Salman Rushdie – Mes

Niet kapot te krijgen

Op 12 augustus 2022 werd Salman Rushdie door een terrorist 15 keer gestoken met een mes.

Rushdie stond op het podium bij het Chautauqua-instituut (USA) klaar om een lezing te geven (over hoe belangrijk het is om schrijvers te beschermen) toen een man in het zwart hem aanviel met een mes. Rushdie werd in één oog geraakt, in zijn gezicht en nek, in zijn been. Snel ingrijpen van een arts en nog sneller naar een ziekenhuis gevlogen worden, redden zijn leven. In dit boek schrijft Rushdie over die aanslag en het moeizame herstelproces.

En passant weidt hij uit over wat het betekent om al jarenlang op een hitlist te staan, hoe hij zijn leven weer oppakt na de aanslag en nog veel meer. We krijgen een inkijkje in het leven van een man die moedig voorwaarts gaat omdat hij gelooft in vrijheid op alle fronten.

Natuurlijk begint hij bij zijn bijna-moord op dat podium: “Ik zie het moment nog steeds in slow motion voor me. Mijn ogen volgen de rennende man als hij uit het publiek tevoorschijn springt en op me afkomt, ik zie elke stap van zijn woeste stormloop. Ik zie mezelf gaan staan en me naar hem toe draaien. (Ik blijf hem aankijken. Ik keer hem geen moment de rug toe. Er zitten geen wonden in mijn rug.) Ik hef mijn linkerhand in zelfverdediging. Hij steekt het mes erin.”

Vanaf dat moment, dat uitgangspunt, kriskrast Rushdie het boek door. Erudiet als altijd doet hij dat met duizelingwekkend veel verwijzingen, afsplitsingen, terzijdes, citaten, verhaaltjes-binnen-verhalen, achteloze namedroppings, en vooral met een niet te beteugelen levenslust. Dit verhaal is geen treurzang maar een tintelend levende aanval op bekrompenheid.

We leren heel wat over zijn leven dat godzijdank nog steeds gaande is, al moet er heel veel verspijkerd worden aan zijn gehavende lichaam. Het ongemak neemt serieuze vormen aan als hij in een aangepast ziekenhuisbed moet liggen; toch blijft zijn geest ongebroken, vechtlustig en scherp. Daarbij helpt zwarte humor: 

“Ik lag gevangen in een bed met een alarm dat zou gaan krijsen als ik er zonder hulp uit probeerde te komen. Dat voelde niet als vrijheid. Mijn hele wereld was gekrompen tot het formaat van dit krijsende bed, en ziekenhuisbedden waren niet echt bedoeld om te slapen. Ze waren bedoeld om je op je plek te houden terwijl mensen op elk uur van de dag en nacht in en uit liepen om je vitale functies te controleren, bloed af te nemen, medicijnen te voeren en te vragen hoe je je voelde. Waarom de politieagenten die buiten je kamer zaten, vonden dat drie uur ‘s nachts de beste tijd was om elkaar schuine moppen te vertellen en daar vervolgens bulderend om te lachen was onduidelijk. Waarom de beste tijd om bloed af te nemen vier uur ‘s nachts was, werd me niet uitgelegd. Waarom zuster Oog om vijf uur ‘s ochtends binnen moest komen en felle plafondlampen aandoen om mijn verband te verversen was ook onverklaarbaar. Om halfzes was het ziekenhuis helemaal wakker, de dag was begonnen, en slapen kon ik wel vergeten.

Zoals goed valt op te maken uit de vorige alinea, begonnen de muren op me af te komen … “

Heerlijk boek, ja, ondanks de trieste aanleiding. En veel belangrijker nog: geschreven door een nog in leven zijnde persoon. Laten we dat zo houden.

