Recensies van actuele boeken

Tomás González – Ontij

De oude man en zijn zoons

Een boek met de zee als personage, hebben we dat niet al eerder gelezen? O ja, denk je als titel en vervolgens inhoud, stijl en niet geringe impact van dat boek je te binnen schieten, dat was met recht een klassieker. En nu we toch deze twee boeken in ons hoofd hebben, hoe komt het nu te bespreken boek er vergelijkenderwijs vanaf?

Niet slecht. Zeker niet beter, maar redelijk eh.. niet slecht. Maar dat is nou eenmaal het risico als je langs de Hemingway-meetlat komt te liggen. Gonzaléz heeft zijn best gedaan op een stormachtige beschrijving die in essentie gaat over de eeuwige strijd tussen vader en zoon. De vader wil zijn heerschappij niet opgeven en de zoon wil niet langer onderdanig zijn, dat botst, het Oedipuscomplex en alles, u kent dat wel.

We hebben het over een bruisend vat van onderbuikgevoelens, gevangen in een boot op een woelige zee. In de boot zitten ’de vader’ en zijn zonen Mario en Javier. Ze laden de spullen in en gaan vissen. Dat het geen ontspannen tripje wordt, wrijven de eerste zinnen je meteen in:

“Laaiend van woede maar met vaste hand plaatste Mario de twee roeiriemen in de boot en ging naar het strandhuisje van zijn vader om de jerrycans met benzine te halen… Het was nog steenkoud op dit uur, maar toch liep Mario al in zijn blote bast. De woede jegens zijn vader hield hem warm.

De zoons zijn vanaf hun geboorte door ‘de vader’ altijd als niksnutten en mislukkelingen behandeld, waardoor ze maar één emotie voor hem hebben ontwikkeld: ze haten hem tot in het merg van zijn botten. De vader, eigenaar van een strandresort, wil zijn zoons niet anders zien dan eigenwijze, onhandige slungels die te dom zijn om voor de duvel te dansen, nooit iets bijgeleerd hebben en ook nog eens amper een bootje recht in de golven kunnen houden.

In die gezellige sfeer vaart de motorboot uit, met voorspelbare gevolgen. Het vissen op zich is succesvol. Na een aantal uren grote zeebrasems en nog grotere haaien binnenhalen, ligt de bodem van de boot zo vol buit dat ze bijna niet meer kunnen lopen. Dus strippen ze eerst de vissen en doen ze in de meegebrachte koelboxen. Dan gaat het mis. Het onweer dat al uren dreigend aan de horizon hangt, trekt naar het bootje toe.

Regen en storm vallen over hen heen. De vader verzwikt zijn enkel bij het vechten met een bijzonder hard tegenstribbelende tarpoen en ligt in de boot. De zoons vechten met de elementen om de boot veilig terug naar het strand te krijgen. De zee is veranderd in een monster, een wild, alles verslindend beest dat met tsunamiformaat golven, wind en regen er alles aan doet om ze de diepte in te sleuren. Dan slaat de vader overboord…

González brengt het allemaal tot leven in kleurrijke taal. De dreiging van de elementen, de haat tussen pa en zonen, de waanzin van de moeder thuis en de onverschillige botheid van de vader: alles krijgt de bijpassende toon. Complimenten voor de vertaler, die dat alles uitstekend in levende taal omgezet heeft. Zoals de mentaliteit van de vader naar zijn gasten: “Als hij met de hotelgasten zat te drinken, speelde hij het spelletje van langdurig naar de zonsondergangen kijken wel mee en kon hij zelfs lyrisch worden, maar dat was toeristische lyriek, dat was professioneel en had niets te maken met zijn intieme, van hoogmoed doortrokken relatie tot de zee. En als het niet schadelijk voor zijn business was geweest, zou hij meermaals tegen de hotelgasten, die de loftrompet staken over die doodgewone, ordinaire zonsondergangen hebben gezegd: ‘Geloof mij maar, hier word je op de lange duur doodmoe van al die kutzonsondergangen.’”

Niet slecht.

Sterren ****

ISBN: 9789025451165

Uitgeverij: Atlas Contact

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Olof van Joolen en Silvan Schoonhoven – ‘Liggen blijven!’

Terrorisme bestrijden met vallen en opstaan

Deze auteurs kraken met dit boek een paar noten in één klap. Ze brengen de geschiedenis in kaart van de ontwikkeling van de terreurbestrijding in Nederland sinds de 70er jaren van de vorige eeuw. En ze duiden de eind 2018 weer fel oplaaiende discussie over hoe de kaping van de trein bij De Punt in 1977 nu echt was verlopen. Hadden de mariniers met hun dodelijke wapengekletter misschien de order gekregen onder de kapers geen gevangenen te maken en iedereen af te knallen?

Ter opfrissing: op 23 mei 1977 kaapten bij De Punt in Drenthe 9 Molukkers een trein met 54 passagiers. Tegelijkertijd werd een lagere school in Bovensmilde met 105 kinderen en 5 onderwijzers gegijzeld. Met deze acties eisten de kapers een onafhankelijke Republiek der Zuid-Molukken en vrijlating van 21 Zuid-Molukse gevangenen (gijzelnemers van de vorige, mislukte treinkaping). Als voor 25 mei 14.00 uur deze eisen niet werden ingewilligd, zouden ze de trein en de school opblazen.

