Recensies van actuele boeken

Vrouwkje Tuinman – Afscheidstournee

Trekken aan een dood paard

Een lijvig boek, zo kunnen we Afscheidstournee wel noemen. Vrouwkje Tuinman neemt de tijd om het curieuze verhaal van de beroemde violist Nicolò Paganini te verslaan. Na zijn dood, wel te verstaan.

Omdat Paganini bij leven (en op zijn sterfbed) niets van de kerk wilde weten, krijgt Paganini’s zoon van die kerk en dus van de autoriteiten geen toestemming om zijn vader officieel te begraven. De staat is onverbiddelijk: geen begrafenis in gewijde grond. Dus sjouwt zoon Achille een leven lang zijn dode vader in een kist met zich mee, vechtend voor eerherstel en steeds opnieuw een andere plek voor de kist zoekend.

Tuinman begint met een blik in het leven van Paganini’s zoon Achille. Die leeft met vrouw Paolina samen op het door paps nagelaten landgoed en kijkt naar haar: “Een van de beste eigenschappen van Paolina was dat ze niet klaagde over het feit dat ze met haar dode schoonvader moest samenwonen.” Al tien jaar zijn ze getrouwd. En al dertien jaar schrijft Achille brieven aan Rome om toestemming te krijgen om een mooie tombe voor zijn vader op te richten. Helaas, men blijft doof voor zijn verzoeken.

Die zoektocht naar erkenning is kortweg eigenlijk het enige dat in Achille’s leven plaatsvindt. Dat is de kracht maar ook de zwakte van dit boek. Het verhaal is interessant. Maar de afloop is bekend, al moet je dan nog 286 pagina’s doorakkeren. Alsof je over de ondergang van de Titanic leest, maar dan zonder de leuke details als het spelende orkest.

Tuinman doet haar best wel. Vakkundig wisselt ze in flashbacks tussen het heden en het verleden. We krijgen uitzicht op de flamboyante maar breekbare artiest Paganini. Ook de maar al te bekende schijnheilige houding van kerk en staat brengt ze goed in beeld. Maar haar taal blijft vlak. Wel komt het belangrijkste element goed uit de verf: het nutteloze leven van zoon Achille.

Zijn doel in het leven is eer bewijzen aan zijn briljante vader. Dat lukt niet, omdat hij zelf een kleur- en besluiteloze man blijkt die niet serieus genomen wordt door de autoriteiten. Hij blijft maar sukkelen met de figuurlijke erfenis van zijn vader, trachtend hem een waardig graf te geven. Extra tragisch is dat hij, doordat er geen duidelijke afsluiting van zijn vaders leven komt, ook in spirituele zin geen afscheid van hem kan nemen. Zijn leven is een voortdurend tegen de berg op sjokken zonder hoop op verbetering.

Dat alles krijgen we mee, en meer. Achille verhuist van hot naar her, vindt een hobby (bijen houden), reist veel en sticht een gezin. Paolina is zijn grote steun. Eén van zijn kinderen, de jongen Attilio, is nogal onstuimig. En ondernemend. Zo start de jongeman een handeltje in ‘echte’ haarlokken van Paganini. “Hij (Achille, NV) kwam uiteindelijk achter de waarheid op een manier die niet had misstaan in een komische opera… De deur van Achilles werkkamer was dicht. Er zat te weinig tijd tussen Achilles knokkels op de deur en het moment waarop hij daadwerkelijk naar binnen liep. Betrapt keek zijn zoon op van de spullen die hij blijkbaar snel in een lade wilde vegen. Zwart haar dwarrelde op de grond.”

Meer van dit soort scenes en minder maar scherpere tekst hadden het boek levendiger gemaakt. Zoals het nu is geboekstaafd, overtuigt het verhaal niet helemaal. Wie echter de moeite neemt om door te lezen, kan alleen concluderen dat deze navrante geschiedenis geheel terecht aan de vergetelheid is ontrukt.

ISBN: 9789059366824

Sterren: ***

Uitgeverij: Cossee

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow 

Dimitri Verhulst – Het leven gezien van beneden

De dictatuur onsuccesvol met humor bestreden

In zijn19e boek (was Problemski Hotel alweer zolang geleden?) is Dimitri Verhulst aardig op dreef, al begint zijn stijl sleetse kantjes te vertonen. Het leven gezien van beneden toont het leven van een schrijver in een dictatuur.

Verbazing wekt het niet dat we de thema’s onderdrukking, verzet, integriteit en verraad turven; inderdaad ongeveer alles wat een onderdrukte burger eh… onderdrukt. De minpunten: Verhulsts veelgeprezen humor is in dit boek juist een zwakker element. De constant leuke stijl maakt de ellende die voorbijkomt, minder realistisch. Daarnaast hadden de hoofdstukken wat minder manisch in de tijd op en neer mogen hoppen. Nu moet de lezer soms terugbladeren om te zien in welk jaartal we nu weer zitten. Daar tegenover staat dat het verhaal prima leesbaar is en zonder moeite de lezer een (oppervlakkig) beeld geeft van de socialistische heilstaat.

We volgen de protagonisten Liliya Dimova en Michail Sjolochov. Samen vertegenwoordigen ze twee uitersten op de afschuwelijkheidsschaal in dictatoriaal Bulgarije. Lliya is van oude adel, aristocratisch levensgenietster /mannenverslindster, en Michail een door het regime op handen gedragen, Nobelprijswinnende schrijver. Frappant detail is dat Sjolochov ook echt een Nobelprijs heeft gewonnen. Zijn schrijverskwaliteiten staan echter ter discussie omdat volgens kenners Sovjet-ghostwriters zijn winnende boek hebben geschreven.

Om beurten en in veel tijdsprongen volgt de roman om beurten Michail en Lilya. We beginnen met hoofdstuk 1 in 1965, als Michail Sjolochov zijn Nobelprijs in Stockholm komt ophalen. Hij is de gevierde schrijver die zijn overwinningsspeech houdt tijdens het decadente diner.

Het tweede hoofdstuk brengt ons terug naar 1944: hoofdstad Sofia is in oorlog en wordt gebombardeerd. Na een ultrakort uitstapje naar 1999 (een foutief vallende Tomahawk-raket op Sofia) is het in hoofdstuk 3 weer 1944: “Tijdens het bombardement op Sofia van donderdag 30 maart 1944 werd in een kelder onder het plaveisel van de majestueuze Osvoboditel-boulevard, tussen de bokalen met gemarineerde pepers en slierten varkensworst, Lilya Dimova geboren uit een aristocratisch geslacht van denkers, dromers en vechters.” Lilya is breed geïnteresseerd, houdt van het leven, van mannen en van een goed glas, zodat ze al snel faam geniet in de hogere kringen. Ze wordt verliefd Anton Cherkezov, een (toneel)schrijver waar de communisten met een wantrouwend oog naar kijken.