ISBN: 9789493339248

Sterren: ****

Uitgeverij: Pluim

Ook verschenen op Bazarow 

Wim van de Laar – Bronnen van Yoga

Nauwelijks in woorden te vangen

De kristalheldere titel laat niets aan duidelijkheid te wensen over. We gaan iets lezen over de bronnen van Yoga, en wel aan de hand van de drie daarover handelende bronnen uit de oudheid. Dat zijn de Bhagavad Gità, de Sàmkhya Kàrikà en de Yoga Sùtra (met het commentaar van Vyàsa).

Meteen al drie ingewikkelde termen voor wie dit voor het eerst leest, maar gelukkig is het boek samengesteld door yogaleraar en schrijver/vertaler Wim van de Laar, die de teksten in de bronnen duidt. Dat doet hij buitengewoon grondig en uitgebreid. Zijn inleiding verwijst al direct naar het diepere doel van dit boek en dus de drie teksten:

“Het stormt in onze wereld anno 2024… De hemel is vervuild, de aarde uitgeput en dragende instituten en systemen kraken…. De belangrijkste vraag voor ieder van ons is hoe wij onszelf als individu en als gemeenschap ‘heel’ houden, en hoe wij weer ‘heel’ kunnen worden als we ‘stuk’ zijn.

Het korte antwoord is: terugkeren naar de bronboeken van de mensheid en wat daar geschreven staat toepassen in de huidige tijd.”

Dat klinkt onnoemelijk simpeler dan het is, vooral als we de blik richten op de daadwerkelijke teksten in dit boek, die ‘bronboeken van de mensheid’. De verschillen van mening beginnen al bij het bepalen van de ‘echtheid’ van Yoga. Is dat de Yoga uit het oude India of toch de net iets nieuwere uitvoering? Die twist lijkt sprekend op de manier waarop die andere betwiste bundeling van belangrijke teksten, de bijbel, door verschillende groepen op verschillende manieren uitgelegd wordt.

Om niet te verzanden in detaillistische uitweidingen (die zijn nog meer dan genoeg in het boek zelf te lezen), hier kort de drie stromingen. Alledrie spreken ze over yoga als een bevrijdingsweg. Ze laten je zien wie en wat je werkelijk bent: puur bewustzijn.

Dit is de kern:

“De Bhagavad Gità (Het Lied van de Beminde) wil inzicht geven en legt de nadruk op overgave aan God en handelen.

De Sàmkhya Kàrikà is een meditatieve weg van verstilling en kennis.

De Yoga Sùtra (met het commentaar van Vyàsa) schetst het theoretische kader waarop de twee andere teksten deels gebaseerd zijn.”

Een buitengewoon wijze en rijke verzameling teksten dus, die niet alleen gelezen kunnen worden om de oeroude inzichten tot je te nemen en er je voordeel mee te doen. Ook stuit je op prachtige poëzie, kunstig geformuleerde fabels en verhalen vol wijsheid en inzicht, zelfs in de niet zo vrolijke wereld zoals we die vandaag de dag ondergaan:

Een klein stukje laatste citaat uit De Yoga Sùtra:

“Deel II

Verwerkelijking (Beoefening)

 Sàdhana Pàda

Kryà yoga – de yoga van handelen – bestaat uit innerlijke discipline (tapas). Zelf-studie (svàdhyàya) en toewijding aan Ishvara (ìshvarapranidhãna).

Yoga, zoals deze van toepassing is voor iemand met een evenwichtig stabiel denken, is beschreven [in deel 1]. De bedoeling van het nu volgende deel is aangeven hoe ook iemand met een onrustig denken yoga kan verwezenlijken.

Iemand zonder innerlijke discipline (tapas) kan de volmaaktheid van yoga niet bereiken. De onzuiverheid, die zich sinds beginloze tijden uit handelingen (karma), kwellongen (klesha’s) en neigingen (vasana’s) gevormd heeft tot een ingewikkeld web – waarbij het denken verstrikt is geraakt in de veelheid van zintuiglijke objecten – kan niet worden afgezwakt [of vernietigd] zonder innerlijke discipline….”

