Robert Pollack – De vier elementen

Goed maar wat minder evenwichtig verhaal

‘Drie generaties in de ban van naziroofkunst’ verkondigt de met een foto van een statig huis verluchte cover. Nazi-roofkunst, daar is toch al het nodige over gezegd, geschreven en geprocedeerd. Kan schrijver Robert Pollack hier nog iets aan toevoegen?

Jazeker. In zijn tweede boek is goed te merken dat ex-advocaat Pollack een expert is in roofkunst. Overheden en musea maken van zijn diensten gebruik als het gaat om teruggave van geroofde kunst. Die achtergrond zie je terug in de natuurgetrouwe details van het boek. Niet alleen van het soort en type kunst, maar ook van de manier waarop het achteroverdrukken van waardevolle kunstobjecten gebeurt en is gebeurd. Zoals in de Tweede Wereldoorlog: nog altijd duiken er vaak Joodse, kostbare objecten op die in 1940-1945 op enigmatische wijze zijn verdwenen.

Met zo’n kleptomanische actie start De vier elementen. We zijn in Berlijn in de jaren vlak voor de Tweede Wereldoorlog zal uitbreken. De Joodse bevolking voelt de agressie toenemen, ook de familie Hirsch. Rebecca en Emmanuel zitten in hun ruime huis waar twee schilderijen hangen van een vierluik: ‘De Vier Elementen’. Plots vallen mannen in uniform binnen. SS-ers, die met veel geweld de bewoners komen ophalen. Als de stofwolken zijn opgetrokken, stopt er een onopvallende auto. Meneer Hofer komt nog iets anders ophalen: u mag raden wat.

Pollack brengt zo onmiddellijk de vaart in zijn verhaal, ook in den brede. Er komen beeldende beschrijvingen van de manier waarop de Joodse bevolking in de steden wordt behandeld. Wat begint als een lastercampagne, mondt rap uit in fysieke geweldsexplosies. De angst van de getroffen bevolkingsgroep is goed voelbaar, net als de genadeloosheid van de agressor.

De fijne kunst van de familie Hirscht blijft jarenlang zoek, tot het in de huidige tijd weer aangetroffen wordt bij industrieel Bernhard Wenzel. Advocaat Leo Spier krijgt de taak alles weer in het reine te brengen. Maar dat gaat niet zomaar. Hij wordt tegengewerkt door een verborgen vurige liefdesgeschiedenis en foute politieke ambities. Elementen genoeg voor een wervelende roman.

De romantiek zou daar zwaar aan bij kunnen dragen, maar op dat vlak blijft het een wat koele bedoening. In dit citaat laat de schrijver zien hoe Heinrich zijn uitgedoofde relatie met Elfriede ziet:

‘Er was een tijd geweest dat hij ernaar zou hebben uitgezien om een paar uur alleen met Elfriede op haar kamer te kunnen doorbrengen. Hun vroegere vrijpartijen hadden plaatsgevonden in gestolen tijd, als haar ouders even niet thuis waren, of op plekken in de natuur. Maar hij zat op een stoel, terwijl zij door de klerenkast aan het rommelen was.

“Weet je al wat je op jouw vrijgezellenfeest gaat doen?” vroeg ze, terwijl ze zich omdraaide. “Hopelijk niet al te vieze dingen. Maar het mag wel, hoor. Het is zijn laatste kans, zei mijn moeder.”

Ze giechelde. Haar hypocriete ruimdenkendheid was misselijkmakend.’

Heen en weer springend in de tijd, wisselt Pollack deze intermenselijke contacten af met de advocatuur. Je leest hoe de advocaat druk zet op de terugkrijgprocedure, en de nieuwe eigenaar probeert weg te glibberen. Dit is hoe een restitutieproces in zijn werk gaat. Boeiend maar vrij technisch.

Dat is een goeie samenvatting. Het verhaal heeft relatief veel aandacht voor die werkwijze van advocaten. Daardoor beklijven de andere elementen van de roman minder – de spanning, botsing van karakters. En de romantiek, die komt er, nou ja, niet romantisch vanaf. De advocaat zit de romancier in de weg. Technisch staat het er allemaal wel, maar het verhaal heeft moeite om gepassioneerd te worden.

