Monique van der Zanden – De Groene Strijders

Toneellezen, of theaterlezen, biedt een andere vorm van samenlezen, zegt uitgeverij Zwijsen. Die maakt vooral boeken die in de klas gebruikt kunnen worden, en dan is een serie als Toneellezen eigenlijk heel logisch. Toneellezen is volgens de uitgever razend populair op scholen doordat je eigenlijk een toneelstukje opvoert. Kinderen kiezen een rol en lezen samen hardop de dialogen voor.

Monique van der Zanden

Per hoofdstuk zijn er dan ook altijd minstens twee personages aan het woord; als je wilt kunnen anderen de (blauwe) inleiding en de cursieve tussenstukjes lezen.
Dat vraagt om een goede uitleg.

Het deel De Groene Strijders gaat over milieuproblematiek. We maken kennis met de Groene Strijders, en we hoeven niet uit te leggen waarom ze die bijnaam hebben gekregen: “de Groene Strijders willen dat Warenhuis Bollema zich inzet voor een groene toekomst. Directeur Bollema is razend, maar zijn zoon Lexus snapt de Groene Strijders wel. Hij bedenkt een fantastisch plan… Hoi, ik ben Lexus en dit is mijn robotje Teezer. We beleven maffe avonturen in het warenhuis van mijn familie. Lees dit boek hardop, samen met iemand anders. Verzin passende stemmetjes.

ISBN: 9789048754724

CPNB

Ook verschenen op Boekenkrant 

Elin Meijnen -De blauwevinvistemster

Ontluikende liefde op het strand

We gaan met zomervakantie op Terschelling, of beter: hoofdpersonage Monica gaat logeren op dat eiland. Dat doet ze elk jaar bij opa en oma. Oma Greetje heeft een theetuin die wel wat hulp kan gebruiken, en opa Dries een werkplaats waar ook altijd iemand een handje kan toesteken. Een ontspannen vakantie dus, denkt Monica, maar het vakantietripje loopt uiteraard uit op iets totaal anders.

De start van het verhaal is ook de start van het boek. Monica pakt de trein naar Enkhuizen. Een beetje nerveus op het drukke station hoort ze ook nog dat haar intercity vertraging heeft. Niets nieuws voor ervaren treinreizigers, maar in haar hoofd start het doemschema:

“Monica pakt haar telefoon en kijkt naar de reisplanner die ze als link heeft opgeslagen. Als ze in Hoorn is, heeft ze maar zes minuten om over te stappen. Met vijf minuten vertraging wordt dat spannend. Zal ze papa appen om te overleggen? Nee.”

Zo komt Monica aan de titel die ze op het boek heeft: ze is een Blauwe Vinvis Temster. Die titel verzon haar moeder toen ze een fotoboekje maakten. Met vragen als: Wat wil Monica later worden? Ze zit dan bij mama op schoot en lezen een boek “De blauwe vinvis” en haar moeder schreef toen op wat Monica wilde worden: een blauwevinvistemster.

Elin Meijnen beschrijft perfect de gevoels- en beleefwereld van een puber. Zelfverzekerd maar eigenlijk onzeker, en onbezorgd op reis naar het eiland maar toch spannend. Er staat een uitgebreid doem- en volwassenwordings-scenario voor de arme Monica klaar.

Er gaat van alles mis. De treinvertraging kennen we al, maar als Monica bij oma komt en haar gaat helpen bij haar theetuin, beginnen de rampen zich te ontwikkelen. Een tweede horde is opa. Hij is oud maar eigenwijs en maakt nog altijd zware dingen in zijn werkplaats, die ook verplaatst moeten worden. Een klein foutje is daarbij fataal; stel je voor dat hij uit een boom valt. Precies. 

Maar de grootste schok (lijkt het eerst te zijn) is de groep jongeren waar Monica mee in contact komt. Met gretige ogen ziet ze hoe de jongeren op het strand chillt, feest en nachten doorhaalt. Als ze vragen hoe oud ze is, liegt ze over haar leeftijd. De lokroep van onbezorgd op het strand liggen, onbekende drankjes drinken en misschien zelfs tegen een leuke jongen praten, mist de uitwerking niet.