U merkt het al aan de lengte en soepele buigzaamheid van de teksten: hier moet flink doorgelezen (en -gebeten) worden om tot de kern te komen. Als daar tijd, toewijding en energie voor gevonden kan worden, levert dat een schat aan informatie op die in dit meer dan volledige boek samengebracht is. Voor iedereen die zich echt in Yoga wil verdiepen.

ISBN: 9789493301863

Sterren: ****

Uitgeverij: Samsara Books

Ook verschenen op Bazarow 

Maren Stoffels – Mystery Guest

 

Beklemmend stalkverhaal

De cover met de Mystery Guest-titel ademt suspense. We zien een eng groen masker waarachter starende ogen de lezer aankijken, een titel in scheve letters en een duistere achtergrond die weinig goeds belooft. Als dit geen nagelbijter is?

Ai, eerst nog even een layout-zeurpuntje. De cover is OK, maar het begin van alle hoofdstukken is oerlelijk. Geen opmaak, gewoon de titel in VET LETTERTYPE boven de tekst, en het hoofdstuk loopt. Pijn aan de ogen, opmaker, volgende keer beter je best doen.

Terug naar de tekst. Daarin worden wij spanningsliefhebbers op onze wenken bediend. Hoofdrolspeelster Mirza is een meisje van het doordouwer-type.

Al op de eerste pagina zien we haar langs de regenpijp omhoog klimmen, naar het slaapkamerraam van haar vriendin Pip, omdat de berichtjes die ze naar Pip stuurde, niet aankomen:

“Het idee dat Pip me negeert, verlamt me. Waar moet ik heen als ze niet opendoet?

Misschien is ze nog boos om de ruzie van vanmiddag en laat ze me daarom midden in de nacht buiten staan…

Maar dan gaan eindelijk haar gordijnen open en ik voel mijn hart een sprongetje maken.

Het is me gelukt!”

Pip blijkt niet al te toeschietelijk, maar Mirza doet haar best toenadering te zoeken. Dan staat opeens Pips vader in de kamer – heel boos te zijn. ‘Ga alsjeblieft naar huis, meisje,’ zegt hij niet al te vriendelijk. Dat doet Mirza, maar buiten krijgt ze een telefoontje van een onbekend nummer, met een vreemde profielfoto met een groenig masker en één zichtbaar oog.

“MYSTERY GUEST, staat erbij.

Wie is dit in vredesnaam?

En hoe komt hij of zij aan mijn nummer?

Dan zie ik het berichtje; kort maar krachtig.

MYSTERY GUEST:

Verveel je je?” 

Een veelbelovende aftrap – spannend, onbekend en best griezelig. En dit is nog maar het begin van een hele stressvolle periode voor Mirza.

De Mystery Guest beheerst namelijk vanaf dat moment haar leven. Hij (of zij?) geeft haar opdrachten, die ze eigenlijk niet durft uit te voeren, maar door het aandringen/chanteren van Mystery Guest toch maar wel doet.

Vanaf datzelfde moment wordt het verhaal helaas ook wat minder geloofwaardig. Vooral het feit dat Mirza zich laat chanteren door een onbekende is op zijn minst een beetje raar, laat staan dat haar leven nu door hem/haar bepaald wordt.

De voortgang van het verhaal gaat verder de foute kant op: alles rondom Mirza is vol kwade bedoelingen, de kans dat ze het einde van dit boek haalt is minimaal. Dreiging genoeg, maar die stress werkt alleen als het verhaal overtuigend is. En die kwalificatie kan ik dit boek helaas niet meegeven.