Tijd voor de BBE (Bijzondere Bijstandseenheid) om in actie te komen. Deze eenheid is in het leven geroepen na de golf van terreuraanslagen die Europa begin jaren zeventig van de vorige eeuw teisterden. Net op tijd, want rond die tijd vond de eerste gijzelingsactie in Nederland ooit plaats, in Wassenaar. Voor dat moment had vrijwel niemand in het ongerepte Nederland zelfs maar nagedacht over terrorisme.

De BBE werd samengesteld uit het korps Mariniers, en moest zichzelf bij gebrek aan ervaring het vak van terreurbestrijder leren. Dat ging met vallen en opstaan, maar de eenheid wist toch in korte tijd een behoorlijk professioneel niveau te bereiken. Toen ze dan ook ingezet werden op de kaping bij de Punt aan te pakken, waren ze er klaar voor. Ondanks het vrijwel ontbreken van goede wapens, vervoer en algemene richtlijnen voerden ze deze actie succesvol uit en konden ze doorgroeien tot een volwaardige terreurbestrijdingseenheid.Het boek leest als een spionage- of oorlogsroman. Behalve dat dit allemaal echt gebeurde, met mannen die hun leven waagden om gegijzelden te redden. De auteurs hebben geen moeite er een spannend verhaal van te maken want dat is het al. We krijgen een goed beeld van de obstakels die de bestormers van de trein moeten overwinnen om de actie tot een goed einde te brengen. En vooral ook van de hoge mate van ‘in het duister tasten’ dat bij zo’n actie onvermijdelijk is. Want hoe weet je precies waar de kapers zijn, en waar de gegijzelden?

“De zwaarste klus was voorzien voor aanvalsgroep vijf. Zij moeten naar binnen door de deur die het dichtst bij de kop van een trein zit, het verblijf van kapers leider Max Papilaja. Op basis van de inlichtingen gaan de mariniers ervan uit dat er nog drie terroristen in twee kleine coupés en de machinistencabine zullen zitten. Waarschijnlijk zwaarbewapend. Voordat ze de instap maken, schieten ze met Uzi’s pantsermunitie door de wanden van de trein. Dat doen ze vanuit de gedachte dat ze net zijn beschoten vanuit de kop en dat er dus levende kampers binnen zitten. Officier Joop Verdonk die met deze groep meeloopt, heeft een megafoon mee waarmee hij iedereen tot kalmte maant. Hard schalt zijn ‘Liggen blijven!’ door de trein.”

Geholpen door een doordacht aanvalsplan slaagt de opzet; de kapers worden uitgeschakeld en de dreiging is voorbij. Maar het besef is hard binnengekomen dat Nederland ook bloot kan staan aan volgende dreigingen, die adequaat moeten worden aangepakt. De BBE kan professionaliseren en dat gebeurt dan ook. Eind goed, al goed? Nee, in 2015 wordt de discussie over het al dan niet moordlustige karakter van de kaping bij de Punt weer aangezwengeld. De auteurs zoeken ook deze materie tot op de bodem uit en komen tot een conclusie. In het boek is te lezen of die bevredigend is. Of niet.

Sterren ***

ISBN: 9046824337

Uitgeverij: Nieuw Amsterdam

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Louis Stiller – Gasland

Pecunia non olet

Een mix van boosheid en onderzoeksjournalistiek, zo valt dit boek samen te vatten. Journalist en essayist Louis Stiller bijt zich vast in de Gaswinningsproblematiek, die heel wat complexer is dan de argeloze journaalkijker beseft. De feiten en fictie die Stiler naar boven haalt werpen een zeer verontrustende blik op de onstilbare geldhonger van multinationals, op slecht geïnformeerde politici en helaas ook op gefrustreerde burgers.

Om met die laatste groep te beginnen: de burgers zijn uiteraard de Groningers die in het aardgaswinningsgebied wonen. Zij kampen met aardbevingen waardoor hun woningen beschadigd worden, moeten vervolgens in een uitzichtloze maar kostbare procedure op zoek gaan naar, zoals al snel blijkt, een nagenoeg onbereikbare schadevergoeding, uit welk besef een sterk verminderd plezier in het leven of zelfs pure angst voor de toekomst doorsijpelt.

Mede-Groninger Stiller noteert veel van zulke verhalen in het eerste deel van het boek. Daarin probeert hij ook te achterhalen hoe het kan dat in een democratisch, transparant land als Nederland mensen slachtoffer worden van dit soort onzichtbare krachten. Een gasgijzeling noemt hij het: de Groningers worden gegijzeld zonder dat ze het door hebben.