Sterren ***

ISBN: 9789026351389

Uitgeverij: Ambo/Anthos

Ook verschenen op De Leesclub van Alles en Tiktok

 

Gerda Blees – Wij zijn licht

Sektarisch ontsporen voor gevorderden

Enig succes is de pas recent aan het literaire circus deelnemende Gerda Blees niet vreemd. Ze publiceerde in 1985 de verhalenbundel ‘Aan doodgaan dachten we niet’, die flink de aandacht trok. Haar poëziebundel ‘Dwaallichten’ werd genomineerd voor de C.Buddingh’-prijs. Dit boek ‘Wij zijn licht’ won de Boekhandelsprijs, de literatuurprijs van de Europese Unie 2021 en staat op de shortlist van de Libris Literatuurprijs 2021.

Oké, die Libris prijs is gewonnen door een indrukwekkende opponent. Laten we ter compensatie dit verhaal dan maar indienen voor de Booker Prize en het opnemen in een verplichte extra module voor beginnende schrijvers: ‘visualiseren vanuit ontelbare hoeken’. Want ja, dit is wel wat.

Het verhaal is ogenschijnlijk simpel. In Woongroep Klank en Liefde besluiten de vier leden te gaan leven van licht en liefde, en stoppen met eten. Eenvoudige beslissing, grote gevolgen. Dat het fout gaat is een kwestie van tijd: de oudste bewoner Elisabeth overleeft het nieuwe regime niet en de rest van de woongroep is opeens verdachte in een strafzaak.

Blees beschrijft de sfeer in de woongroep goed. In het begin is alles ‘normaal’: gewoon vier mensen die streven naar een betere wereld. Al snel komen de manipulaties, geestelijke chantage, intimidatie en groepsdruk die bij een sekte horen naar boven, niet zo radicaal als Charles Manson of Scientology maar zoals uit het snel verhaal blijkt toch best dodelijk.

Het briljante hier is dat Blees de perikelen in de woongroep niet lineair laat zien. Ze vertelt het steeds vanuit een ander perspectief. Daarnaast is de taal die ze gebruikt precies, poëtisch soms zelfs, met woorden die elkaar versterken in zinnen die een huwelijk met elkaar aangaan.

Het eerste perspectief: “Wij zijn de nacht. Wij brengen duisternis en dronkenschap, kattengevechten, slaap en slapeloosheid, seks en sterfgevallen. Wie in alle rust wil sterven, zonder al te veel gedoe en drama, zal dat bij voorkeur doen in ons, de nacht, terwijl de aankomende nabestaanden slapen…”

Het tweede perspectief: “Wij zijn de plaats delict. Nog niet zo lang geleden waren we gewoon een huis … Maar sinds er iemand in ons is doodgegaan en de politie is gekomen, heten wij plaats delict.”

Een ongebruikelijk procedé dat een verfrissend ‘ronde’ kijk op de gebeurtenissen geeft. Een afwisselende kijk ook, soms meer en soms minder geslaagd. Zo is “Wij zijn de sinaasappelgeur” wat vergezocht en moet de schrijfster moeite doen aansprekende voorbeelden te geven, maar “Wij zijn de ouders” door de intieme band met hun in nood zijnde kinderen weer erg goed. Ander voordeel van deze aanpak: de lezer glijdt met boter en suiker de onderlinge verhoudingen in. En beleeft dus de tragedie maximaal.

Eén citaat nog, voor de mooi.

“Wij zijn het lichaam van Elisabeth… Wij begrijpen het allemaal best, maar prettig is het niet, deze kou.

Daarentegen is het wel heel prettig dat we nu in handen zijn van de meest gepassioneerde patholoog van het forensisch instituut, Theo van den Lijstbeek …

De blik die hij op ons werpt is onvergetelijk. Met zoveel begeerte is er in ons leven nog nooit naar ons gekeken. Als we nog konden bewegen zouden we nu beven van geluk, maar helaas kunnen we nu alleen maar bewegingloos blijven liggen…”

Sterren ****

ISBN: 9789057590009

Uitgeverij: Podium

Ook verschenen op De Leesclub van Alles en Tiktok

 

Lucinda Riley & Harry Whittaker – Emma en het kerstengeltje

Een kerst vanuit de wolken 

Hé, een kerstboek. En die naam, is dat niet die schrijfster …

Helemaal goed. Dit is een kerstboek van de ons helaas te vroeg ontvallen Lucinda Riley. Bekend van de 1000+ bladzijden-romans die ze schreef over de zeven zussen, die in duizelingwekkende aantallen over de toonbank zijn gegaan.