ISBN: 9789025886240

Sterren: **

Uitgeverij: Leopold

Ook verschenen op Bazarow 

Imre Kertész – Onbepaald door het lot

Holocaust door kinderogen

“Die dag ben ik niet naar school gegaan. Dat wil zeggen: ik ben er wel heen gegaan, maar alleen om me door mijn klassendocent vrij te laten geven. Ik gaf hem de brief van mijn vader, waarin hij verzocht mij ‘wegens familieomstandigheden’ van school vrij te stellen. De leraar wilde weten wat dat betekende, familieomstandigheden. Ik zewi hem dat mijn vader voor de arbeidsdienst was opgeroepen. Toen hij dat hoorde maakt hij geen bezwaar meer.”

Ik begin met deze monoloog omdat hierin eigenlijk het hele boek dat we hier bespreken, besloten ligt. We volgen de geschiedenis van een veertienjarige Joodse jongen die eerst de dreiging van een oorlog – DE oorlog – aanvoelt, en vervolgens de gevolgen ondervindt.

Op een kwade dag wordt de jongen op straat door soldaten opgepakt en, zoals dat ging, op transport gesteld. Naar Auschwitz eerst, dan Buchenwald en daarna Zeitz. Hij ondergaat dat lijdzaam en kijkt eigenlijk vooral met verwondering om zich heen. Wat gebeurt er? Wie doet wat? En de hamvraag: waarom gebeurt dit met hem?

Wij als lezer krijgen door die onschuldige veertienjarige jongenskijk op het leven, de snoeiharde onmenselijkheid van de Jodenvervolging ongefilterd voor onze kiezen. De lezer moet wel van steen zijn om hier geen emoties bij te voelen. Kertész houdt het perspectief consequent vol terwijl de jongen zijn kruisgang maakt langs de vernietigende machinatie die met een duivelse efficiëntie ontworpen is om zoveel mogelijk, met zo min mogelijk inspanning, Joden te vermoorden.

Een stukje verderop in tijd, beschrijft de jongen het veranderende gedrag van een meisje dat hij kent:

“Ze wilde met ons praten over iets wat haar de laatste tijd zorgen baarde en haar sterk bezighield: het dragen van de gele ster. Door de blikken die de mensen op haar wioerpen had ze gemerkt dat zich een zekere mentaliteitsverandering had voorgedaan en dat de mensen zich anders gedroegen tegenover haar dan vroeger, sterker nog: ze kon aan hun gelaatsuitdrukking zien dat ze haar ‘haatten’….

Ik vond dat ze wel wat overdreef, mijn eigen ervaringen waren in elk geval anders. Op mijn werk bijvoorbeeld gedroegen de meeste metselaars zich heel vriendelijk tegenover ons jongens, hoewel iedereen wist dat juist metselaars een hekel hadden aan Joden…

Ook moest ik aan het gedrag van de bakker denken, en ik probeerde het meisje uit te leggen dat zij niet degene was die door de mensen werd gehaat, althans niet zij persoonlijk, tenslotte kenden ze haar niet eens, maar dat hun haat op de gedachte berustte dat zij een ‘Jodin’ was.

Kertész neemt op fluweelzachte wijze de lezer bij de hand, de ondoordringbaar duistere wereld van Jodenvervolging in, en juist door dat fluweel komt de boodschap des te harder binnen.

ISBN: 9789028233065

Sterren: ****

Uitgeverij: van Oorschot

Ook verschenen op Bazarow 

Lucas Eden – Een snufje magie

Harry Potter herleeft – niet

Jula heeft ouders met een boekwinkel waar ze onbeperkt in kan grasduinen. Ook gaat ze soms met haar ouders mee op boekenjacht, in antiquariaten. Op een dag vindt ze daar, in één van de boekenkasten van Antiquariaat Casimir, een boek. Of beter: het boek vindt haar. Een bijzonder boek dat toverspreuken bevat die alleen Jula kan lezen. Hm, toveren. Waar hebben we dat thema meer gelezen?