Vooral de schadeprocedures zijn een nagel aan de doodskist van het gemiddelde  aardbevingsslachtoffer. Stel je voor: je schrikt wakker omdat de aarde schudt. Je huis schudt mee, kopjes vallen van de tafel, lampen vallen om, er trilt een bord van het aanrecht en slaat kapot op de tegelvloer, waar trouwens op wonderlijke wijze scheuren in verschijnen. Als de beving voorbij is neem je de schade op en dient (vroeger bij de NAM, later bij het Centrum Veilig Wonen, en sinds 2018 de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen) een claim in. Na een aantal stappen waarin een inspecteur je woning komt bekijken, krijg je dan een rapport dat de staat van je woning aangeeft:

“De uitslag van zo’n rapport valt soms mee, vaak tegen: erg veel schade …wordt toegeschreven aan achterstallig onderhoud, zettingsschade of zwaar vrachtverkeer. C-schade heet dat, en dat betekent dat je geen vergoeding krijgt omdat hij niet door de bevingen werd veroorzaakt. Volgens de inspecteur. Was je het niet eens met zijn of haar conclusies, dan had je de mogelijkheid om in beroep te gaan en een contra-inspectie aan te vragen. Als die door jouzelf aangezocht bouwkundige het niet eens kon worden met de CWV-inspecteur, kon je een arbitragezaak aanspannen waarbij een groep oud-rechters met bouwkundige kennis een oordeel probeerde te vellen.

Jaren en jaren kon zo’n procedure duren. Een gedupeerde tekende … een tijdlijn van ruim 2,5 jaar ..”

Dat veel gedupeerden tijdens dit soort vertragingstactieken de handdoek in de ring gooien, zal geen verbazing wekken.

In deel II wordt de geschiedenis gereconstrueerd. Dat leest als een avonturenboek (olieboormaatschappij zoekt olie en vindt een nog veel grotere schat: gas!) maar dan zonder happy end. Toen het gas eenmaal ging stromen was de geest uit de fles. Politici maakten niet bepaald handige afspraken, de top van de oliemaatschappijen  werd gedreven door blinde geldlust en de burgers wisten van niets. Met die randvoorwaarden ging de gasexploitatie van start met als gevolg dat anno nu, vele miljarden euro’s winst later, de Gordiaanse knoop van mistige constructies en geheime (nog steeds, jawel) beslissingsorganen zoals Maatschap Groningen, niet meer te ontwarren lijkt. Zelfs nu alle ophef en het schandalige gepiepel van de slachtoffers breed in de media wordt gedeeld, is er nog steeds geen volledige openheid van zaken. Triest? Dat lijkt een eufemisme.

Het siert Stiller dat hij niet in wrok omziet, maar in deel III van het boek op zoek gaat naar hoe het wél kan. Hij brengt in kaart wat er aan woningisolatie en duurzame energieopwekking nodig is om van het gas af te kunnen. Ook laat hij berekenen wat een gemiddeld huishouden voor kosten heeft om energieneutraal te worden (schokkend veel), en bekijkt allerlei nieuwe initiatieven. Conclusie: “Niet alle eieren in één mandje leggen”, ofwel we moeten alle mogelijkheden benutten. En nee, het gaat niet makkelijk worden en ook niet goedkoop. Maar dat was het al niet, toch Groningers?

Sterren ***

ISBN: 9789044539387

Uitgeverij: De Geus

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Louis Stiller – Gasland

Pecunia non olet

Een mix van boosheid en onderzoeksjournalistiek, zo valt dit boek samen te vatten. Journalist en essayist Louis Stiller bijt zich vast in de Gaswinningsproblematiek, die heel wat complexer is dan de argeloze journaalkijker beseft. De feiten en fictie die Stiler naar boven haalt werpen een zeer verontrustende blik op de onstilbare geldhonger van multinationals, op slecht geïnformeerde politici en helaas ook op gefrustreerde burgers.

Om met die laatste groep te beginnen: de burgers zijn uiteraard de Groningers die in het aardgaswinningsgebied wonen. Zij kampen met aardbevingen waardoor hun woningen beschadigd worden, moeten vervolgens in een uitzichtloze maar kostbare procedure op zoek gaan naar, zoals al snel blijkt, een nagenoeg onbereikbare schadevergoeding, uit welk besef een sterk verminderd plezier in het leven of zelfs pure angst voor de toekomst doorsijpelt.

Mede-Groninger Stiller noteert veel van zulke verhalen in het eerste deel van het boek. Daarin probeert hij ook te achterhalen hoe het kan dat in een democratisch, transparant land als Nederland mensen slachtoffer worden van dit soort onzichtbare krachten. Een gasgijzeling noemt hij het: de Groningers worden gegijzeld zonder dat ze het door hebben.

Vooral de schadeprocedures zijn een nagel aan de doodskist van het gemiddelde  aardbevingsslachtoffer. Stel je voor: je schrikt wakker omdat de aarde schudt. Je huis schudt mee, kopjes vallen van de tafel, lampen vallen om, er trilt een bord van het aanrecht en slaat kapot op de tegelvloer, waar trouwens op wonderlijke wijze scheuren in verschijnen. Als de beving voorbij is neem je de schade op en dient (vroeger bij de NAM, later bij het Centrum Veilig Wonen, en sinds 2018 de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen) een claim in. Na een aantal stappen waarin een inspecteur je woning komt bekijken, krijg je dan een rapport dat de staat van je woning aangeeft:

“De uitslag van zo’n rapport valt soms mee, vaak tegen: erg veel schade …wordt toegeschreven aan achterstallig onderhoud, zettingsschade of zwaar vrachtverkeer. C-schade heet dat, en dat betekent dat je geen vergoeding krijgt omdat hij niet door de bevingen werd veroorzaakt. Volgens de inspecteur. Was je het niet eens met zijn of haar conclusies, dan had je de mogelijkheid om in beroep te gaan en een contra-inspectie aan te vragen. Als die door jouzelf aangezocht bouwkundige het niet eens kon worden met de CWV-inspecteur, kon je een arbitragezaak aanspannen waarbij een groep oud-rechters met bouwkundige kennis een oordeel probeerde te vellen.