Naast die stoeptegels schreef ze nog een halve boekenplank vol losse titels, waar nu dus dit sfeervolle boekje aan toegevoegd is. ‘Emma en het kerstengeltje’ is eigenlijk deel 3 van de serie ‘Beschermengeltjes’, die ze samen met haar zoon Harry Whittaker maakte, maar het staat natuurlijk prima op zichzelf als kerstboek. De illustraties zijn van Marie Voigt.

Genoeg achtergrond, is het een goed boek? Ja. Best wel. Binnen het genre dan, wat qua jaargetijde verwachtingen schept. Zoals een extra blingbling-verplichting. Daar voldoet de voorkant ruimschoots aan. We zien een sfeervol verlichte kerstboom, een meisje en een jongetje eronder, cadeautjes uitpakkend, en een figuurtje op een wolkje met gouden vleugels dat het tafereel ernstig overziet. De kleuren zijn warm rood, zacht geel en donkergroen. Niks mis mee.

De cover meldt dat dit een voorleesboek is – heel nuttig voor gehaaste kopers om tussen de ziljoenen kerstboeken de beslisboom te verkorten.

Als we beginnen te bladeren zien we veel tekst. Dat past prima bij een voorleesboek. De illustraties zijn daarmee verhoudingsgewijs mooi in evenwicht, en ook nog schattig. De menselijke figuren zijn fijn eenvoudig getekend. De kleuren zijn goed: er is donkerte, warm geel, donszachte wolkjes. En op die wolkjes ligt het beschermengeltje zoals je je dat voorstelt: vriendelijk kijkend of het daar beneden wel goed gaat.

Nou nee. Het gaat hartstikke mis daar. Dus Esmee, zoals de beschermengel heet, komt in actie. Dat geeft vaart aan het verhaal en bouwt spanning op. De spanningsboog is goed in elkaar gezet om de luisterende kinderen bij de les te houden. En ook de happy ending is netjes verzorgd.

Moeten we nog meer zeggen? Nee, dit boek maakt alle verwachtingen waar. Ouders, grootouders, juffrouwen en meesters, kleuterschoolleiders, kinderdagverblijfbeheerders, grijp uw kans. Hiermee doet u uw doelgroep een groot plezier. En stiekem uzelf ook.

 

ISBN: 9789401615747

Uitgeverij: Xander

Ook verschenen op De Leesclub van Alles en Tiktok

 

Griet Op de Beeck – Jij mag alles zijn  

Zachte vertelling over harde gebeurtenissen

Dit boek is er gekomen door een writers’ block. Griet Op de Beeck had in 2013 enorm succes met haar boek ‘Vele hemels boven de zevende’. Later bleek dat ze over misbruik schreef – het misbruik van haar vader.

Dat was schokkend. En het was erg goed voor de verkoop, maar toen Griet daarna in haar schrijverskamer begon aan een nieuw deel van de drie boeken die ze wilde maken, liep ze vast. Het ging even niet meer. Dus moest ze gaan zielzoeken naar wat ze wel wilde. Wat naar boven kwam, was een kinderboek schrijven. Zo kwam dit boek ter wereld.

‘Jij mag alles zijn’ is een verhaal over Lexi, een negenjarig meisje dat probeert iets te begrijpen van wat er in de wereld rondom haar gebeurt. Dat haar moeder de hele dag op bed ligt bijvoorbeeld, is best raar. Ze verwent haar moeder wel, vraagt steeds of ze kan helpen, maar mama wordt maar niet vrolijker. Dat is voor haar onsnapbaar.

En er is papa natuurlijk wel, die ook zijn best doet. Hij wordt alleen steeds stiller, zodat het in huis best ongezellig is. Als mama dan ook nog een tijdje in een apart soort van ziekenhuis moet gaan logeren – om weer blij te worden, zegt papa – vindt Lexi het niet meer leuk. Maar dat is pas het begin. Haar leven wordt een heel stuk jammerder als ze bij de oude tante Arizona moet gaan wonen, die een beetje behoorlijk eigenwijs is. Ze moet zich aanpassen en het leven door een rose bril gaan bekijken. Of niet.