Zoals het ook in – ik noem maar een wild voorbeeld –  de Harry Potter-boeken gaat, gaat Jula onderzoeken wat ze met het boek zou kunnen doen. Het toverspreuk-pad is de ene pijler waar het verhaal op leunt. De andere loopt via de vriend van Jula: Ben. Met hem kan ze goed door één deur, en hij helpt haar met vooral technische zaken zoals weerbarstige mobiele telefoons. Bens moeder werkt op een toeristische stoomboot. En Ben en zijn moeder zijn bang dat die baan gevaar loopt.

Gedragen door deze twee overzichtelijke subplots komt het verhaal in beweging. Er is veel, heel veel interactie tussen de vrienden en vriendinnen van Jula en Ben. En soms ook een heuse ruzie die gesust moet worden:

“’We hebben tegen je ouders gezegd dat we de ruzie tussen Ben en Bertram gingen oplossen,’ zei Yin. ‘Dus ik vind dat we dat ook moeten doen.’ Ze typte driftig op haar telefoon.

Yin en Jula stonden voor het gemeentehuis op Bertram te wachten.

‘Maar dat gaat nooit goed,’ zei Jula. ‘Je hebt gezegd dat Ben spijt heeft, en dat heeft hij absoluut niet. En Bertram heeft echt heel lelijke dingen over Lata gezegd, ik was er zelf bij. Als hij zo over mama heeft gesproken, zou ik hem dat ook nooit vergeven.’

Yin bleef typen. Jula hoorde intussen voortdurend berichtjes binnenkomen…”

Over het algemeen is de stijl wat rommelig, wat heel charmant kan zijn om de verhoudingen tussen de figuranten in het boek weer te geven, maar hier werkt het niet helemaal goed. Omdat de samenhang tussen de zinnen hak op de takkerig is, versnippert het verhaal. Voor de leesbaarheid & logica van het verhaal helpt dat niet mee.

En nu we het toch over het verhaal hebben: het is niet echt een pageturner. Er wordt heel veel afgebabbeld, en gekibbeld en gespeculeerd, maar echt hout snijden doet het niet, in elk geval niet voor deze lezer.

De twee hoofdproblemen (hoe werken de toverspreuken uit het mysterieuze boek, en de baan-in-gevaar van Bens moeder) die het verhaal moeten dragen, zijn onfortuinlijkerwijs niet urgent of levensbedreigend genoeg om de lezer tot dóórlezen te dwingen. Dat samen met het genoemde rommelige verloop van het verhaal, houdt de leesplezierscore helaas aan de lage kant.

ISBN: 9789047716334

Sterren: **

Uitgeverij Lemniscaat

Ook verschenen op Bazarow 

Robert Musil – De verwarring van een jonge Törless

Inleiding tot ellende

Het is niet het eerste kostschoolboek dat we hier bespreken, en waarschijnlijk ook niet het laatste. De tijd dat jongeren op kostscholen doorbrengen is zelden leuk. Het tegenovergestelde is het geval. Ze voelen zich niet thuis tussen de ruwere, lompere en niet van sadisme gespeende andere jongeren op die kostschool, het type dat onmiddellijk dat uitwasemende ongemak ruikt en daar misbruik van maakt.

Musils jonge Törless volgt dat patroon naadloos. Törless wordt ondergedompeld in een kwaadaardige wereld die niet de zijne is. Hij krijgt de ‘vrienden’ Beinenberg en Moté, de slechtsten van zijn jaar: “…getalenteerd weliswaar en uiteraard ook van goeden huize, maar soms wild en ongeremd op het wrede af. En dat juist hun gezelschap Törless boeide, lag waarschijnlijk aan zijn eigen onzelfstandigheid..”

Langzaam vorderende puber als hij , krijgt hij interesse voor het andere geslacht. Vooral als hij samen met zijn vrienden door de velden loopt, en zijn gevoelens steeds verwarder worden:

“Voor de deuren van de meeste huisjes stonden vrouwen, in rokken en grove hemden, met brede, vuile voeten en blote, bruine armen.

