin Yoku’, ofwel het Bospad. Een Japanse trend die voorschrijft dat je je telefoon én je dagelijkse problemen achterlaat en voor onbepaalde tijd het bos in gaat.

Is je leven hartstikke ineffectief? Installeer dan het Pareto-principe in je leven, de zogenaamde 20-80 regel. Want met 20 % van de mensen in de wereld wordt 80 % van alle grondstoffen gedolven. Ga je met verzenuwde gelaatstrekken en klamme handen naar een netwerkborrel? Volg de tip van de Amerikaanse manager Keith Ferarri: eet nooit alleen. Tijdens gezamenlijke maaltijden komt altijd wel een gesprek op gang, wie weet met welke gevolgen.

Leef je van de hak op de tak zonder planning, loop je altijd tevergeefs achter de feiten aan? Lees ‘Het verbogen leven van bomen’ van Peter Wohlleben. Dat boek maakt duidelijk met hoeveel zorg bomen ten minste een jaar van tevoren beslissen wanneer ze gaan bloeien. Kun je niet prioriteren? Luister naar de podcast van Stephen R. Covey over zijn ‘De zeven eigenschappen van effectief leiderschap’, dan komt het wel goed.

Meer spoilers gaan we niet weggeven, het voorgaande is alleen om een idee te geven hoe het boek is opgebouwd. Het grootste bezwaar is dat alle tips bestaande wijsheden zijn, bij elkaar gesprokkeld uit tientallen populaire boeken. De tips kunnen zeker nuttig zijn, en toepasbaar, maar de ‘oplossingen’ zijn te obvious. Ze worden gebracht met zo’n onwaarschijnlijke kijk op de maakbaarheid van het leven, dat deze ‘Kaizen’ bijna niet anders dan op een teleurstelling kan uitlopen. Behalve natuurlijk als deze aanpak voor u wel werkt; aarzel dan geen moment en gris het boek uit de schappen.

Sterren: **

ISBN: 9789047012719

Uitgeverij: Business Contact

Ook verschenen op De Leesclub van Alles