Jaren en jaren kon zo’n procedure duren. Een gedupeerde tekende … een tijdlijn van ruim 2,5 jaar ..”

Dat veel gedupeerden tijdens dit soort vertragingstactieken de handdoek in de ring gooien, zal geen verbazing wekken.

In deel II wordt de geschiedenis gereconstrueerd. Dat leest als een avonturenboek (olieboormaatschappij zoekt olie en vindt een nog veel grotere schat: gas!) maar dan zonder happy end. Toen het gas eenmaal ging stromen was de geest uit de fles. Politici maakten niet bepaald handige afspraken, de top van de oliemaatschappijen  werd gedreven door blinde geldlust en de burgers wisten van niets. Met die randvoorwaarden ging de gasexploitatie van start met als gevolg dat anno nu, vele miljarden euro’s winst later, de Gordiaanse knoop van mistige constructies en geheime (nog steeds, jawel) beslissingsorganen zoals Maatschap Groningen, niet meer te ontwarren lijkt. Zelfs nu alle ophef en het schandalige gepiepel van de slachtoffers breed in de media wordt gedeeld, is er nog steeds geen volledige openheid van zaken. Triest? Dat lijkt een eufemisme.

Het siert Stiller dat hij niet in wrok omziet, maar in deel III van het boek op zoek gaat naar hoe het wél kan. Hij brengt in kaart wat er aan woningisolatie en duurzame energieopwekking nodig is om van het gas af te kunnen. Ook laat hij berekenen wat een gemiddeld huishouden voor kosten heeft om energieneutraal te worden (schokkend veel), en bekijkt allerlei nieuwe initiatieven. Conclusie: “Niet alle eieren in één mandje leggen”, ofwel we moeten alle mogelijkheden benutten. En nee, het gaat niet makkelijk worden en ook niet goedkoop. Maar dat was het al niet, toch Groningers?

Sterren ****

ISBN: 9789044539387

Uitgeverij: de Geus

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Marc Reugebrink – Zout

Diepe ellende

Hoe treurig een verhaal ook is, als het in bloemrijke taal ten tonele wordt gevoerd is het al snel een lust om te lezen. Qua treurnis laat Marc Reugebrink hier met succes zijn talent de vrije loop. Hij zet in halve pagina’s beslaande, verrukkelijk kronkelende, barokke zinnen van uit marmer gehouwen rococowoorden een situatie neer die sluipenderwijs van kwaad tot erger gaat.

Het gaat hier om de onstuitbare teloorgang van het rustiek in de velden gelegen dorpje Lende. Baron van Rüdersdorf Helmstadt voert hier het bewind; hij is niet alleen de ongeschreven bovenbaas van het dorpje maar ook de landdrost, “verantwoordelijk voor het bestuur van de regio, eigenaar van de landerijen en bossen tussen Lende en Liebtrecht ten oosten, Lende en Buichen ten westen, naar het noorden tot aan ’t Goer, zuidwaarts tot voorbij Wittewold en Brakeloo.”

Het is duidelijk dat er zware verantwoordelijkheden op de schouders van de baron liggen. Op een malicieuze dag krijgt hij te horen dat de dingen die de laatste tijd in het dorp fout gaan (ruzies, misgeboorten, ziekten, overmatige alcoholconsumptie en sterfgevallen onder de dorpelingen) waarschijnlijk veroorzaakt worden door het drinken van zwaar vervuild water uit de dorpse beek.  

Ongeveer tegelijkertijd brengt de niet bijster snuggere André Met De Honden de alarmerende boodschap dat er onder het dorp niets anders dan de zee ligt (al is dat ingefluisterd door de pedagogisch onverantwoorde lessen van meester Harold), en het drinkwater dus verontreinigd is. Genoeg donderwolkeninformatie om de paniek te laten toeslaan. De Baron gaat fluks graven naar zuiver water. Helaas vindt hij niet anders dan met zout verontreinigd water, pekel. Al het water in de omgeving blijkt vervuild, met het zoute gif besmet, ondrinkbaar. In blinde paniek laat de Baron door zijn lijfeigenen overal in en rond Lende putten slaan. Hele diepe putten, op zoek naar helder water. Het mag niet baten: ze leiden allemaal slechts naar één ding: het vermaledijde zout.

De deprimerende gedachte dat nergens meer goed drinkwater meer is, leidt snel tot een algemeen verval van het goede dorp. Fysiek, maar ook moreel verval van de dorpelingen en met name barones Agnes Christina. Zij dwaalt naakt en ongewassen door het ooit zo fraaie landhuis, onbereikbaar voor haar man. Die heeft trouwens genoeg aan zijn geplaagde hoofd: de boortoren die hij heeft besteld om écht diepe gaten te boren wil maar niet arriveren.

Diepe misère dus, die Reugebrink luisterrijk over het volk uitstort. Het vechten daartegen wordt de baron uiteindelijk te veel. In zijn moment van diepste duisternis ligt hij op zijn rug in het koetshuis:

“Het gebinte van het koetshuis kraakte.