Als ze jong en mollig waren, kregen ze menige Slavische kwinkslag naar het hoofd. Ze stootten elkaar aan en giechelden om die ‘jonge heren’; soms slaakte eentje een gil als een voorbijganger al te rakelings langs haar borsten was gescheerd of beantwoordde ze een tikje op haar dijen met een lach en een verwensing.”

De jonge Törless krijgt ook last van ‘gevoelens’, vooral ‘s avonds moederziel alleen in bed liggend:

“Zodra dat onduidelijke gevoel zich deed gelden, verloor zijn aandacht het behaaglijke waarmee men het verloop van een wetenschappelijk experiment volgt. Er leek dan een lichamelijke invloed van Basini uit te gaan, een prikkel zoals wanneer je dicht bij een vrouw slaapt van wie je op ieder gewenst ogenblik de dekens kunt wegtrekken … Datgene wat jonge stelletjes dikwijls tot uitspattingen aanzet die hun zinnelijke behoefte verre te boven gaan.”

Kortom, de innerlijke wereld van de arme jonge verwordt tot een verschrikkelijke draaikolk van niet ophoudende gedachtenstromen. Geweld, seks, onbegrip, domheid, onderdrukking, verraad en pure haat zijn de bijproducten die zijn hersens hoe langer hoe meer vervuilen. Een oprukkend ongemak zogezegd. In dat verband is Musils boek nu weer akelig actueel: niet lang na het verschijnen van dit boek stond de wereld in brand door de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog en de opkomst van het fascisme. 

ISBN: 9789083347189

Sterren: ***

Uitgeverij: Koppernik

Ook verschenen op Bazarow

Carry Slee – Zijn jongen

Een zachte afrekening

“Iedereen kon doodgaan, maar mijn vader niet. ‘Slee heeft het eeuwige leven,’ zei hij altijd. Natuurlijk wist ik dat het onzin was. Mijn vader dood? Zomaar plotseling? Hij was ijzersterk en nooit ziek. Hij leed alleen aan migraine. Daarom had hij altijd een buisje Chefarine 4 op zak. Zodra de hoofdpijn opkwam boog hij zijn hoofd naar achteren, hield het buisje voor zijn mond en liet een aantal pillen naar binnen glijden.”

Zo begint ‘Zijn jongen’; het verslag van de dood en het afscheid van de vader van Carry Slee. En de afrekening. Want ook dat ademt dit deel 4 van de reeks boeken die Slee maakte over de getroebleerde verhouding met haar ouders. Wie die eerdere boeken las, plonst in een koud bad van herkenning. 

Slee is op weg naar haar moeder. In de auto memoreert ze situaties die ze met haar vader heeft beleefd, gekruid met het onnavolgbaar automatisch onzinnige commentaar van haar moeder daarop. Als u de voorgaande drie delen heeft gelezen, zal dit deel van het boek weinig verrassend zijn. Interessant wordt het pas in deel 2, op bladzijde 99.

Daar komt ze aan bij haar moeder:

“Bovenaan de trap in de deuropening stond mijn moeder. Ik zag het in een oogopslag. Ze had geen waan. En het was ook geen grapje. Papa was dood. Het verdriet dat ik de hele weg had weggedrukt, kwam boven. Mijn vader was dood. Ik rende de trap op naar mijn moeder. Ik moest haar vasthouden en troosten. Dat had ik zo vaak gedaan. Nu wilde ik dat ze mij ook troostte. Ik was mijn vader kwijt.

‘Mama!’ Ik was boven en wilde haar vastpakken, maar mijn moeder deed een stap achteruit.

‘Wees alsjeblieft flink,’ zei ze. En net als vroeger deed ik wat ze vroeg. ‘Kom maar gauw binnen,’ zei ze.

Ik wilde nu eindelijk weten hoe het was gegaan.

‘Ik heb je onderweg gebeld,’ zei ik. ‘Je nam niet op.’

