
Iets teveel van het slechte
Een knoppenkist, een discutabele vreemdeling op de achtergrond en een meisje met een slecht zelfbeeld, dat zijn de ingrediënten van deze trilogie. Een trilogie die langzaam is opgebouwd.
Het eerste verhaal konden we al lezen in 2018: ‘Gwendy’s knoppenkist’. Stephen King was daarmee bezig, maar liep vast en stuurde het verhaal naar collega schrijver Richard Chizmar. Ze werkten wel vaker samen en samen met Chizmar wisten de buddies het verhaal over het meisje Gwendy, dat van een mysterieuze man in het zwart een houten kist krijgt, tot een goed einde te brengen. De houten knoppenkist is het centrum van het verhaal; een soort wensput. De kist geeft chocolaatjes weg en prachtige munten die de eigenaar helpen, maar heeft ook een aantal knoppen in verschillende kleuren waar je beter af kunt blijven. Een nogal absurdistisch uitgangspunt, maar dat voor is King niet weird.
In dit boek heeft Chizmar (en King als over de schouder mee-schrijver) een tweede en derde deel als vervolg op deel één gemaakt. Daarmee is het verhaal over Gwendy opeens een haast niet meer te hanteren zwaargewicht van 651 bladzijden geworden. En een olifant in de kamer: het is een matig boek. (Eigenlijk op het randje van slecht, maar ik geef de oude meester het voordeel van de twijfel)
Waarom en hoezo? Het allereerste probleem is de knoppenkist zelf. Dat is een magisch instrument dat de eigenaar zelfvertrouwen geeft door middel van snoepjes. De gevaarlijke kant zijn de knoppen, die heftige krachten kunnen ontwikkelen. Zo’n deus ex machina is behoorlijk onwaarschijnlijk. De verhalen van King hebben bijna allemaal een onwaarschijnlijk tintje; daarom kan hij ook over geesten, demonen en duivels schrijven. Maar hier is het een (sorry voor het woord) lullige knoppenkist. En zelfs dat is nog overkomelijk, als de rest van het verhaal maar nagelbijtend is. Of dat komt doordat Chizmar de ‘hoofd’schrijver is, durf ik niet te zeggen, maar helaas kom ik nagelbijtmomenten in deze trilogie zelden tegen.
Wat we wel lezen zijn eindeloze lappen tekst. Zoals wanneer de mysterieuze man in het zwart de knoppenkist in deel 1 voor het eerst aan de jonge Gwendy geeft:
“..Je bent fantastisch omgegaan met de kist. Ik weet wat voor last het is geweest, alsof je een onzichtbare rugzak met stenen op je rug meesjouwde, maar weet dat je de wereld een dienst heb bewezen. Je hebt talloze rampen voorkomen. Mensen met kwaad in de zin, een categorie waartoe jij niet behoort, zelfs niet na je experiment met Guyana, want dat kwam simpelweg voort uit nieuwsgierigheid, kunnen onvoorstelbaar veel schade aanrichten met de kist. Wanneer hij echter met rust wordt gelaten, kan hij enorm veel goeds doen.”
Beetje kriebelig, dit. Gelukkig is in de tekst een grappig tegenwicht te vinden: de weinig vleiende Trump-verwijzingen die regelmatig opduiken.
Dan komen we bij ‘Gwendy’s magische veer’, deel 2 van de trilogie. Ze is hier 15 jaar ouder, heeft drie boeken geschreven en begint in de celebraties-kaartenbak te passen. Ze stelt zich kandidaat voor een openbare functie en wordt een ‘congresswomen’. De knoppenkist is er nog steeds op de achtergrond, of beter gezegd, in een donker hoekje van haar kast weggestopt. Haar leven wordt gedetailleerd maar voortkabbelend, met alweer weinig opwindende uitweidingen beschreven.
Dat is vreemd, want in de verantwoording meldt Chizmar: “En tenslotte ben ik mijn vriend, Stephen King, oneindig dankbaar, niet alleen voor het ruimhartig en grondig redigeren van Gwendy’s magische veer, maar ook voor het vertrouwen dat hij mij heeft geschonken door terug te keren naar Castle Rock en Gwendy Petersons (zoals ze inmiddels heet) leven.” Je zou denken dat King wat peper en zout aan het verhaal toevoegde, maar daar is niets van te merken. Zodat het een verademing is als we op bladzijde 350 deel 3 ingaan: ‘Gwendy’s laatste taak’.
Dit derde verhaal gaat letterlijk sky high in de overdrive. Het is 2026. Zes mensen gaan met een Elon Musk-achtige ruimtereisaanbieder de atmosfeer uit. Gwendy is nu 64 jaar: “…en over iets minder dan een uur zal zij de eerste zittende Amerikaanse senator zijn die de ruimtereis gaat maken naar het nieuwe MF-I-ruimtestation. Voer voor een flauw grapje: “(Onder Gwendy’s politieke leeftijdgenoten bevinden zich cynici die het leuk vinden om te zeggen de MF staat voor een bepaalde incestueuze handeling, maar in werkelijkheid staat het voor ‘Many Flags’.)”
Gwendy heeft hier te maken met één van de medepassagiers, Gareth Winston, een soort Trump. Hij is ongelooflijk rijk, dik, bot, ongemanierd en gevaarlijk. Daar komt bij dat ze met z’n zessen in een te kleine ruimte zitten en de spanningen oplopen.
Maar meer nog heeft ze last van haar geheugen. Dat brokkelt in rap tempo af; ze zal spoedig nauwelijks meer coherent kunnen denken. Geen prettige gedachte daar in de ruimte.
Tenslotte draagt ze ook nog een zware steen op haar rug door de knoppenkist. Die heeft ze natuurlijk meegesmokkeld het ruimtevaartuig in, en al even natuurlijk weten meer mensen die haar willen schaden, daarvan.
De plot is spannend zoals het hoort, maar toch ook best voor de hand liggend. Nee, ik zal hem niet onthullen. Lees het boek vooral zelf – ik hoor graag of je een betere ervaring hebt.
ISBN: 9789049204815
Sterren: **
Uitgeverij: De Boekerij
Ook verschenen op Bazarow