En inderdaad: Cherkezov valt in ongenade bij de bolsjewieken na een satirisch toneelstuk. In het boek van Michail Sjolochov daarentegen komt de heilstaat er bijzonder goed vanaf. De kaarten zijn geschud en tegen de tijd dat Michail de Nobelrede mag uitspreken, is Anton Cherkezov tot journalist/loopjongen gedegradeerd. Hij schrijft wat we nu ‘alternatieve feiten’ zouden noemen. Zijn baas geeft hem de opdracht: “Schrijf jij ons eens een opbeurend stukje over Sjolochov in Stockholm en de wereldwijde triomf van het socialistische realisme,’ beval men Anton …” De cirkel is rond. De prachtige wraak van Lilyane laten we, bij wijze van spoileralert, hier ongenoemd.

Verhulst schreef met Het leven gezien van beneden een aanklacht tegen overheersing. Tegen welke overheersing dan ook. Via zijn hoofdpersonen laat hij zien wat het is om onvrij te zijn en tot welke afschuwelijke consequenties dat kan leiden. We hebben het allemaal vaker en intenser gelezen bij Solzjenitsyn, Kafka, Dostojevski, maar Verhulst weet aan deze tak van literatuur zijn eigen loot toe te voegen. Hij produceerde een toegankelijk boek dat de wrange werkelijkheid langzaam onder je huid wrikt.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

ISBN: 9789025449445

Sterren: ****

Uitgeverij: AtlasContact

 

Carly Wijs – Het twijfelexperiment

Ik twijfel, dus ik besta

Al in de eerste zin van Het twijfelexperiment zet Carly Wijs de toon; opgewekt, geestig, maar met een scherp randje: ‘Het was precies twee weken, zes dagen en vier uur voordat mijn oma haar laatste, zure adem uitblies.’ Het verraderlijk luchtige van die toon lokt de lezer de wereld in van het tienjarige meisje Vicky.

Twee zusjes heeft ze: de schele Bess en de gehandicapte Mitty, welke laatste volgens Vicky alleen maar speelt dat ze gehandicapt is. Als Vicky dat nou kan bewijzen met een Twijfelexperiment, dan kan Mitty weer gewoon doen en is het gezin weer normaal. Uiteraard loopt dat plan niet zoals Vicky dacht.

Carly Wijs, als actrice bekend van onder andere de serie Divorce, start haar debuutroman sterk langs twee hoofdlijnen. Bij een excursie naar het Anne Frank-huis maakt het piepkleine kamertje van Anne grote indruk op Vicky. Een paar straten verderop in Amsterdam zien ze een andere naam op een huis: Descartes, ‘vader van de moderne wijsbegeerte’. Dat zijn twee mooie beelden: het opgesloten kind Anne (Mitty) en Descartes, een filosoof op zoek naar de waarheid (Vicky).

Observeren en noteren

Naar voorbeeld van Descartes start Vicky een Twijfelexperiment. Haar zusje Mitty is ‘leeg’, maar klopt dat wel? Ze gaat alles over Mitty observeren en noteren, en bedenkt alvast de theorie van de Grote Paddenstoel. Die groeit grotendeels ondergronds, maar de stukjes die boven de oppervlakte komen, zijn herkenbaar als één familie. Zo is het met mensen ook, redeneert Vicky als ze een gelijkvormige moedervlek volgt van opa naar haarzelf. Door het hele verhaal heen varieert Wijs grondig op dit twijfel-thema.

Vanuit een ander thema, het overtuigend weergegeven kinderlijke wereldbeeld van Vicky, beleven we haar speurtocht mee. Zo heeft ze een virtuele discussie met Descartes. Hij beschouwt dieren als wezens met een lager bewustzijn die als een soort machines vanzelf draaien en niet kunnen denken. Als Mitty dan ook niet kan denken, is ze dus een dier? Vicky vindt van niet:

‘In mijn hoofd sprak ik erover met Descartes. De arme oude hippie uit de 17e eeuw kon me maar moeilijk bijhouden in de discussie.
“Vindt u dat zelf niet een beetje simpel?”
“Je bent warempel heel pienter, moet ik zeggen.”…
Ik duwde Descartes uit mijn hoofd en hij tuimelde van de rand van het bed.’

Haar pas verworven kennis past Vicky toe in een werkstuk over apen. Ze heeft een documentaire gezien over een groep apen die een ritueel hebben. Dat is vreemd, want op godsdienstles leert ze dat alleen mensen rituelen hebben en daardoor een ‘hogere soort’ zijn. Jammer genoeg vergeet ze haar naam op het werkstuk te zetten, zodat de juf haar werkstuk verwisselt met dat van Petra met de titel ‘De Antilop’. Ze krijgt er een 5 ½ voor, en Petra een 8. Bijkomende schade: Vicky’s vertrouwen in de mensheid.

Verkreukeld van verdriet

Soms wordt Vicky’s fantasie werkelijkheid, als altijd in sprankelende taal gevat:

‘Thuis, in mijn kamer, lag ik huilend op bed. Het ondenkbare was gebeurd. Het ergste wat je als ouder kon overkomen: een kind verliezen… Mijn vader en moeder prevelden zachte woorden tegen elkaar als: “Gelukkig hebben we elkaar nog, anders zouden we het niet redden.” … Voor de begrafenis hadden Bess en ik dezelfde zwarte jurk gekregen… Mijn vader droeg gewoon een keurig pak zoals altijd. Maar ons gezin was onder die mooie kleren verkreukeld van verdriet, vermorzeld en wanhopig klauwend naar de zin van dit alles.’

Pas een alinea later wordt duidelijk dat dit alles zich in Vicky’s hoofd afspeelt. Ze moet beneden komen ‘want we zijn te laat voor de boodschappen!’ Beneden aan de trap staat de familie klaar, inclusief Mitty: ‘mond open, jas half aan en diezelfde zachte kraakgeluidjes, afgewisseld met: “Heilige Maria, moeder van God…” Het was allemaal onderdeel van Mitty’s geniaal opgezette spel.’