Meijnen hanteert precies de goede taal om de jongeren overtuigend tot leven te laten komen. Ook de verlegen en onhandige pogingen om contact met elkaar te maken zijn levensecht – en leuk om te lezen. Een realistisch verhaal met – zoals het hoort – een knallend eind.

ISBN: 9789025888688

Uitgeverij Leopold

Ook verschenen op Boekenkrant 

A.L. Snijders – Zeer kort

Zeer kort

Erudiete parels

Voor wie A.L. Snijdes niet kent: zijn forte is het ZKV, het Zeer Korte Verhaal. In die niche excelleert hij met rake observaties, absurde onderwerpen, gekke figuranten en een ruime dosis zelfspot.

Zijn echte naam is Peter Müller (1937-2021), een naam lukraak uit het telefoonboek geplukt toen hij in de jaren tachtig een pseudoniem nodig had om zijn eerste columns te publiceren.

Als grondlegger van een geheel op zichzelf staand genre werd hij in beperkte kring wereldberoemd. Zijn columns zijn kort, zeer kort zelfs, maar in die begrensde ruimte schrijft Snijders fors van zich af. Veel onderwerpen lijken eerst alledaags, maar allengs lezend dringen ze bij de lezer binnen als kern van de zaak, een kern die vaak ergernis en/of verwondering van de schrijver oproept. Een vrolijk vileine tongue-in-cheek humor doordrenkt die ZKV’s, met een aantal wendingen in het verhaaltje die de onderliggende eruditie van de schrijver subtiel benadrukken, en veelal een laatste onverwachte afsluiter.

A.L. Snijders

De ZKV’s zijn buitengewoon uiteenlopend en losstaand van elkaar, zowel in onderwerp als stijl, maar zijn altijd (bij mij althans) goed voor een glimlach. Een lukraak voorbeeld van één zo’n ZKV in deze bundel:

Tutoyeren

Een grote tafel in een Amsterdams café. Iemand vertelt een grap. Een meisje maakt kennis met een oudere heer.hij vraagt of ze een keertje samen zullen gaan eten. Ze stemt toe. Hij vraagt: ‘En zullen we elkaar dan ook tutoyeren?’

Ze vertelt haar moeder van de afspraak en vraagt wat tutoyeren betekent. Die antwoordt: ‘Ik weet het niet, maar ik zou in ieder geval schoon ondergoed aandoen.’ De tafel lacht, een leuke mop. Eén man lacht niet. Ik vraag hem later waarom niet. Hij zegt dat de moeder gelijk heeft, tutoyeren is een gepunt woord. Woorden zijn natuurlijk in de eerste plaats betekenisdragers, maar ze hebben ook een vorm, die onafhankelijk is van de betekenis. De eerste twee letters van tutoyeren hebben samen een scherpe, penetrerende vorm. Nou ja, dan zijn we er, penis, penetreren, de moeder gaf haar dochter een praktische raad, niets om te lachen. Ik ben onder de indruk en vraag hoe hij deze dingen weet. Het etymologische woordenboek, zegt hij. Thuis kijk ik het na, het is onzin, penis en penetreren hebben niets met elkaar te maken, etymologisch tenminste – hij had gewoon kunnen lachen.

Voila. Deze dundrukbundel (prachtwoord) met de beste ZKV’s is samengesteld en uitgeleid door Arjen Lubach. Uitgeverij van Oorschot drukte het kleinood. Het is een boek als een koektrommel: met mate consumeren, maar wel genieten van elke hap.

ISBN: 9789028252172

Uitgeverij Van Oorschot

Ook verschenen op Boekenkrant 

Rob Koops – De complotgrot

Rob Koops – De Complotgrot 

Een ander deel uit de Toneellezen-serie van Zwijsen is De Complotgrot, geschreven door Rob Koops.

