Alice Munro – Familiestukken
Het beste van de beste
De koningin van het psychologisch onderzoekende korte verhaal is niet meer. Godzijdank is haar werk nog volop in omloop, met verhalen die je door hun feilloze ontleding en diepe speldenprikken in de menselijke ziel trefzeker raken.
Niet veel korteverhalenschrijvers halen het niveau van Munro. Ze schiep een eigen universum met een herkenbare taal, stijl en insteek. Niet voor niets wordt deze grand old lady wel ‘De Canadese Tsjechov’ genoemd.
Een bonus in dit boek is de gedachtenwisseling tussen Marja Pruis en Greta Le Blansch. Ze schrijven elkaar hoe moeilijk het is om te kiezen uit de verhalen van Munro. En passant bespreken ze de verhalen en geven hun soms uiteenlopende meningen.
Maar het piece de resistance is natuurlijk de bundel verhalen. Die zijn krachtig genoeg om voor zichzelf te spreken. De Munro-thema’s komen volop voorbij: eenzaamheid, verdriet, een slecht huwelijk, onderhuidse ruzie/oorlog met dochters, misverstanden, jaloezie en natuurlijk verraad. Vooral in de familiesfeer en tussen vrouwen onder elkaar. Niets menselijks is de personages uit haar boeken vreemd, al reageren ze soms alleszins vreemd. Maar dat maakt dit boek juist lekker sappig. Er staat veel te veel in om te bespreken dus ik beperk me tot ‘Familiestukken’, het titelverhaal.
De verteller is een meisje uit een nogal chaotisch gezin, door wiens ogen we het leven van dat gezin zien. Hoofdpersoon is Alfrida, een nicht die stukjes in de krant schrijft en die af en toe langs komt in het gezin waar onze verteller leeft. Een vrijgevochten vrouw lijkt Alfrida te zijn; ze geeft de verteller al direct een sigaret met daaropvolgend een vuurtje, tot verbijstering van haar moeder. Moeder is een niet al te snuggere vrouw die druk is met het huishouden en letten op de buren. Vader is anders:
“Wat mijn vader betrof, hij had me geslagen, in deze zelfde kamer, niet met een zweep maar met zijn riem, omdat ik me niet aan mijn moeders regels had gehouden en haar gevoelens had gekwetst en een grote mond had gehad.”
Alfrida brengt wat lucht in het verkrampte huishouden, dat op sociaal gebied vrijwel geen initiatieven ontwikkelt. Niemand komt eten, alleen twee of drie keer per jaar de tantes en hun echtgenoten. Wat direct leidt tot een gevaarlijk hoog stressgehalte.
De hoofdpersoon ontwikkelt zich van kind tot jong meisje tot student. Tegen die tijd gaat ze ook Alfrida opzoeken in haar appartement boven een winkel, welke ontmoeting koren op de molen van Munro’s schrijftalent is:
“Ik dacht dat je verdwaald was,’ riep Alfrida van boven. ‘Ik stond op het punt de reddingsbrigade erbij te roepen.’
In plaats van een zonnejurk droeg ze een in een bruine plooirok gestopte roze blouse met bij de hals een slaphangende strik.. Maar het grootste verschil was dat ze een vals gebit had, gelijkmatig van kleur en een tikje te groot voor haar mond waardoor haar vroegere uitdrukking van achteloze geestdrift iets begerigs kreeg.”
We herkennen de kalme taxerende blik op haar personages die Munro zo precies kan verwoorden. Het eind van dit verhaal legt daar nog één keer de nadruk op:
“Ik dacht niet aan het verhaal dat ik over Alfrida zou schrijven – niet speciaal daaraan – maar aan het werk dat ik wilde doen, wat eerder leek op iet uit de lucht grijpen dan op verhalen construeren. De kreten van de meningte kwamen op me af als grote gemoedsbewegingen vol smart. Mooie, plechtig klinkend golven, met hun verre, bijna onmenselijke instemming en geweeklaag.
Dit was wat ik wilde, dit was waar ik aandacht aan zou moeten besteden, zo wilde ik dat mijn leven verliep.”
—
ISBN 9789044550825
Sterren: ****
Uitgeverij: De Geus
Ook verschenen op Bazarow
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!