Het leven gaat door. Tot haar verbijstering krijgt Vicky het verzoek om in het jaarlijkse Kerstspel de Hoofdengel te spelen. Een zeer eervolle rol, die ze vanuit het diepst van haar hart invult. Althans, tot ze iets doorkrijgt: ‘De dag waarop ik ontdekte dat er geen God en geen hemel bestond, scheen de zon.’ Joris uit Vicky’s klas gaat met het voorwiel van zijn fiets de lucht in en zegt doodleuk: ‘er is daar niks anders dan lucht en een paar wolken, maar daar zit niemand op.’ Ze is geschokt en probeert het haar moeder te vertellen maar die zegt alleen: ‘O really.’ Volgt een prachtige verhandeling c.q. scherpe observatie over alle manieren waarop je ‘o really’ kunt uitspreken. Ook hier laat Carly Wijs ruimte voor de twijfel tussen het Kerstspel (God bestaat) en de opmerking van Joris gevolgd door mama’s bevestiging (God bestaat toch niet).

Spel met taal

Een mooi spel met taal, tevens rake typering van schaamte komen we tegen bij Vicky met haar zus Bess op scouting. Bess is blij met de (roddel)nieuwsgierigheid van de andere meisjes en beantwoordt veel te argeloos alle vragen over de gehandicapte Mitty. Vicky: ‘Zaten wij daar echt aan tafel of droomde ik dat maar en had ik een nachtmerrie waarin mijn schele zus een perfect mooie zaterdagmiddag aan gort hielp?’

De verleiding om alle lezenswaardige fragmenten uit dit boek te citeren is groot. Te groot. Het verhaal volgen dan maar. Vicky maakt niet veel vorderingen meer met haar experiment. Ten einde raad tekent ze stiekem Mitty’s schedel na. Voilà, de reken- en taalknobbel zit op dezelfde plek als bij haarzelf! Toch krijgt ze maar geen contact. Dan gaat er iets erg mis met haar Twijfelexperiment. Vicky flipt en raakt in een dip.

Krabbelt ze weer op? Om dat te weten te komen, adviseer ik het boek te lezen. Sowieso raad ik dat aan, u krijgt er een gelaagd, sprankelend verhaal met diepgang voor terug.

ISBN: 9789026332968

Sterren: ****

Uitgeverij: AmboAnthos

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow.  

Anja Sicking – Ferrari’s in de hemel

Weinig verrassend gezinsdrama

Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze. Die gouden waarheid van Tolstoj past naadloos op het gezin waar Ferrari’s in de hemel om draait. Ook hier loopt ieder gezinslid met zijn eigen problemen onder de arm. Papa Emile is sociaal niet al te handig, hij snapt zijn kinderen niet echt en zijn pogingen om kunstrecensies gepubliceerd te krijgen mislukken ook al. Zijn vrouw Dores is een ongemotiveerde podotherapeut die wanneer het maar kan liggend op de bank wegdroomt. Net als hun kinderen Lizzy, Ravi en Daphne blijven ze hangen ze in hun privéproblemen; het is net een echt gezin. Toch wil het verhaal maar niet overtuigen.

Ondanks de potentie voor drama en complicaties in het gezin, blijft het boek op alle dimensies nogal vlak. De tekst kabbelt voort zonder grote hoogte- of dieptepunten en de gezinsleden krijgen weliswaar hun tegenslagen en miscommunicaties met mede-gezinsleden te verwerken, maar ook dat is nooit zo indrukwekkend dat het beklijft. De puntig geschreven eigenaardigheden van de personages zjin vermakelijk, maar geven het verhaal nooit een extra dimensie.

Emile, Dores en de kinderen

De problemen waar de familieleden mee kampen zjin dan ook niet bijzonder origineel. Het boek is verdeeld in vijf tijdvakken, van 1971-1979 tot 2006-2014. In het eerste tijdvak krijgen we een inzicht in de problemen rond vader Emile en moeder Dores. Emile bezoekt met de nog jonge kinderen een pretpark (waar ook de attractie ‘Ferrari’s in de hemel’ staat) en verliest de kinderen uit het oog, waardoor er bijna iets vreselijk misgaat. Omstanders en hulpverleners brengen hem bij de les, maar spreken schande van zoveel onverschilligheid. Zou hij misschien autistisch zijn?

Zijn vrouw Dores heeft zo haar eigen probleem; ze leeft in een droomwereld die ze elke dag met moeite verlaat om podotherapeut te zijn.

“Ze leunde naar achteren in haar bureaustoel en keek naar de bomen met de augustusgroene bladeren, naar de lichtblauwe lucht. Dit leven in de praktijkruimte was niet haar echte leven, dat was ergens anders, waar zij niet was. Ze zakte nog iets verder onderuit.”

Al bij haar eerste patiënt dwalen haar gedachten hopeloos af naar een aktetas die hoog in de boom hangt, en eindelijk thuis drapeert ze zichzelf op de bank: “Ze deinde op een zee van indrukken.”

In het tweede tijdvak komt dochter Lizzy via brieven aan het woord. Ze leeft een turbulent leven in New York met Alicia, haar heimelijke vriendin. Zoon Ravi, de poëzieliefhebber, schuift ongewild maar onstuitbaar naar de onderkant van de arbeidsmarkt, zich intussen verbazend over ‘Slauerhoffs funambulesque aardigheden in Maagdenlied‘. De andere dochter Daphne valt voor de foute Joshua, die ze op het goede pad probeert te brengen. Niksnut als Joshua is, lukt dat uiteraard niet. Wisselende verhalen zijn het, die willen aangeven hoe het de familieleden vergaat, maar niet diep genoeg gaan om hun drijfveren zichtbaar te maken.

Laconieke stijl

Vervolgens, zoals dat gaat, groeien de echtgenoten uit elkaar. De eenzaamheid wordt redelijk goed verbeeld; spelbreker is hier de te laconieke toon. We krijgen wel een mooie beschrijving van de verjaardag van Dores, die haar verjaardag viert omdat het nu eenmaal moet. Haar man is enkel aanwezig als een soort decorstuk. Emile gaat sowieso zijn eigen gang, bijvoorbeeld op pornosites achter zijn computer:

“De man tilde haar benen in de lucht en sloeg tegen haar kont. De anderen hadden haar borsten beet, die tussen hun vingers wel een soort deeg leken. Weer sloeg de man, nu harder, met naar beneden getrokken mondhoeken. Niets aan de hand, dacht Emile. Ik kijk alleen. Er zijn ook mensen die hun eerste rijlessen bij de ANWB in een 3D-rijsimulator nemen.”

Redelijk beschreven dus, grappig zelfs, maar de toon heeft teveel afstand om de lezer de ellende te laten voelen.