Rob Koops 

Met wat begeleiding kan De Complotgrot goed voorgedragen worden door twee lezers/sprekers. Dan is het verhaal ook spannend, want hoofdpersonen Stevie en Arthur sluipen stiekem weg tijdens een schoolreisje in de Vughelse Grotten. Daar beginnen ze hun zoektocht naar de enige echte Complotgrot, waar alle complotten van de héle wereld zouden worden bedacht. Lukt dat, of verdwalen ze reddeloos?

Nagelbijtende spanning voor de lezers.

ISBN: 9789048754731

Zwijsen Toneellezen

Ook verschenen op Boekenkrant 

Konstantin Paustovski – De gouden roos

Een kleurrijk wereldbeeld

Dit boek is geen ‘normale’ literaire fictie. Het is een curieuze mix van fictie en non-fictie, ingeleid, verklaard, geciteerd en op sommige plekken geschreven door de man hierboven. We volgen de voetsporen van Paustovski, het ontstaan en de vorming van zijn schrijverschap, voorbeelden van reisverhalen die hij op papier zette. Daarnaast lezen we over zijn vele reizen naar de uithoeken van de Sovjet-Unie, de ontmoetingen die hij had met zeer uiteenlopende mensen die hem weer inspireerden tot nieuwe teksten. Dit is het verhaal van De Gouden Roos.

Verklaar die titel, zou een leraar Nederlands zeggen. Oké: een vuilnisman in Parijs maakte elke dag de werkplaatsen van de juweliers schoon en zeefde zijn geveegde gouden afval. Tot hij genoeg ‘afval’ had verzameld om er een gouden roos van te maken. Mooie metafoor voor het ontstaan van dit boek.

Konstantin Paustovski

Paustovski zegt er zelf van:  “Veel in dit boek is fragmentarisch en misschien onvoldoende duidelijk uitgedrukt. Veel kan als aanvechtbaar worden beschouwd. Dit boek is geen theoretisch onderzoek en ook geen handleiding. Het zijn gewoon notities over mijn opvatting van het schrijverschap en hoe ik dit ervaren heb.”

Zeer juist geformuleerd door de oude meester. De man maakte nogal wat mee: ziekenverzorger in de Eerste Wereldoorlog, de terugtocht van het Russische leger door Polen en Wit-Rusland, oorlogscorrespondent in de Tweede Wereldoorlog. In dit boek vind je de achtergronden van Paustovski’s roeping tot schrijver en hoe zijn verhalen tot stand kwamen. Dat gebeurde vaak onderweg – per stoomboot of vrachtwagen liep hij tegen de meest uiteenlopende figuren aan.

Zo ontmoet hij mede-schrijver Boenin, wiens notities én de treinreis zijn fantasie op een hoger niveau brengen. Ze praten over kleur: “Al deze notities getuigen van Boenins bezeten liefde voor het leven. Kijkend uit een treinraam naar de uitwaaierende rook van een locomotief zei Boenin: ‘Wat ben ik blij dat ik besta. Al zou ik alleen maar deze rook en dit licht zien, meer niet. Als ik geen handen en voeten had en alleen maar op een bankje kon zitten kijken naar de ondergaande zon, dan zou ik daarmee nog gelukkig zijn. Niets verschaft zoveel genot als kleuren. Ik ben gewend goed te kijken. Deze kunst heb ik geleerd van de schilders… Dichters kunnen geen herfst beschrijven omdat zij de kleur en de lucht niet afschilderen. Fransen en Heredia en Leconte de Lisle hebben in de kunst van het beschrijven een zeldzame perfectie bereikt.’”

Dat bereikt Paustovski op zijn beste momenten ook. Hij is in Odessa als de oorlog net is losgebarsten, juli 1941: “In de eerste dagen van de oorlog hadden de inwoners van Odessa hun witte huizen ingesmeerd met een dikke brij (in het boek staat abusievelijk brei, sorry corrector) van in water opgelost roet. Men vond dat zwarte huizen vanuit de lucht minder opvielen van witte.”