Klinkt dit als harde constateringen? Dat valt mee: de taal in het boek is zacht als boter. We maken alles mee via de beleving en het taalgebruik van Lexi, die beiden lang niet altijd sporen met hoe de volwassenen zich uitdrukken. Knap gedaan van Op de Beeck.  De woorden en zinnen en gedachten van Lexi komen soepel over, springerige constateringen, verbaasde observaties. Ze zijn erg naturel neergezet en passen perfect in de gedachtewereld van een negenjarige:

“Tante Arizona heeft niet alleen cornflakes gekocht, maar ook hummus. Speciaal voor Lexi, want zelf lust ze dat niet. Dat is lief van haar. Nu durft Lexi niks anders meer op haar toast te smeren. Terwijl ze eigenlijk vooral van afwisseling houdt. Daarin lijkt ze op oma…

Tante Arizona eet brood met brie. Ze houdt heel veel van kaas. Soms ook van de hevig stinkende soort. Als ze dan twee uur later iets zegt, kan Lexi de kaas nog altijd een beetje ruiken. Maar dat weet haar tante dus niet. Want meestal is er niemand om het te ruiken, dus ja.”

In totaal is dit een mooi, ontroerend verhaal waarin verschillende dingen samenkomen. De onbegrijpelijkheid van volwassenen, bijvoorbeeld. Of de allesoverheersende wens om het je ouders naar hun zin te maken, zoals Lexi ondervindt. In de ontwapenende kindertaal die Op de Beeck hanteert, komt dit verhaal prima tot zijn recht én bij de lezer binnen. Een uitstekend uitstapje naar de nog onbedorven wereld der jeugdigen, mooi boek. Als je wat tijd over hebt, ook als dat niet zo is, investeer het dan in dit leesavontuur.   

ISBN: 9789044649192

Uitgeverij: Prometheus

Ook verschenen op De Leesclub van Alles en Tiktok

 

Franka Treur- De golf

Het bestaan in korte toneelstukjes

Lang geleden dat we Franka Treur lazen. ‘Dorsvloer vol confetti’ was dat, haar afrekening met het geloof. In dat verhaal kwam geen keiharde breuk voor met obstinate stellingen en harde woorden. Integendeel: ze beschreef de Zeeuwse strenggelovige gemeenschap waar ze in opgroeide liefdevol, alsof ze de denkrichting die ze zelf niet meer wilde volgen, niet veroordeelde. De taal was prachtig zacht en toch puntig.

Die taal vinden we terug in ‘De Golf’, haar nieuwste ‘boek’. Dat woord staat inderdaad tussen aanhalingstekens, want hoewel de tekst in ‘De Golf’ tussen twee kaften in een bundel gelijmd papier met een hippe omslag is geperst, zijn het eigenlijk columns die ze al eerder publiceerde. De uitgever meldt het discreet: ‘Een groot deel van dit boek verscheen eerder in enigszins bewerkte vorm als feuilleton in NRC Handelsblad.’

Hindert dat? Nee, want niet iedereen heeft een abonnement op de kwaliteitskrant, bovendien is een boek wel zo handzaam. En het belangrijkste: ze schrijft gewoon goed. Treur heeft het talent een hele tragedie in een paar woorden neer te zetten.

In ‘Spijbelen’ heeft Bruno – de partner van verteller Loes – plannen om met de woonboot waar ze op resideren, te gaan varen. Ooit. Als dat eens nodig mocht zijn. Wellicht. Waarschijnlijk. Misschien. Hij gaat naar zwager Rens om te praten. Er is namelijk iets dat hem van dat voornemen weerhoudt. Een moeilijk benoembaar ding, een emotie misschien. Iets dat in de buurt komt van …

“’Dus je wilt varen zonder vaarbewijs?’ concludeert Rens.

‘Ik wil oefenen,’ zegt Bruno. ‘Ik moet gevoel voor die boot krijgen. De papierwinkel, de examens, ik ben ermee bezig, maar het duurt me te lang. Straks is de nood aan de man en zit ik op een boot waar ik de knopjes niet weet te zitten. Als iemand mij dat kan leren, ben jij het.’

‘Hoe bedoel je “straks is de nood aan de man”?’

‘Nou ja, bij wijze van spreken,’ zegt Bruno. ‘Ik vertrouw het niet met de tweede golf.’

‘De tweede coronagolf? Wil je wegvaren als die komt?’

‘Als het te erg wordt, ja.’

‘En wil Loes dat ook?’ Door de hete koffie staat het zweet nu op zijn bovenlip.

‘Weet je, ik wil alleen maar de mogelijkheid hebben. Dan voel ik me beter, snap je? Het bevalt me niet, een schip dat ik niet snap.’

‘Sorry,’ zegt Rens. ‘Je kan me nog zo dwingend aankijken, maar ik ben afgekeurd. Ik mág het niet.’

Zijn hele lichaam schudt nee. Het is niet te zien waar zijn ziekte ophoudt en waar zijn antwoord aan Bruno begint.”

Behalve een prachtige observatie van onzekerheid, geeft dit stukje een tijdsbeeld van de 2021-pandemie en de angstaanjagende sfeer daarvan. Altijd handig voor de geschiedschrijving, maar daar gaat het hier niet om. Dit hele boek zit vol glinsterende kleine portretjes die een frons van ergernis of een glimlach van herkenning oproepen. Appetijtelijk leesvoer.

 

ISBN: 9789044648706

Uitgeverij: Prometheus

Ook verschenen op De Leesclub van Alles en Tiktok

 

Ursula Poznanski – Elanus

De nerd met het gouden hart

Ken je Jona al? Hij is reteslim maar niet erg sociaal. Zijn echte talent is dat hij supertechnisch is. Zo heeft hij voor de fun een drone gemaakt waarmee hij informatie verzamelt over allerlei mensen. Dat lijkt een leuke hobby, totdat hij informatie tegenkomt die hij beter niet had kunnen vinden.

Elanus is de naam van Jona’s drone, die ter vervanging van zijn eigen sociale vaardigheden de verbinding met de buitenwereld is. Het verhaal begint als Jona uit de trein stapt die hem naar de Viktor Franz Hess Universiteit heeft gebracht. Hij vindt op het lege perron niemand van de Helmreich familie, zijn gastgezin dat hem zou komen ophalen. Een beetje Harry Potter-achtig begin.

Net zoals in die fabelachtige boekenreeks komt het ook goed met Jona. De dochter des huizes Silvia Helmreich haalt hem op, wijst hem zijn kamer en laat hem daarna met rust. Dat komt goed uit, Jona kan nu zijn drone gaan proberen. Hij stuurt Elanus naar buiten en krijgt vreemde informatie binnen.

Een nieuwsgierig makend en veelbelovend verhaal is gestart. Poznanski maakt van Jona een beetje sneue puber die veel intelligenter is dan zijn leeftijdgenoten en de meeste volwassenen. Met die slimheid beheerst hij de meest ingewikkelde studiestof; zo werkt hij zich gapend door de de lessen statistiek en wiskunde heen. Studeren is het probleem niet. Met de emoties is het heel anders.

Onze held houdt er niet zo van. Al dat onderbuikgevoel, die dingen die je niet kunt uitrekenen, is niks voor hem. Daardoor gaan zijn contacten, vooral met meisjes, niet zo lekker. Helemaal niet lekker zelfs. Hij is te direct, snapt de nuances niet, kan de gezichtsuitdrukkingen van de ander niet goed plaatsen, is cynisch, spottend, beledigend in zijn commentaar, kortom, hij is de standaard nerd.

Dat gegeven heeft Poznanski nodig voor haar verhaal, dat goed loopt. Alleen zet ze de nerdheid van Jana iets te voorspelbaar in. Bij elk meisje dat hij tegenkomt maakt hij dezelfde onhandige fouten met dezelfde gevolgen: ze willen hem even niet meer zien. Of soms nooit meer zien. Het boek is al een paar jaar oud: daardoor doet de truc met de drone een tikje gedateerd aan. En Jona? Die gaat fluitend door de moeilijkste wiskundig problemen heen. Waarom zo obvious nerdy?

Omdat de hoofdpersoon een ontwikkeling door gaat maken. Meer zeggen we niet. Wel sturen we complimenten naar de schrijfster voor de goede karaktertekeningen van de personages. Dat is dus een schooljongen, maar we zien ook ongeïnteresseerde rijkaards, verwende meisjes, drukbezette professoren. Ze krijgen allemaal een prima passende set eigenschappen mee, en dat maakt het verhaal geloofwaardig. Zoals dit inkijkje in Jona’s hersenpan:

“Jona was geen geniaal mensenkenner, maar een kind van vier kon zien dat Silvia loog. Even kreeg hij zin om zich erin vast te bijten. Ze leek op van de zenuwen. Als hij nu stug doorvroeg, ging ze misschien door de knieën en vertelde ze hem wat er aan de hand was.

Maar zijn medeleven kreeg de overhand. Plus het besef dat hij geen goede beurt maakte als Martin zijn vrouw zo meteen volledig overstuur aantrof.”

Als je van een spannend verhaal met leuke wendingen houdt, moet je dit boek zeker gaan lezen. Het is een fantasierijke wereld die je zonder moeite een paar dagen in de ban houdt.

ISBN: 9789047710257

Uitgeverij: Lemniscaat

Ook verschenen op De Leesclub van Alles en Tiktok