Gedurende het hele boek blijft dit probleem terugkomen en als lezer blijf ik zitten met één vraag: waarom? Waarom dit verhaal over ouders die geleidelijk uit elkaar groeien, en kinderen die zich afzetten? Dat komt in veel ongelukkige gezinnen voor. Hoe onderhoudend ook geschreven, het verhaal mist urgentie. Wil Sicking hier iets anders laten zien dan dat partners verschillende gedachtensporen volgen? Dat ze soms bij elkaar blijven tegen beter weten in? Dat weten we. We willen iets anders, iets meer. Dus leggen we dit boek lankmoedig neer en kijken vol verwachting uit naar het volgende.

ISBN: 9789048832118

Sterren: **

Uitgeverij: Lebowski

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow 

Martin Brester – Hoi, leuk dat je mijn profiel bekijkt!

Ladlit voor vermoeide dertigers

Na de eerste pagina’s lijkt Hoi, leuk dat je mijn profiel bekijkt! op luchtige manier de leegheid van het internetdaten te tonen. Prima beschreven, tot Martin Brester zijn verhaal doortrekt naar het gewone leven. Daar komt de lezer in een spagaat. Neem je het verhaal te serieus dan strand je in oppervlakkigheid en vraagtekens. Maar het past wel in een marginaal subgenre van de literatuur, de ladlit. Is het als zodanig geslaagd? Deze mannelijke stijltegenhanger van Bridget-Jones achtige boeken is immers net zo spottend en luchtig bedoeld als chicklit. Dezelfde stijlkenmerken ook: een succesvolle mannelijke single in bijvoorbeeld Amsterdam als hoofdpersoon. Met vrouwen jagen als hobby, maar door zijn kinderlijke en ongevoelige gedrag valt hij van de ene kolderieke scene in de andere. Dat alles doorspekt met veel flauwe grappen. Goed leesbaar als je niet te veel zin hebt in nadenken.

In de ladlit-modus volgen we dus dertiger Maurits die een prettig leven heeft, met een goeie baan. Alleen de liefde wil nog niet zo lukken. In die wankele gemoedstoestand krijgt hij ook nog ruzie met een oude vriend en raakt hij het spoor een beetje bijster. Hij slaat onder de naam Frodo aan het internetdaten en komt in aanraking met een armzalige wereld van oppervlakkige contacten en sex. Veel sex.

Maurits werkt zich wanhopig van date naar date. Intussen wordt zijn privéleven steeds chaotischer. Die vorderingen worden snel, clichématig en voorzien van iets te slappe moppen verteld. Iets minder ‘mannenhumor’ zou je in een gewoon boek wensen, maar hier heeft het wel wat.

Brester geeft het verhaal lichtvoetigheid en humor mee. Zijn stijl doet op bepaalde momenten erg aan Nick Hornby denken. Vooral de profielschetsen van zijn internetdates, inclusief spelfouten, lijken rechtstreeks uit Juliet, Naked te komen: ‘Ik hou van bewegen, (dansen, sport, enz), maar kijk ook graag op de bank een dvd’tje of ga lekker relaxen in de sauna. Misschien wel met jouw?’

Grote zaken als eenzaamheid, vriendschap, verraad worden niet geschuwd. Maar evenmin diepgaand behandeld: het verhaal scheert er al grappend overheen. Een echte band met de personages krijgt de lezer niet. De karakters blijven studentikoos en eendimensionaal ondanks semi-gevoelig getoonzette momenten zoals deze:

‘Mijn eerste tongzoen toen ik veertien was. Met Helen, Eindelijk. Twee jaar hadden we bij elkaar in de klas gezeten en elkaar afgetast, samen op haar kamertje Franse woordjes geleerd, beneden in de keuken thee zitten drinken, elkaar in de pauzes op school gepest, geholpen en uitgedaagd tot we een vorm van liefde hadden bereikte die wel vaker ontstaat tussen een jongen en een meisje op die leeftijd. Sommigen noemen het vriendschap.’

Soms schiet Brester raak met een prachtig neologisme. De masturberende hoofdpersoon: ‘.. aan ze denk als ik klaarkom, met die onuitwisbaar geile beelden uit mijn rukkerscarrousel op het netvlies.’ En fraaie beeldspraak: ‘De meisjes lachen hun borsten groot.’

Dat is toch niet voldoende om het onbevredigde gevoel te verdrijven dat overblijft na lezing. Dat komt juist doordat het boek niet te serieus wil zijn maar wel serieuze thema’s aansnijdt. In die ladlit-opzet is het in ieder geval geslaagd: de soepele stijl en grappige terzijdes tillen het verhaal niet naar een hoger plan maar houden het wel genietbaar. Tot en met de net niet dramatische apotheose.

ISBN: 9789045800820

Sterren: ***

Uitgeverij: Lebowski

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow.  

Bennie Roeters – Gagarins engelen

Communisme voor dummies

Een mix van een Bildungsroman en een inkijk in het echte communisme, dat is Gagarins engelen van Bennie Roeters. Een evenwichtige mix is het niet helemaal. Het communistische aspect wint het van de volwassenwording. De onderdompeling van de naïeve hoofdpersoon in een keihard repressief regime is scherper geschreven, grijpt meer bij de keel dan het opgroeien van de jongen. Niettemin is het een fraai verhaal, onderhoudend, lezenswaardig en nog leerzaam ook.

De jonge Roelf groeit op in een zwaar communistisch gezin in het noorden van Nederland. Zijn held is de kosmonaut Gagarin, en dankzij zijn fanatieke vader heeft de jongen een naïef optimistische kijk op de heilstaat die Rusland is geworden door het krachtdadig leiderschap van Lenin en Stalin. Groot is zijn verbazing als hij een uitnodiging krijgt om naar Moskou te komen om de vijftigste verjaardag van de Revolutie te vieren. Met beide handen grijpt hij de gelegenheid aan en vertrekt per trein naar Moskou. Daar wordt hij onthaald, maar niet op de manier die hij verwacht.

Roeters trekt de lezer het ietwat wereldvreemde leven van Roelf binnen. De sfeer op Roelfs hbs wordt goed neergezet als Roelf een spreekbeurt houdt over zijn held Gagarin, en de leraar buitenproportioneel reageert: ‘..terwijl hij zich met zijn schoolmeesterknoken vastgreep aan de lessenaar, perste hij eruit dat ze geen kinderen meer waren … Of Roelf niet wist dat al die kunstmanen militaire bedoelingen hadden en dat de raketten die ze omhoog stuwden evengoed waterstofbommen konden vervoeren, dat het allemaal propaganda was.’