Meer dan deze fragmenten kan ik u niet bieden, waarde lezer. Er zit maar één ding op: lezen dat boek.

ISBN: 9789028252134

Uitgeverij van Oorschot

Ook verschenen op Boekenkrant 

Ruta Sepetys & Steve Sheinkin – Het raadsel van Bletchley Park

Breek de codes of je geest wordt gebroken

Het is zomer, 1940. Jakob en zijn eigenwijze zus Lizzie zijn begonnen aan de vreemdste opdracht uit hun leven: codes ontcijferen. Codes die de Nazi’s gebruiken om hun berichten door te sturen. Codes die niemand anders kan lezen of begrijpen, die belangrijk zijn voor het verloop (lees: winnen) van de oorlog. De Tweede Wereldoorlog, je kent hem wel.

Het begon toen de Engelsen de codes van de Duitsers wilden vertalen. Dat vertalen, of ontcijferen, lukte niet met de gewone codebrekers. Maar Jakob en Lizzie zetten hun bijzondere talent in en proberen toch de codes te kraken. Dat gaat beter dan gedacht.

Ruta Sepetys en Steve Sheinkin zetten het verhaal levensecht neer. De dreiging van de oorlog, de haast om de Duitsers voor te blijven, de druk om de opdracht tot een goed einde te brengen, geven het verhaal urgentie. Want codes zijn niet voor niks codes: je moet over wiskundig talent beschikken om die te kunnen kraken. Jakob en Lizzie vinden dat een uitdaging, zeker als ze de machine ontdekken die de Duitsers gebruiken om hun codes te versturen, de Enigma:

“Ze staan de Enigma nog steeds te bekijken. Proberen te bevatten dat dit cryptische apparaat de afloop van de oorlog zou kunnen bepalen.

‘Mooi, op zijn eigen manier,’ zegt John. Hij heeft een Iers accent. ‘Elegant.’

‘Vind je?’ vraagt Beryl. ‘ Ik wilde ‘onheilspellend’ zeggen.’

‘Elke keer dat ik naar de Enigma kijk, zie ik marcherende nazi’s. Ik zie Hitler met zijn tandenborstelsnor en zijn haar dat voor zijn ogen valt, aan het razen en tieren. Het is volkomen onredelijk. Dat ding is een verzameling toetsen, draden en lampjes, aangedreven dooreen batterij. Een hersenloze machine.

Op het eerste gezicht lijkt de Enigma op een schrijfmachine. Hij heeft een toetsenbord met zesentwintig letters, maar er is geen gleuf voor papier. Wel zit er boven de toetsen een bord met lampjes: zesentwintig ronde raampjes, elk met een letter, in dezelfde volgorde als het toetsenbord.

“Ik druk op de D op het toetsenbord. Op het lampjesbord licht de I op. Ik druk op E, en W licht op.

‘Dat is alles wat de Enigma doet, zeg ik. ‘Hij is niets meer dan een slimme manier om de ene letter in een andere te veranderen.”

Een goed leesbaar verhaal dat een essentieel onderdeel van de 2e Wereldoorlog laat zien. De Duitse agressor dacht een goed versleutelde codemachine te hebben, die niemand kon kraken. Helaas voor hen was er een groep getalenteerde mensen (en kinderen) in Engeland die dat wel deden. Omdat zij de code wisten te kraken, vertraagden ze de Duitse oorlogsmachine. Jacob en Lizzie wisten met hun hersens de Enigma te overtroeven. En belangrijker: met dat resultaat de vijand te verzwakken, zodat de oorlog uiteindelijk tot een einde kwam. Mooi, goed verteld verhaal met een happy ending.

ISBN: 9789464842401

Uitgeverij Sylvester Strips

Ook verschenen op Boekenkrant en op TikTok

Alex Boogers en Renate Dorrestein – Buitenstaanders in brieven

Mopperen in de marge

Een nieuw deel in de illustere privé-domein reeks is altijd een feestje. Niet alleen omdat de reeks vaak verrassende feiten over schrijvers naar boven haalt. Ook niet doordat de inhoud van het gebodene altijd een zelden gadengeslagen tekst (brief, schotschrift, boek, pamflet, feuilleton) het licht laat zien, maar ook, vooral omdat het mooie boeken zijn.