‘Dat kan, dan was ik naar de box beneden. Dat doe ik elke dag na de lunch. Ik heb mijn meloen opgehaald. Die eet ik ‘s avonds na het eten. Verrukkelijk. Het sap druipt langs je lippen. Daar hoef je niet voor naar de groentejuwelier. Weet je waar ik die koop?’

Ik hoefde geen antwoord te geven, want ze zei het al…“

Vintage Slee, deze entree. Gewoon feitelijk weergeven wat er gebeurt, wat er gezegd wordt – en eigenlijk vooral wat er niet gezegd wordt – de lezer haalt er de emoties moeiteloos uit.

En dit is nog maar de ontmoeting en confrontatie met haar moeder. Langzaam maar meedogenloos ontrolt de schrijfster de band die ze met haar vader had. Een sjacheraar was het, een vrijbuiter en een platte lolbroek. Altijd was hij bezig met een handeltje en/of een affaire met een andere vrouw, altijd onderweg ook. Politiek correct was hij niet echt; integendeel. Vooral tegen zijn eigen gezinsleden was hij bot en chagrijnig.

De relatie met Carry was niet anders. Hij noemde haar ‘zijn jongen’, niet toevallig ook de titel van het boek. Slee ervoer dat terecht als kwetsend/denigrerend, maar hij bleef die term hanteren. Emotionele chantage en -schade in ruime mate dus, die ze in het laatste deel van het boek in de spreekwoordelijke achteruitkijkspiegel zonder oordeel, maar daardoor des te duidelijker in your face, laat zien.

ISBN: 9789048868193

Sterren: ***

Uitgeverij Lebowski

Ook verschenen op Bazarow 

Veertien dagen

Coronagestuurde novellus

Ook in Amerika legde in 2020 de coronapandemie veel activiteiten plat, maar niet die van The Authors Guild of America. Deze vereniging van schrijvers gebruikte het isolement van corona juist als startpunt voor een literair project. Zesendertig Canadese en Amerikaanse auteurs werkten samen aan een novellus (de oervorm van een origineel verhaal)

Elk van hen schreef een hoofdstuk in de geschiedenis die zich afspeelt op het dak van een flatgebouw in Manhattan tijdens de coronapandemie. In dat tijdsbestek van 14 dagen lezen we de bijdragen van onder veel meer Dave Eggers, John Grisham en Celeste Ng, onder redactie van Margaret Atwood.

Gaaf plan? Zeker.

Uniek? Ook.

Lekker leesbaar? Mwah.

Goed verhaal? Gaat wel.

Gemengde gevoelens dus over deze novellus. How come? Afturvend is het plan goed en origineel: neem een aantal (bekende) schrijvers en laat ze elke dag (in het boek) een hoofdstuk van een pandemieverhaal schrijven. Zorg voor een goede redactie zodat het doorlopend en liefst nagelbijtend spannend verhaal wordt, geef het uit en maak er reclame voor.

Die stappen zijn genomen, en toch leest het boek niet soepel. Dat komt door het lappendekeneffect, ofwel de verschillende invalshoeken die we als lezer te verwerken krijgen.

Om te beginnen de stijl, die uiteraard per schrijver verschilt. Dat zou een leuke zoektocht kunnen opleveren: zoek de schrijver bij de stijl. Heb ik geprobeerd maar het mislukte – zelfs met de namen van de schrijvers achterin het boek op een rijtje, kon ik niet de goede bij de tekst vinden. Sorry daarvoor alvast, schrijvers. (Die links zijn trouwens wel te vinden, voordat je wanhopig het boek in een hoek smijt. Nog verder achterin vind je een lijst schrijvers met daarbij de dag van hun bijdrage).

Dan kun je nog zoeken op onderwerp en thema, maar omdat alle schrijvers onderdeel van het verhaal zijn, lukt het niet daarmee de specifieke schrijver ergens aan te koppelen.

Waag zelf maar een poging. Van wie is deze tekst?

“De burgemeester gaf vandaag een persconferentie en raadde iedereen aan om een mondkapje te dragen; het gevolg was dat in het nieuws de hele tijd werd gediscussieerd over mondkapjes, of ze helpen, of ze verplicht moeten worden, en vooral of er genoeg waren voor iedereen, en zo niet, of we dan de mondkapjes niet moeten reserveren voor de dokters en het verplegend personeel. Toen we ’s avonds boven (op het dakterrasNV) kwamen, zag ik dat sommige bewoners het advies hadden opgevolgd en een allegaartje aan mondkapjes hadden geïmproviseerd – sjaaltjes, skikousen, bandana’s.”

Je kunt zeggen dat het juist wel grappig is als elk hoofdstuk anders aanvoelt. Maar toch gaat dat wringen bij de volgende toets der kritiek: de continuïteit van het verhaal. Ook daar draagt die wisselende toon niet aan bij. Anders gezegd: het verhaal wordt rommelig. Er zit geen vaart in; het gaat niet leven. En dat is ook voor een novellus geen plezierige ervaring.

Ik realiseer me dat deze beoordeling vrij negatief aanvoelt. Toch is het novella-idee leuk en uniek. Alleen al het feit dat 36 van de betere schrijvers zich uitleven in een hoofdstuk, is het waard om een poging tot lezen te wagen.

O ja, en het fragment was ‘Dag 4’, geschreven door Emma Donoghue.

ISBN: 9789029514224

Sterren: **

Uitgeverij: Arbeiderspers

Ook verschenen op Bazarow 

Tom Percival & Richard Jones – Stil, elke stem moet gehoord worden

Een stil verzet

Enorm kleurig lacht dit prentenboek je toe. Een witte achtergrond vol bruingroene wild gekronkelde takken waaraan blauwe, gespikkelde, rode, gele en blauwe blaadjes groeien. Insecten doen hun kruipding, een vlinder fladdert. En in het centrum van de takken zit een prachtig figuurtje over haar schouder te kijken: een rood vogeltje.

Hou dat vogeltje vast – ze gaat een grote rol spelen in dit verhaal.

Schrijver Tom Percival en tekenaar Richard Jones zijn bekroonde prentenboekenmakers. In dit eerste boek dat ze samen maken, komen hun talenten bij elkaar. Het levert een orgie van kleuren en zelfs (als je het boek scheef houdt) glinsterende vlakken op. Met die tekeningen zit het wel goed. Het verhaal heeft het moeilijker. Het begint goed, maar dwaalt op een bepaald moment af naar onwaarschijnlijkheid.

Het rode vogeltje met een mooi blauw vlekje op haar vleugel is niet alleen het centrum van de voorplaat, maar staat centraal in het hele boek. Het is een stil vogeltje. Ze heeft een zachte stem, die nooit gehoord wordt.

“Soms probeerde ze mee te doen met de andere vogels, maar dan bleven haar woorden vastzitten in haar keel en kwam er niks uit.

Op een vroege ochtend hoorde ze een zorgwekkend geluid – zwaar en dreigend. Niet het geruis van een havik die landt, of de snelle, lichte pootjes van een vos – dit geluid kende ze niet.”

Ze probeert de andere vogels en dieren in het bos te waarschuwen, maar haar stem kwam niet ver genoeg. Niemand hoort haar. Terwijl de dreiging erg dichtbij is, en acuut ook nog. Het hele bos zal er last van hebben als de dieren niet ingrijpen…

Naarmate we vorderen in het boek, worden de tekeningen mooier en voller. We zien enorm veel vogels in alle variaties, maar ook muizen, slakken, een duif en een ekster.

O ja, en een hert met een poezelig neusje. Alleen het zoeken en benoemen van de dieren is al een feest voor de kleine geluksvogel die dit boek van mama/papa of oma/opa voor z’n verjaardag krijgt. De evidente boodschap krijg je er gratis bij.

ISBN: 9789048321476

Sterren: ****

Uitgeverij: Veltman Uitgevers

Ook verschenen op Bazarow