Propaatje, de bijnaam die Roelf na die spreekbeurt heeft, wordt verliefd op Pip. ‘Haar vader was van de VVD. Dan wist je het wel.’ Eigenlijk durft hij alleen naar haar te kijken vanuit de bus. De enige noemenswaardige piek in zijn voortsukkelende leven komt als oom Maurice hem in zijn dure Citroën bij wijze van cadeautje naar de hoeren brengt. Roelf redt zich eruit door een krant van de achterbank te vissen en die de dame in kwestie aan te bieden: ‘“_De Waarheid_? Tering” De hoer draaide zich woedend om en verdween vloekend op rode hufters haar kamertje in.’

Later weet hij aan Pip in de bioscoop een eerste zoen te ontlokken. Ook op een ander vlak krijgt zijn leven vaart: hij meldt zich aan voor de filmacademie. Ondanks het uit zijn hoofd leren van meningen uit Kritisch Filmforum en een rotsvast geloof in zichzelf, wordt hij roemloos afgewezen. Zijn relatie met Pip is inmiddels toe aan de eerste vrijpartij, zodat hij zijn Blausiegel condooms niet voor niets heeft gekocht. Net zo alledaags als dit allemaal klinkt, slingert het verhaal zich voort: Roeters weet daar niet meer van te maken dan, tja, een alledaags verhaal. .

Dat verandert als Roelf zijn uitnodiging krijgt. In een reeks luminescente passages zoomt de verteller eerst in op de jongen die zijn koffer pakt, richt de lens op zijn vertrek en volgt in helikopterview zijn lange treinreis. Op die reis ontmoet hij zijn nieuwe vrienden Chris en Rudie, en tenslotte worden ze samen te Moskou ontvangen door twee jonge Russische partijleden. Roeters schetst daar weer heel mooi in een paar zinnen het verschil tussen hun werelden: ‘De twee zagen Roelf en zijn metgezellen. Ze overhandigden ieder plechtig een bloem en een zakje met daarin een zwarte boterham met worst en een flesje met een bruine vloeistof. Cola… “Vrede, vriendschap!” zei Chris. Chris wilde een hand geven, maar dat was niet de bedoeling. De jongen en het meisje draaiden zich om en begaven zich op weg.’

Vanaf dat punt wordt het verhaal alsmaar sterker. De belevenissen van Roelf en consorten in de heilstaat worden droogweg, maar wel in prachtig heldere beeldtaal die moeiteloos samenvalt met het voorstellingsvermogen van de lezer, vastgelegd. Ze worden samen met andere buitenlanders gehuisvest in een flatgebouw dat meer weg heeft van een gevangenis. Geen moment hebben ze meer voor zichzelf. Als de Nederlandse jongens spontaan een partijtje voetbal gaan spelen tegen wat Angolezen, komen ze hard in aanvaring met het systeem: ‘Een officier sprak de Angolees aan. Die kroop bijna van nederigheid. Toch gaf de agent hem met zijn wapenstok een felle tik op de neus. Er kraakte iets. Het bloed spoot uit zijn neusgaten in de sneeuw. Het volgende moment lag hij op de grond, zijn mond open in verbijstering naar de hemel. Chris en Clare pakten Roelf beet. Blijkbaar wilde hij eropaf. … “Het is gewoon voetbal,” stamelde Rudie.’

Stap voor stap worden de jongens door het systeem ingekapseld. Steeds als ze zich niet aan het uitgestippelde programma houden, krijgen ze straf. Dat gaat van kwaad tot erger. Roelf wordt op een gegeven moment opgesloten en ondervraagd. De dialoog met ondervrager Goesjev is een juweeltje:

‘Goesjev sloeg de map dicht. ”Heeft u een verklaring af te leggen?”
“Nee, Herr Goesjev.”
“U weet waarvoor u hier bent?”
“Helaas, Herr Goesjev, ik weet het niet.’
“Toch bent u hier.”
“Men heeft u in de omgeving van de Nederlandse Ambassade aangehouden en vervolgens meegenomen.”
“Jawohl, Herr Goesjev.”
“Daar moeten goede redenen voor zijn, anders doet men zoiets niet.”

Zo gaat het door. Meesterlijk wordt de schuld steeds bij de jongen gelegd, wordt gesuggereerd dat hij wel een reden moet hebben om opgepakt te worden en wordt de psychologische druk steeds verder opgevoerd

Roeters schildert Roelfs tijd in het troosteloze systeem in haarscherpe scènes. Het verhaal verandert soms rechtstreeks in een film, waarin de verteller bijvoorbeeld door een telefoonlijn glijdt om bij een ander personage uit te komen.

Zo naderen we het eind van het verhaal. Roelf keert gedesillusioneerd terug naar Nederland. Daar blijkt dat hij met reden zo streng aangepakt is in Moskou, het was een test. Inmiddels heeft hij zijn buik vol van de Partij, vooral van de verraderlijke personen aan de top. Daar gaat hij iets aan doen. Die actie voltrekt zich in de laatste tien pagina’s maar omdat we niet aan plotbederf doen, laat ik dat stukje van het boek graag aan de lezer.

ISBN: 9789041415127

Sterren: **

Uitgeverij: Ambo/Anthos

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow.  

Herman Brusselmans – Kaloemmerkers in de zep

Skalonkels met sleetputzen

Kaloemmerkes in de zep’ is niet alleen de titel, maar ook de boodschap van dit boek. Jammer genoeg komt die titel in de tekst niet voor, alleen vertaald in het Nederlands. Tip: kijk op de laatste bladzijde van het boek. De titel van deze recensie is, om in stijl te blijven, hieronder ook niet te vinden, maar wel herleidbaar naar de hoofdconclusie van ondergetekende. Tip: lees de laatste regel van de recensie.

Het 52ste boek van Herman Brusselmans is een feest van herkenning. Of beter: een schok van iets te veel herkenning. De eerste 20, 30 bladzijden is er waardering voor de grappen, het absurdisme, het oeverloze afdwalen en de vrolijke terzijdes waarheen de schrijver je voert. Daarna besef je: o ja, deze stijl hadden we in de vorige boeken ook, zij het net anders geformuleerd en vooral: iets scherper. Ook de onderwerpen zijn grofweg hetzelfde. Het gaat over sex, drugs, drank, mensen en vrouwen.

Eén vrouw in het bijzonder: Liselot. ‘Het zesde mooiste meisje dat ik ooit had gezien, na Tania de Metsenaere, Sandy Tura, Siska Schoeters, Agneta van ABBA in de jaren zeventig en Miss België 2009 Zeynep Sever.’ Dat meisje ontmoet hoofdpersoon Herman Brusselmans in een cafe, waarna ze samen veel gaan drinken in veel cafés, daarna naar een literair optreden gaan van de maestro zelf, en daarna terugkeren naar Gent. De hoofdpersoon is Brusselmans zelf die vertelt over zijn eigen leven, zoals voorspeld in de recensie van Toos.