‘Mooi’ is een vaag belicht kriterium: een boek moet smoel hebben, identiteit, kleur, signatuur. En niet de minste eis: het moet body hebben, een klap voor je kop geven, teksten bieden die je bijblijven.

Dat gebeurt in deze briefwisseling tussen Boogers en Dorrestein. Bij de briefwisseling tussen genoemde schrijvers valt één ding snel op. Ze mopperen een beetje. Over kritiek: de critici zitten er ook vaak naast, ze voelen zich aan de kant gezet, minder gewaardeerd misschien, als twee buitenstaanders. Een typering die de oplettende lezer al in de titel had kunnen waarnemen.

Interview Renate Dorrestein

Renate Dorrestein

Terecht of niet, dat laat ik aan de corresponderenden zelf. Maar voor de argeloze savoureur van dit boek die zijn achterwerk net genietend in de oude leunstoel heeft gedraaid, een glaasje oude port op het glazen tafeltje heeft geplaatst en begint te lezen is het onnegeerbaar: dit gaat niet louter mooi weer worden. Er wordt met scherp geschoten, maar niet op elkaar. Meer op de buitenwereld, lees: hoe daarin met schrijvers wordt omgegaan. Beide auteurs hebben daar interessante ervaringen mee met een hoog anekdotisch gehalte.

Alex Boogers

Extra sjeu geven de privémeningen die ze bijvoorbeeld in deze woordenwisseling over ‘intellectuelen’ aan elkaar doorgeven:

“’Van Renate Dorrestein, Aerdenhout, vrijdag 24 februari 2017, 17:34 uur.

Aan Alex Boogers

Lieve Alex,

Verbaas jij je er ook altijd zo over dat mensen die zichzelf graag intellectuelen noemen, doorgaans heel meesmuilend doen als het over een opperwezen en over geloven gaat? Dat is iets voor halvegaren en vooral voor ééncelligen, vinden zij. Wie nadenkt, gelooft niet!

Ik ben katholiek opgevoed, heb zelfs nog op een nonnenschool gezeten en ging iedere week vurig biechten..’”

“’Van Alex Boogers, Vlaardingen, maandag 6 maart 2017, 18:25 uur.

Lieve Renate,

Zou het te maken hebben met het idee dat de intellectuelen zich vaak een god wanen, niet eens in het diepst van hun gedachten, maar opzichtig en heel theatraal, graag trommelend op de apenrots van de intellectuele hiërarchie? Ik weet zulke dingen allemaal niet, want ik kom van de straat, hè. Een volkse jongen, maar toch altijd goedgekleed, al zeg ik het zelf. Mijn moeder zei: ‘De armoede hoeft niet aan je te kleven.’”

ISBN: 9789029554459

Uitgeverij: Arbeiderspers – Privédomein 

Ook verschenen op Boekenkrant 

Maren Stoffels – Nog 27 dagen leven

 

Langgerekt sterven

Een prachtboek is het. Mooie omslag, hardcover versierd met bloemmotieven die ook op de zijkant van de bladzijden zijn gedrukt, en stemmig grijsblauwe kleuren. Op de voorplaat zien we een raam met uitzicht op een Amsterdams uitziende rijtje huizen. Dat is de setting van deze waargebeurde geschiedenis.

De fraaie verpakking onthult een triest verhaal: het sterven van Lissa:

“Maren Stoffels verloor in 2019 haar beste vriendin Laura. In 27 dagen – het aantal dagen dat Laura nog te leven had – schreef Maren een boek dat onder je huid en in je hoofd en hart gaat zitten.”