’Alles was verloren, maar alles ging door,’ dacht hij. Beneden piepten de veren van de koets waarin Arend zich omdraaide. Hij stond op, keek door een groezelig raampje in de nacht zonder iets te zien, ging weer op de rand van het bed zitten, stond opnieuw op en stootte zijn hoofd aan een balk. Even flitsten lichtpuntjes kriskras door de ruimte voor hem, als vuurvliegjes op een zomeravond. Hij duwde met zijn handen krachtig op zijn hoofd terwijl hij tot op zijn hurken zakte. Zo zat hij een tijdje, lichtjes naar voren en naar achteren wiegend, een onaanraakbare aan de oevers van de Ganges, dacht hij. Dat er een krokodil komt en mij verslindt.”

Voor de nieuwsgierigen: de boortoren arriveert toch nog in Lende, zij het via het spreekwoordelijk kronkelige pad. De beeldrijke beschrijvingen van de onverschrokken Franz Hartmut Deseniss (baas van de booronderneming) die als een legergeneraal met de in onderdelen verpakte boortoren op pad gaat naar een bedrieglijk eenvoudig klusje, zijn de leukste van het boek. Als je niet opziet tegen een beetje ellende.

Sterren ****

ISBN: 9789021415345

Uitgeverij: Querido

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Fokke Gerritsen & Hanneke van der Heijden – Standplaats Istanbul

Verdomd interessant, maar gaat u verder

Een kloek boek is het, een maatje groter dan een gewone roman, dik 300 pagina’s stevig papier en een omslag met een ruime flap die je gemakkelijk tussen de bladzijden kunt steken als je ergens tussen twee artikelen bent gebleven. Hier is niet bezuinigd op de uitvoering. Het gaat dan ook om een jubileumboek van het Nederlands Instituut in Turkije.

Voor wie dat voor het eerst hoort: het gaat om het NIT: “In het hart van Istanbul bevindt zich het Nederlands Instituut in Turkije (NIT), een onderzoekscentrum dat de archeologie, geschiedenis en het erfgoed van Turkije bestudeert.” Het NIT bestaat nu zestig jaar, daarom dit boek met een missie: “Met dit boek willen we iets van de veelzijdigheid van Turkije laten zien, en die van de samenlevingen die daaraan zijn vooraf gegaan.”

Een nobel doel, waaraan 30 onderzoekers bijdragen met artikelen over het inderdaad veelzijdige Turkije. Heel onlogisch is die veelzijdigheid trouwens niet, aangezien Turkije, in casu Istanbul, een krankzinnig lange en rumoerige geschiedenis kent. Het kost de deskundigen dan ook geen moeite zich uit te leven in een waaier van onderwerpen, van archeologie tot mediëvistiek.

Het eerste artikel bijvoorbeeld, ‘De Slangenzuil op het Paardenplein’ refereert aan de Griekse geschiedschrijver Herodotus, die dat monument voor het eerst beschrijft halverwege de vijfde eeuw voor Christus. De Slangenzuil stond destijds nog tegenover de Tempel van Apollo in Delphi. Het was een driekoppige bronzen monsterslang die uit de aarde oprees om waakzaam uit te kijken in de richting van de drie continenten die de Griekse wereld omringden: Europa, Asia en Libya (Afrika). Vandaag de dag staat de zuil er hoofdloos bij: de drie slangenkoppen braken er in 1700 af, maar de Slangenzuil doet nog steeds zijn werk. Er komen nog steeds in Istanbul geen giftige slangen voor.

Het artikel is een goede meetlat voor de rest van het boek. De artikelen zijn over het algemeen goed leesbaar, onderhoudend en voeren de lezer mee in fascinerende werelden. Ook qua stijl is het boek een redelijk homogeen geheel. Dat mogen de redactieleden als compliment opvatten, gezien de ver uit elkaar liggende expertisegebieden en -achtergronden van de onderzoekers.

Waarbij, moet daar direct aan toegevoegd worden, sommige verhalen interessanter zijn dan anderen. Dat is natuurlijk onvermijdelijk, zoveel onderwerpen, zoveel smaken. Wat veel mensen zal aanspreken is de materie die Willemijn Waal  ons voorschotelt in ‘Fabels en parabels uit het Hittitische Rijk’. Die is zo actueel dat het naadloos bij ons huidige denkraam aansluit; het artikel beschrijft het Hatti-rijk, dat heerste over Anatolië tussen 1650-1200 v.Chr. De reden dat we van zo’n allemachtig aantal eeuwen geleden nog iets weten is, dat de Hittieten buitengewoon slijtvast materiaal gebruikten voor hun geschriften. Ze schreven op kleitabletten die de eeuwen overleefden, en gelukkig voor het nageslacht een goed beeld geven van de fabels en parabels van dat oeroude volk.

Het blijken verhalen te zijn met een overwegend stichtelijke boodschap. Er wordt in beeldende taal verteld hoe het niet moet, zoals over een ondankbare zoon jegens zijn vader. Of hebzucht, of iets voor ons goed herkenbaars als corrupte ambtenaren. En wat te denken het belang van deugdzaamheid? Dat was ook toen al een populair onderwerp, hier vervat in het verhaal over de vrijpostige Mariya.