Het literaire optreden in Nederland is het hoogtepunt in het boek, niet de weg heen en terug in de Citroën Picasso van Liselot, en Brusselmans heeft een heel boek nodig om dat te beschrijven. Blijkbaar had hij niet genoeg stof (inspiratie?) om wel een intrigerend verhaal te vinden. Tel daarbij op dat de gebruikelijke omleidingen en bizarre wendingen in de tekst wat slapjes zijn, dan worden die normaliter leuke stijlkenmerken niet meer dan schijnbewegingen om de bladzijden te vullen. Bladzijdenvulling dus die soms leuk, maar vaker melig is. Zo lezen we dat de schrijver een passie heeft voor de Nederlandse popgroep The Cats, in het bijzonder voor het nummer ‘Lea’, omdat zijn moeder zo heette. Tot zover oké, maar dan hoeven we niet op 12 andere plekken te lezen dat The Cats de beste popgroep ooit was. Een andere terugkerende obsessie is de Tweede Wereldoorlog, waar we ook iets te vaak mee worden geconfronteerd. Dat vindt Liselot trouwens ook.

De derde cyclisch terugkerende grap ten slotte is de suggestie voor de ultieme boektitel. De kutrotonde bijvoorbeeld, of Het plafond of de ruiten?, of De gekleurde milt, of Niets in de ogen van God,’ of Het gewiegde zwijn, of de beste: Een stad vol huizen. Toch wordt uit die flauwigheid nog een goede taalgrap gepeurd: ‘Het is echt om je te bescheuren dat iemand Wouter Deprez (Belgisch cabaretier, NV) grappig vindt. Ik besloot te zwijgen over Wouter Deprez. Heet hij wel Wouter? En hoe heet z’n nichtje? En waarom heeft hij zulke grote oren? Geen idee. Ja, dat is alles goed en wel beschouwd geen slechte titel voor een roman. Geen idee. Geen idee. Cursief klinkt hij nog beter.’

Slijtage is misschien het beste woord dat deze Brusselmans kenmerkt. Tussen de regels door schemert vermoeidheid, gebrek aan inspiratie en minder lol in het schrijven. Het verhaal heeft daaronder te lijden. Je ziet als het ware het staketsel van de verhaalconstructie door de pagina’s heen, zoals je de ribben van een uitgehongerd dier kan tellen.

Brusselmans weet gelukkig zelf ook hoe de vlag erbij hangt: in het boek vertelt hij een paar keer dat dit het slechtste boek uit zijn carrière is, en dat in 2010 jaar geen boek geschreven gaat worden. Hij wil rust. Dat lijkt me een goed idee. Ga lekker bijkomen, Herman, en kom daarna terug met een boek dat de wereld schokt! Na 52 boeken mag je wel even de accu opladen. Anders gaan je boeken inderdaad lijken op geraamtes met slijtplekken.

ISBN: 9789044614848

Sterren: ***

Uitgeverij: Prometheus

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow.  

Vonne van der Meer – Zondagavond

Als het verleden een last wordt

Zondagavond van Vonne van der Meer wortelt in de Tweede Wereldoorlog. Bijna onvermijdelijke thema’s als moed, lafheid, waarheid en leugen komen dan ook aan bod: Robert Blauwhuis gaat zijn hele leven gebukt onder een leugen, die pas uitgesproken wordt als dat leven ten einde loopt. De twee vrouwen op wie de leugen betrekking heeft, buigen zich over zijn ziekbed en praten het uit. Het verhaal is goed opgebouwd, subtiel uitgewerkt en het pièce de résistance – het litteken als leugen – is een mooie metafoor voor iemand die lang moet boeten voor een moment van zwakte.

Robert is een soort oorlogsheld. Hij heeft namelijk als tweeëntwintigjarige student baby Mila per trein naar een onderduikadres gebracht. Op station Naarden-Bussum strandde hij met Mila, waar twee Duitsers de baby wilden meenemen. Maar Robert was moedig, redde Mila en bracht haar veilig naar het onderduikadres. Hoe precies weet niemand, maar een rafelig litteken over zijn rechterwang laat zien dat hij zijn eigen welzijn in de waagschaal heeft gelegd voor de baby.

Sinds zijn vrouw overleden is, woont hij alleen in zijn appartement in Amsterdam. Gelukkig bezoekt zijn dochter Freeke hem elke zondagavond. In de oorlog was ze verwekt; Roberts vrouw had net verteld dat ze zwanger van haar was toen hij zijn oorlogsdaad ging stellen met het wegbrengen van Mila. Een bizarre samenloop van gebeurtenissen, zoals later blijkt.

Mila heeft later Robert opgespoord en ook zij ziet hem regelmatig, maar niet als dochter. Tussen hen hangt een onderhuidse erotische lading, die op een avond tot uiting komt als ze elkaar kussen. Verder dan dat komt het niet. Roberts geweten zit in de weg: hij moet nu de waarheid vertellen aan Mila. Hij had haar verraden.

‘Ik zit daar op mijn hurken, over mijn rugzak gebogen, als er twee Duitsers de wachtkamer binnenkomen. Ik moet mijn persoonsbewijs laten zien… De oudste van de twee, een officier, wijst naar jou. Ik zie zijn mond bewegen maar begin te klappertanden, zo hard dat ik hem amper versta. Hij herhaalt zijn vraag: “Ist das Ihr kind?”
[…]
Ik schud van nee.
“Sie sind also nicht der Vater?”
“Nein.”
[…]
“Wissen Sie wessen Kind das ist?”
“Nein, keine Ahnung.”’

Van der Meer werkt in het boek naar deze confrontatie toe alsof er een onmenselijk dramatisch dieptepunt volgt. Dat valt eigenlijk tegen. Goed, het is niet fraai dat Robert Mila verraadt, maar tegen de achtergrond van de oorlog (waar nog veel gruwelijker dingen gebeuren), voelt het een beetje als een anticlimax. Dat maakt het verhaal iets minder sterk, zeker in het licht van het vervolg.

Door een gelukkig toeval (of een wonder) loopt het namelijk toch goed af en wordt Mila gered. Het is een schokkende bekentenis voor Mila, zeker als hij daarna vertelt dat zijn litteken, hét bewijs dat hij voor haar had gevochten, ook niet is wat het lijkt. Maar de schok komt voor Freeke pas aan het ziekbed van Robert – hij is in een coma geraakt -, als Mila haar voor het eerst vertelt dat Robert voor zijn ‘eigen’ baby’tje, Freeke, koos. Nu moeten zij, wier levens elkaar leken uit te sluiten, het uitpraten, terwijl ze wachten tot Robert bijkomt – of niet.