Dat gegeven wringt bij mij een beetje. Stoffels maakt een soort schriftelijk monument van haar stervende vriendin, wat heel mooi is, maar ook iets macabers heeft. De lezer wordt wel heel dicht op het stervensproces geduwd. Aan de andere kant gaat het juist om dat oneerlijke, onomkeerbare, nare doodgaan waar ze beiden mee moeten dealen. Ellen van binnenuit en Lissa vanaf de buitenkant.

Maren Stoffels

Een vrolijker aspect is dat Lissa in het boek een ruilhandel opzet. Ze ruilt elke keer iets (kleins, om mee te beginnen) voor iets groters, op weg naar een waardevol cadeau. Dat, gecombineerd met de 27 dagen in de titel, geven een extra tikje op je schouder; weet dat het leven eindig is, het kan zo afgelopen zijn. Intussen doet Lissa haar best om optimistisch te blijven:

“Ellen heeft gehuild, ik zie het aan haar rode ogen. De make-up die ik zo zorgvuldig heb aangebracht, is weg. Tenminste, voor het grootste deel. Haar huid is rood en geïrriteerd.

‘Wat is er gebeurd?’ vraag ik.

Ellen sluit de schuifdeuren achter zich. ‘Waarom loog je tegen me?’

‘Hé? Waar heb je het over?’

‘Je zei dat ik er goed uitzag!’

‘Dat was toch ook zo?’

‘Hoezo dan?’ Ik krijg het ineens benauwd. Heb ik de make-up verkeerd aangebracht? Misschien is de boek gaan uitlopen en heb ik dat fixeren niet goed gedaan.

‘Ik was in de badkamer,’ begint Ellen. ‘En toen zag ik wat je met me had gedaan …’

‘Wat dan?’

‘Ik zag eruit als iemand anders!’

‘Maar..’ Ik snap er niets meer van. ‘Dat wilde je toch?’

Er valt een stilte. Ellens gespannen schouders zakken langzaam naar beneden.

‘Toch?’ Ik kijk haar aan. ‘Wat was er dan mis?’

‘Ik …’ Ellens ogen lopen vol tranen. ‘Ik herkende mezelf niet meer… Ik dacht dat ik dat wilde, maar het was doodeng.’

Ik wil zeggen dat het me spijt, maar het lukt me niet. ik wilde Ellen helpen, maar het voelt alsof ik haar iets vreselijks heb aangedaan.

‘Ik zit voor eeuwig aan dit gezicht vast, hè?’ Ellens adem stokt.

‘Ja,’ zeg ik alleen maar. ‘Gelukkig wel.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Ik zou je niet anders willen kennen,’ zeg ik. ‘De make-up was mooi, maar het was niet jij.’

Voor het eerst verschenen op Boekenkrant 

Sterren: ***

ISBN: 9789025887971

Uitgeverij Leopold

Dr.Maggie Aderin-Pocock – Ben ik gemaakt van STERRENSTOF?

Wetenschap maar dan leuker

Anna Grimbrère, onze nationale wetenschapper voor alle te ingewikkelde vragen op tv, schrijft in haar voorwoord:

“.. destijds had ik graag een boek gehad zoals dit. Want op de vele vragen die ik had, wisten mijn ouders het antwoord niet. Er was toen ook – dat kun je je nu misschien bijna niet voorstellen – geen internet op het even op te zoeken! Geen Google, geen Wikipedia en geen YouTube… “

Nu hebben we dat allemaal dus wel, beste jonge onderzoekers. Maar zo raar als het klinkt, ook met online zoekmachines kun je niet altijd alles vinden wat je zoekt. Dit boek is verdeeld in drie grote hoofdstukken: Hoofdstuk 1: De Grote Dingen (zwarte gaten, de oerknal), Hoofdstuk 2: ons zonnestelsel en Hoofdstuk 3; mensen in de ruimte en toekomstige reizen door de kosmos.

Om te zien hoe dat werkt, heb ik hieronder drie random vragen uit het boek geplukt. Voor jullie gemak heb ik die antwoorden erbij gezocht. Maar wel eerst zelf gokken hè?

1.“Wat gebeurt er als je in een zwart gat valt?

2.Kun je planten kweken op andere planeten?

3.Kan ik mijn telefoon in de ruimte gebruiken?”

1.“Als je in een zwart gat valt, voelt elk deel van je lichaam de enorme zwaartekracht. Maar als je met je voeten vooruit valt, is de zwaartekracht sterker aan je tenen dan aan je hoofd. Je wordt uitgerekt alsof je een heel lange pastasliert bent (pijnlijk!). De Britse Astronoom Sir Martin Rees beschreef dat als ‘spaghettificatie’.”

2.“Op de planeet Mars zou je om planten te kweken, dat in een kas moeten doen. Met kunstlicht, mest en water natuurlijk.”

3.“Niet met een gewone telefoon, want die maken verbinding met zendmasten op aarde. Maar als je 400 kilometer boven de aarde in het International Space Station (ISS) bent, werkt je normale telefoon zeker niet!”

Je ziet het: grappige, vreemde en soms ronduit ongelooflijke verklaringen voor simpele vragen. Als je nieuwsgierig bent, of gewoon iets anders dan anders wilt lezen, zet dan dit boek in je kast. Het is een kennisbom van 120 pagina’s.

Geen vraag zo vreemd dat je hem niet kunt stellen. Dat ongeremde vraag- en antwoordspel is het hart van dit boek. Je kunt het doorlezen en de leuke en gekke kennisfeiten in je geheugen opzuigen. Zoals de titelvraag: “Ben ik gemaakt van sterrenstof?” Vind je antwoord, speurder!

ISBN: 9789464713244

Noordboek

Ook verschenen op Boekenkrant 

Imme Dros & Harrie Geelen – Reinier

Verdraaid leven

Een zachtgeel lief dun boekje ligt voor ons. Op de cover de titel ‘Reinier’ met daaronder niet de minste namen: Imme Dros en (tekeningen van) Harrie Geelen.

Van de achterflap komen we te weten dat Reinier de grote broer is van Niels, en ook zijn grote voorbeeld. Als Niels gepest wordt, komt Renier hem helpen. Maar waarom ligt Reinier dan ’s nachts in bed te huilen? …

“Na het ontbijt neemt pap ons mee naar buiten,

naar een terras waar verder niemand zit.

Geen wonder, want het regent en het waait.

De zee is grauw, de branding oorverdovend.

Daar zegt pap eindelijk waar het om gaat.

‘Reinier voelt zich geen jongen maar een meisje.

Dat was voor mam en mij nogal een schok…’

Wat hij daarna nog meer zegt hoor ik niet.”

Imme Dros en Harrie Geelen

De grofkorrelige tekening op de voorplaat werpt al een schaduw vooruit. Op een schommel die aan beangstigend dunne touwtjes bengelt, zit een figuurtje. We gokken dat het Reinier is. Zijn hele houding drukt neerslachtigheid uit, en de in de lucht hangende schommel versterkt dat met afzondering, eenzaamheid.

Moeilijk woord

Het woord dat we niet meer mogen bezigen van onze nieuwe Amerikaanse President hangt samen met de schommel boven dit verhaal: transgender. Even in grotere letters: TRANSGENDER, mocht de briljante leider het niet direct begrijpen.

In korte teksten komt de geschiedenis van Reinier voorbij. Steeds met een krachtige tekst van Imme Dros gekoppeld aan een prachtige tekening van Harrie Geelen. De tekening bovenin de pagina en de tekst van het personage eronder. Ik noem er eentje, niet willekeurig:

“Reinier? Reinier, mijn broer, mijn held, een meisje?

Reinier? Voor zelfs Max van Dalen bang is?

Ik kijk met grote ogen naar Reinier.

Reinier kijkt niet naar mij. Er komt een ober.

We moeten zeggen wat we willen drinken.

De ober brengt iets wat we laten staan.

Nu ik ook mee mag praten, praat ik niet.

Nu ik het weet, wil ik het niet meer weten.”

ISBN: 9789045131047

Uitgeverij Querido

Ook verschenen op Boekenkrant