Het gevaar van eindeloos citeren wordt gelukkig door de beperkte lengte van deze recensie ingeperkt. De bladzijdenlange uitweidingen over het rijke verleden van Turkije staan gewoon in het boek, sterker, om dat verleden te herbeleven is het bedoeld. Het Nederlands Instituut in Turkije kan tevreden zijn met haar 60-jarige jubileumboek, het is goed gedocumenteerd, rijk gevarieerd, in goed toegankelijke taal geschreven en nog boeiend ook. Op naar de volgende 60 jaar.

Sterren ***

ISBN: 9491921582

Uitgeverij: Jurgen Maas

Ook verschenen op De Leesclub van Alle

 

A.M. Homes – Dagen van inkeer

Over de top

Deze bundel verhalen van A.M. Homes is geschreven ‘met de voor haar zo kenmerkende humor en compassie over het moderne leven.’ En ze weet ook ‘opnieuw de oppervlakkigheid en hypocrisie van Amerika bloot te leggen, zonder daarbij het menselijk aspect uit het oog te verliezen.’

Dat klinkt veelbelovend; maar na lezing resteert teleurstelling om verschillende redenen. Ten eerste: geloofwaardigheid. Een stukje uit het verhaal: ‘Broer op zondag’:

“’Tom,’ roept ze. ‘Tom, ben je zover?’

‘Bijna,’ zegt hij.

Hij bekijkt zichzelf in haar make-upspiegel. Hij trekt zijn wenkbrauwen omhoog, ontbloot zijn tanden, glimlacht. En dan glimlacht hij nog eens, nog breder, zodat je zijn tandvlees ziet. Hij kantelt zijn hoofd van links en naar rechts, kijkt waar de schaduwen vallen. Hij doet het licht aan en draait de spiegel in de vergrootstand. Er komt een dunne zilveren naald in beeld; een close-up van huid, de glanzende punt van de naald omgeven door een halo van licht. Zijn ogen knipperen. De naald gaat erin; hij houdt de spuit met vaste hand vast. Hij injecteert een beetje hier, een beetje daar; een kwestie van bijwerken, een rimpelvuller. Later, als iemand zegt: ‘Wat zie je er goed uit,’ zal hij glimlachen en zijn gezicht zal zachtjes plooien, maar er zullen geen rimpels verschijnen.”

Wat gebeurt hier? Tom zit op het strand en laat zijn blikken gaan over al het blote vlees dat voor hem langs bobbelt. Hij kijkt ernaar met kennersoog. Hij is namelijk zelf cosmetisch reparateur: “Ze komen mijn spreekkamer binnen met een lijst van alles wat ze gedaan willen hebben – alsof ik een garage heb en krasjes en deuken wegwerk.” En intussen neemt hij zelf met het grootste gemak een paar handenvol uit zijn eigen Botox-snoepwinkel. Niet erg voor de hand liggend.

Tweede punt: conversaties. Die ontsporen in bijna elk verhaal en gaan over de top. Zoals Gerard Reve ooit opmerkte: ‘Er komt weer geen normaal mens in voor’, en zo is het. Het is duidelijk dat de schrijfster wil laten zien dat de hippe, moderne mensen in de verhalen doorgeslagen en/of –gesnoven zijn, maar dat werkt niet als álle mensen in wartaal tegen elkaar aanpraten. Sterker: dat gaat vervelen.

Nog een punt is de hyperbool. Dat is de stijlfiguur van de overdrijving, die heel nuttig kan zijn om een verhaal naar grotere hoogte te tillen. Overdrijving voegt humor toe, het brengt lucht in het verhaal, laat de lezer glimlachen. Maar overdreven overdrijving bereikt het tegendeel, en helaas teistert deze eigenschap een aantal van de verhalen.

Is er dan niks positiefs te melden? Jawel, het titelverhaal ‘Dagen van inkeer’ is een wondertje van vertelkunst. Daarin zijn bovengenoemde storende zaken weldadig afwezig en zijn de hoofdpersonen weliswaar gemankeerd, maar niet zodanig dat ze onbegrijpelijke manoeuvres uitvoeren zonder dat de lezer daarin mee kan gaan. Het gaat over een ontmoeting tussen een ‘Oorlogscorrespondent’ en een ‘Taboedoorbrekende Romanschrijver’. Die twee ontmoeten elkaar op een topconferentie over Genocide(S).

Kort verhaal nog korter: de twee hebben elkaar al eerder ontmoet, ooit, en nu checken ze samen in bij hetzelfde hotel. Dat is vragen om problemen zou je denken, maar langzaam blijkt dat die twee dat juist wel willen. Ze dragen namelijk allebei de geestelijke littekens die het Jodendom op sommige van haar zonen en dochters nalaat. Ze brengen een aantal dagen samen door, maar het wordt steeds duidelijker dat ze nooit echt nader tot elkaar komen. Niet door praten, niet door seks, niet door hun gedeelde gruwelijke Holocaust-verleden. De Holocaust hebben ze natuurlijk niet aan den lijve meegemaakt, maar ze zijn ongewild en onontkoombaar wel allebei, zoals de man dat zo schrijnend uitdrukt: ‘Bewaarder van het verdriet.’

Met dit briljantje als middelpunt, en wat redelijke verhalen eromheen, is dit boek zeker nog de moeite van het lezen waard.

Sterren ***

ISBN: 9403122502

Uitgeverij: Bezige Bij

Ook verschenen op De Leesclub van Alle

 

Johan Harstad – Heterdaad

Een compacte Herman Brusselmans

Je zou ‘Heterdaad’, geschreven door de imaginaire Noorse schrijver Frode Brandeggen een antiboek kunnen noemen. Zeker als je de parameters bekijkt: het is “geïnspireerd door de Franse Mouvement artistique du banalisme, een literaire beweging die het weglaten, het vermoorden van de spanning en het benadrukken van het onbetekenende hoog in het vaandel had staan.” Blijft er dan nog iets lezenswaardigs over?

In het geval van Frode Brandeggen toch wel. De vijftien boeken met detective Heterdaad in de hoofdrol kenmerken zich weliswaar door veel afwezigs – spanning, karakterontwikkeling, een scherpzinnige speurneus, ontknoping – we treffen het allemaal niet aan, maar in ruil krijgen we een verzameling verrukkelijk compacte boeken die sneller dan een nachtkaars uitgaan nog voordat ze zelfs begonnen zijn. Wat een tijdwinst. Wat een efficiëntie. En wat een tegendraadsheid.

Zou Brandeggen het bij deze verzameling Heterdaads hebben gelaten, dan kwamen we als critici niet verder dan een schouderophalend ‘mwah’. Aardig ideetje, geinig uitgewerkt, grappig om gelezen te hebben, snel door naar de echte wereldliteratuur. Maar Brandeggen deed meer. Hij voegde aan de Heterdaads een verzameling briljante “eindnoten” toe. Maar inplaats van verhelderende inzichten op te leveren zoals een gebruikelijk notenapparaat doet, scheppen deze verwijzingen verwarring. En bij boek 15 vervangt een voetnoot zelfs de gehele boektekst:

“Waarschijnlijk ontbreekt hier de rest van de tekst. Waarom Brandeggen ervoor koos om de laatste roman van de serie niet te voltooien – of dat misschien niet kon – weten we niet. Geen idee. Eén mogelijkheid, uiteraard, die niet zonder meer kan worden verworpen, is dat het helemaal niet de bedoeling was deze roman langer te maken maar juist, geheel in lijn met het concept, met zijn abrupte cliffhanger-einde op weergaloze wijze direct de uiteindelijke climax binnen te denderen waar de gevolgen van het ingrijpen van de autoriteiten en hun frustreren van Heterdaads carrière zich in al zijn drama manifesteert,

zonder zich eerst honderden bladzijden te verliezen in onnodige details…”

Johan Harstad moet veel lol gehad hebben bij het scheppen van de schrijver Frode Brandeggen en het in elkaar zetten van dit absurdistische verhaal. Hij schreef ‘Heterdaad’ bij wijze van ontspanning terwijl hij aan een ‘echte’ roman werkte die ‘Max, Mischa & het Tet-offensief’ zou gaan heten. Gaandeweg groeide het hobbyproject uit tot dit toch wel lezenswaardige geheel. Oké, het is eendimensionale, zeg maar gerust platte humor die al snel doorzichtig wordt. Desalniettemin bereikt Harstad een onverwachte diepgang in de geestige inleiding die sterk aan de stijl van Herman Brusselmans doet denken, maar dan compacter. De waanzinnig gecompliceerde chaos vergrotende eindnoten, maken het boek af. Een erg leuk tussendoortje.

Sterren ***

ISBN: 9057599361

Uitgeverij: Podium

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Daniel Silva – Het huis der spionnen

Superspion fikst het alweer

De nieuwe Daniel Silva ligt klaar. Fijn voor de fans van een superspion die complotten en intelligente wapens bestrijdt met nog slimmere complotten en nog geniepiger wapentuig. Mag ik u voorstellen aan Gabriel Allon? Deze ultrageheime, semimilitair getrainde, de grootste terroristische aanslag ooit bestrijdende, taaier-dan-de-rest zijnde fikser is alle tegenstanders te slim af, al scheelt het soms maar een haartje.

Klinkt dat spannend, de stijl van Silva is dat minder. Die is het best te omschrijven als boekhoudkundig. Precies zoals het klinkt: netjes en van punt tot punt beschrijft hij de blokjes waaruit het verhaal is opgebouwd. De scenes rijgt hij aaneen tot een lopend verhaal, dat alle zojuist opgeworpen problemen keurig behandelt. De spanning moet komen van de gruwelijkheid van de aanslagen, de gezaaide angst en de bloeddorstigheid die de terroristen ten toon spreiden.

In Londen worden tegelijkertijd op heel veel plekken waar zich heel veel mensen bevinden, heel bloedige terroristische aanslagen gepleegd. Deze Moeder Aller Aanslagen veroorzaakt een recordaantal doden en gewonden, er breekt totale paniek uit in Londen en in Engeland, in de hele wereld misschien wel. Burgers worden overspoeld door een nog onveiliger gevoel dan ze al hadden – zie je wel, we zijn nergens meer veilig! Niemand kan ons helpen.

Niemand? Maar dan hebben ze buiten Gabriel gerekend. De oude rot zoekt zijn weg in de schemerzones waar potentiële en echte geradicaliseerden zich voorbereiden op zo vernietigend mogelijke verstoringen van de gehate Westerse wereld. Het spoor leidt naar Zuid-Frankrijk, en verder nog, in de richting van de woestijn, dat spookachtige gebied van de wereld waarvan we met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vermoeden dat daar Het Kwaad huist.

Spoileralert… Het Kwaad huist daar inderdaad. En jawel, Gabriel verhelpt dat op geheel eigen wijze. Details geven we niet prijs, maar er is sprake van de allernieuwste drones, de onbetrouwbaarste verraders en de krachtigste wapens. Op effectieve wijze doet Gabriel zijn werk door steeds nét iets sneakier plannetjes uit te voeren dan zijn barbaarse tegenstanders. Het spant erom, al weet je eigenlijk de afloop al.

Sterren **

ISBN: 9402730708

Uitgeverij: HarperCollins

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Heleen van Royen – Sexdagboek

Heleen van Royen – Sexdagboek

Overdaad schaadt

Is het een handboek? Haar eigen De schaamte voorbij (feministische klassieker), of toch een pamflet? Heleen van Royen onderzoekt haar motief voor een nogal gewaagd project: een jaar lang gaat ze alle seksuele handelingen tussen haar en partner Bart vastleggen in een sexdagboek. Al dubbend komt ze eruit: ‘Maar er moet een plek zijn waar seks frank en vrij wordt besproken. Waar alles op tafel ligt. Waar iedereen kan kijken en rondneuzen. Dit boek is die vrijplaats…. Iemand moet het doen. Laat mij dat dan maar zijn.’

Toch een pamflet dus. Origineel ook, al zullen de meningen erover heftig verdeeld zijn. De uitvoering levert alvast enkele struikelblokken op. Schaamte bijvoorbeeld. Van die emotie heeft partner Bart aanvankelijk veel last. Hij vindt het maar niks dat zijn hele hebben en houden op straat komt te liggen, met intieme details en alles. Wat zullen zijn vrienden ervan zeggen?

Eigenwijs als van Royen is, zet ze door. Zoals we halverwege het boek lezen in het ‘Middenwoord door Bart’, helpt de verslaglegging hem uiteindelijk begrijpen dat schaamte voor iets zo natuurlijk als seks flauwekul is. Dan rest er alleen nog maar dat andere probleempje: privacy. Als je een relatie wilt beschrijven in alle seksueel intieme momenten, ontkom je er niet aan dat ook de redenen voor wel of geen seks opgeschreven worden. Daarna de ruzies die daaruit voortvloeien. Eigenlijk krijgt de lezer naast een beeld van de sekspret, ook een karakterinkijkje van de echtelieden. Of dat leuk is om zelf later terug te lezen, is de vraag. Wij buitenstaanders zien dat dan maar als extra waar voor je geld.

Tot zover de theorie, over naar de harde praktijk. Om te beginnen is er de constatering dat Bart een gezonde potentie heeft. De frequentie waarmee hij zijn plicht doet, is indrukwekkend. Heleen doet daar qua libido absoluut niet voor onder. Zoals verwacht mag worden, komen er veel ongecensureerde vrijpartijen voorbij. Een sekssessie met alles erop en eraan ziet er (verkort) zo uit:

“Hij trekt zijn kleren uit, hij trekt mijn kleren uit. We bevinden ons nog steeds op de bank. Hij likt me, masseert mijn borsten, likt mijn borsten en neukt me. Ik trek hem af en pijp hem. De wodka komt op tafel. Ik pijp hem met wodka in mijn mond. Bart giet op mijn verzoek wodka over mijn clit en mijn schaamlippen en likt het op. Het brandt meer dan ik had verwacht. Hierna troont hij me mee naar de eettafel. Hij neukt me van achteren. Daarna draait hij me om zodat we elkaar kunnen aankijken terwijl hij me neukt….“

Dat dus, maar dan in schier oneindig veel variaties. Op wisselende plekken, soms half slapend, in verschillende stemmingen en gradaties. Eerlijk is het en nietsontziend, zoals een dagboek hoort te zijn; hulde voor het lef van de auteur. Aan de andere kant heeft het project een minder nobel, exhibitionistisch kantje. Ook eerlijk: het gaat tegenstaan, al die seks. Hoeveel standjes, mond- en handwerk, neukbeschrijvingen en orgasmes kun je tot je nemen zonder dat het gaapverwekkend wordt?

Het is daarom erg fijn dat Van Royen ook ander leesvoer inlast. Zo staan er tussen de dagelijkse lichaamssappenuitwisselingen verdiepende gedachten over bijvoorbeeld het verschil tussen het mannelijk en vrouwelijk orgasme. En twee erotische verhalen. En het leukst: een hilarisch verslag van een zoektocht naar een gigolo als ze zelf behoeftig naar een man, in een luxe hotel in de VS verblijft. Dat blijkt verbazend ingewikkeld. Zelfs als ze dezelfde zoektocht bij wijze van vergelijkende warentest doet in Amsterdam. Maar dat moet u zelf maar lezen. Als u durft.

 

Sterren ***

9789048838677

Uitgeverij Lebowski

Ook verschenen op Hebban en De Leesclub van Alles