‘Een meubel verschuift, wordt verschoven, daar, naast hem. Een tafel… nee, het is lichter, een kruk of een stoel. Even zien. Zijn ogen blijven dicht. De duisternis waaruit hij ontwaakte, dacht te ontwaken, is er nog steeds. ..
Geschuifel… Zeil of linoleum. Maar in zijn slaapkamer ligt vaste vloerbedekking… Daar is hij dus niet. Naast zijn andere oor, in zijn oorschelp lijkt het wel, wordt iets neergezet.’

Zo beschrijft Van der Meer de comateuze maar lucide toestand van Robert. Met een lichte pen en toch de accenten perfect getimed, zonder overbodige woorden. Zo verbindt ze ook op de haar kenmerkende, bijna achteloze manier de levens van de personen. Net zoals ze deed in Eilandgasten. Aan de hand van een fraai gegeven – de vermeende oorlogsheld – laat ze Robert worstelen met schuld en boete, waarheid en leugen. Niet alleen zijn leven, maar ook dat van zijn dochter en van het geredde meisje, zijn naar dat ene moment in de oorlog gevormd. Misvormd, beter gezegd, door zijn jarenlange leugen, een verleden zwaar als een molensteen.

ISBN: 9789025429669

Sterren: ***

Uitgeverij: AtlasContact

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow.  

Tessa de Loo – Harlekino

Voor wie de belletjes rinkelen

Harlekino, de negende roman van Tessa de Loo, is de schets van een tijdsbeeld. Ons tijdsbeeld; een onzekere tijd zonder veel moraal of houvast. Ook de Nederlandse Marokkaan Saïd is onzeker; hij blijft twijfelen over zijn identiteit. Op zoek daarnaar reist hij zijn onbekende vader achterna maar raakt onderweg het spoor bijster. Tessa de Loo zet overtuigend een jongeman neer die twijfelend, zwevend tussen verschillende culturen, uiteindelijk kiest voor de religie die hem houvast geeft. Harlekino is een beklemmend geschreven verhaal over keuzes maken en daar de consequenties van dragen, met een niet erg vrolijk stemmend eind.

Het verhaal is ingeklemd tussen twee scènes. In die eerste scène zien we door de ogen van een jong meisje Saïd en zijn hond Stoepa zitten aan de Amstel.

‘”We zitten hier vanwege de varkens,” zei Saïd kalm.

Verbluft keek Camilla naar de overkant. “Je bedoelt de varkensboer?”

Saïd knikte. “Stoepa en ik, wij hebben en ontzettende hekel aan varkensvlees. En zonder fokkerijen geen karbonades, schnitzels of worst, dus vandaar.’”

Zijn protest is dan nog passief. Ongeveer een jaar later eindigt het boek als het meisje Camilla vanuit haar raam Saïd en Stoepa naar de varkensfokkerij ziet lopen. Hij is te ver om haar te horen roepen. Ze kan alleen maar toezien hoe hij doorloopt, onbereikbaar. Hij heeft ervoor gekozen zijn protest niet langer stil te laten zijn en gaat een daad stellen.

Hoe komt Saïd tot zijn keuze? Samen met jeugdvriend Hassan trekt hij door Marokko, op zoek naar zijn vader, én naar zijn identiteit. Maar ook Marokko is een verwarrend land met enerzijds sjacherende grensbeambten/gidsen en anderzijds vrome moslims. En Hassan, wil die meer van hem dan alleen vriendschap?

Met Hassan bracht Saïd samen vroeger heel wat uren door in Saïdië-Hassanië, een imaginair koninkrijk dat hij in zijn kamertje had gemaakt. Met een koning natuurlijk, een koningin en de nar Harlekino. Die zelfbedachte nar duikt tijdens zijn reis regelmatig op en brengt Saïd aan het twijfelen:

‘Harlekino verscheen voor hem, zijn muts deemoedig in zijn handen. Zodra hij merkte dat hij gezien was, wierp hij de muts met een forse zwaai omhoog, waarna die met rinkelende belletjes naar beneden viel, recht in zijn gespreide handen. “Ik had je toch verboden me achterna te reizen?” bracht Saïd moeizaam uit. “Zodra u het echt niet meer weet, dan kom ik,” zei de nar met een vastberaden trekje om zijn mond, ‘al is het onuitgenodigd en al haat u me erom.” “Ga alsjeblieft weg, alleen je aanblik maakt me al ziek.”

Ondanks die twijfels helt Saïd langzaam over tot de duidelijke levensregels van de islam en tijdens de lange reis gaat hij de Koran steeds letterlijker nemen. Op een bepaald moment laat hij zich dan ook bekeren tot moslim.

De reis voert daarna terug naar Nederland, waar zijn vader blijkt te wonen, Saïd weet waar, maar durft niet langs te gaan. De uiteindelijke ontmoeting kan niet anders dan een anticlimax worden en dat wordt het ook, en gedesillusioneerd vlucht hij nog dieper de islam in. Harlekino krijgt steeds meer moeite zijn belletjesgerinkel als waarschuwing te laten doorklinken, en ook zijn vrienden proberen, maar slagen niet hem te overtuigen dat zijn tunnelvisie gevaarlijke proporties aanneemt. Saïd voelt zich daarbij steeds meer een soldaat die sterk moet blijven om ten koste van alles het Ware Geloof over te brengen aan de goddeloze mensheid. De gevolgen van zijn radicalisering zijn desastreus.

Tessa de Loo schrijft met Harlekino een sterke, gelaagde roman. Het thema van Saïds identiteitscrisis (de migratieproblematiek) draagt het verhaal. Zoals wanneer er in Saïds Nederlandse schoolklas een nieuw, Marokkaans jongetje komt, en de juf dat aangrijpt om over de geologie van Afrika te vertellen:

‘Gedurende driehonderd miljoen jaren botste het Afrikaanse continent telkens weer tegen Europa aan. Zo van: ga jij eens even opzij. Maar Europa week niet van zijn plek. Daardoor plooide de aarde van Noord-Afrika zich en onstonden er in het land dat nu Marokko heet drie grote bergketens. Die van de Rif, de Hoge Atlas en de Midden-Atlas.’

Of subtieler, als de twee jongens bij de Marokkaanse grens arriveren:

‘Een haveloze oude man met een wollen muts dook op bij het portier van Saïd. Hij draaide het raampje naar beneden en zag zijn gezicht tweemaal weerspiegeld in een paar dikke, vergeelde brillenglazen, gevat in een antiek montuur. Het gaf hem een gevoel van onbehagen om meteen al bij zijn aankomst in Marokko zichzelf te zien, en maar liefst dubbel.’

Het nut van twijfelen is een ander thema, gepersonifieerd door de nar Harlekino. Ook Hassan vindt dat: ‘”Eigenlijk…” Hassan deed zijn ogen wijd open, alsof hij iets zag wat hem verraste, “… zou je elke ochtend bij het opstaan al je zekerheden van je af moet schudden. De wereld ingaan met een lege, ontvankelijke geest, open voor alles wat op je af komt…”’ Maar Harlekino’s aanwezigheid is nadrukkelijker, en tegelijkertijd oppervlakkiger, want waar komt die Harlekino nu vandaan, waarin is hij meer dan een kunstgreep om een thema te onderstrepen? Iets meer achtergrond dan ‘het is de nar uit het denkbeeldige koninkrijk Saïdië-Hassanië’ had het verhaal sterker kunnen maken.

Desalniettemin erg rijk, dit verhaal, en niet te benauwd om grote thema’s te behandelen zoals migratie, de (schijn)troost van het geloof, de kracht van de twijfel en het zoeken naar jezelf in een onzekere wereld. Ruim voldoende om een dik, prachtig boek te vullen. Wij lezers hebben het geluk dat Tessa de Loo die krachttoer heeft volbracht. Lezen maar!

ISBN: 9789029567046

Sterren: ****

Uitgeverij: Arbeiderspers

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow.  

Henk van Straten – Ik ben de regen

Hardboiled detective versus zachte babybilletjes

Op het eerste gezicht lijkt het een geinige vondst, een snoeiharde privé-detective die wordt geconfronteerd met de ontroering van het vaderschap. Bij nadere lezing valt dat tegen. Henk van Straten creëerde naar Raymond Chandler de hardboiled detectiveroman Ik ben de regen waarin hoofdpersoon Chris Hoop een zelfgekozen leven aan de zelfkant leidt maar smelt bij de glimlach van zijn zoon. Het verhaal is voorzien van de noodzakelijke stereotypen (fatale mooie vrouw, drankverslaving van de detective, drugsmilieu), onwaarschijnlijk veel plotwendingen en natuurlijk geweld. Hoewel van Straten soms weet te ontroeren, komt hij toch niet tot meer dan de uitwerking van die ene basisgedachte: ‘stoere bink smelt door zoontje’ en dat is te mager.

Chris Hoop is een getekend man die na de scheiding van vrouw en kind zijn leven draaglijk maakt met veel drank en lijntjes coke. Die scheiding zat er al aan te komen maar is versneld toen hij zijn carrièreswitch maakte naar privé-detective. Nu resten hem herinneringen en op regelmatige tijden het bezoek van zijn zoontje Gijs.

We treffen Chris in de naweeën van een heftige kater terwijl ex Lisa belt om af te spreken wanneer ze hun zoontje bij hem kan brengen. Zijn deplorabele toestand kan hij niet voor haar verborgen houden, ze raakt hem met ‘woorden als dartpijltjes’, maar hij weet voor elkaar te krijgen dat hij ‘zijn’ dag met Gijs door mag brengen. Net als hij het gesprek met de ex heeft afgerond en fors gekotst heeft, belt zijn opdrachtgeefster Judith Halbraken. Zij heeft een zakelijke ontmoeting voor hem geregeld de volgende dag. Maar dan heeft hij Gijs… Judith eindigt het gesprek weinig behulpzaam: ‘O, en nog iets, Chris. Ik hoop dat je begrijpt dat dit voorlopig je laatste kans is. Zorg dat je het niet verkloot.’

Ai. Verkloten is nou juist hét talent van onze detective. Geheel volgens de verwachtingen maakt hij er dan ook een zootje van. Hij regelt een oppas voor Gijs – Dave, de zwaar getatoeëerde, aan inferieure slash-horrorfilms verslaafde buurman, en gaat naar zijn afspraak met Janssen. Die huurt hem in om zijn vrouw te bespioneren: ‘Goed dan. Het is mijn vrouw. Ze is bij me weg. Ik wil weten wat ze uitspookt. Wie ze ligt te naaien.’

Hoe toevallig: de vrouw in kwestie is Debby, die hij twee avonden geleden tegen het welgevormde lijf liep, waarbij hij net niet tussen haar ‘borsten als kolencentrales’ eindigde. Meteen daarna komt opdrachtgeefster Judith bij hem thuis op bezoek en verdwijnt de nacht in een nevel van bruine rum en sigarettenrook. Chris is de ochtend daarna net genoeg bij kennis om verticaal Lisa te ontvangen en haar Gijs te overhandigen, inclusief zwaar onverschoonde poepluier. ‘Ze was niet boos. Dat maakte me bang. Pas in de deuropening, met Gijs op haar arm en de tas in haar hand, sprak ze. “Zeg maar dag, pappa.”’

Chris zet zijn speurtocht naar Debby voort via de krankzinnigste omwegen, ontmoet gestoorde randfiguren, wordt in elkaar geslagen, veroorzaakt diverse rampen en voelt intussen de liefde voor zijn zoontje opbloeien. Naar welk einde dat leidt mag de lezer ontdekken. Tipje van de sluier: verrassend is het niet. Oorzaak is dat de schrijver de richting waarin hij de hoofdpersoon wil sturen teveel benadrukt, zodat het eindpunt al vanaf grote afstand zichtbaar wordt.

Dat betekent niet dat dit geen onderhoudend boek is. Het is met vliegende vaart geschreven. Er zit humor in. Als je houdt van absurde plotwendingen en Herman Brusselmansiaanse kroegscènes is het zelfs leuk. De film noir sfeer is prima, zie dit beeld dat Chris van een privé-detective heeft. ‘Geparkeerd in een oude Citroën voor een mooi herenhuis in de stromende regen. Sigaret brandend tussen mijn lippen, wachtend op het moment dat de vrouw des huizes de fluwelen gordijnen optrok en ik haar en haar tien jaar jongere minnaar kon vastleggen met de stoffige analoge fotocamera die ooit nog van een Duitse SS-officier was geweest.’

Ook de boodschap is hartstikke goed: liefde overwint onverschilligheid. Dat Van Straten dat meldt in een lekkere, moderne stijl, is meegenomen. Maar het uitdragen van meer dan één basisgedachte zal een volgende roman zeker beter maken.

ISBN: 9789048800995

Sterren: ***

Uitgeverij: AtlasContact

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow.