Recensies van actuele boeken

Johan Andersen – Dodenstoel

Een volleerd debuut

En toen was er dit dikke boek, met het prettige woord ‘thriller’ op de voorpagina, waarboven de niet te missen titel “Dodenstoel” in blokletters dreigend hangt, en op de achtergrond de schokkende foto van een elektrische stoel. Subtitel: “Pas als mijn wraak compleet is, stop ik met moorden …” Het is een debuut van een zekere Johan Andersen, Nederlands auteur.

Laten we de eerste zin eens bekijken.

“Hamer hield er niet van om ’s ochtends vroeg uit bed gebeld te worden nadat hij net was teruggekeerd van een lange en vermoeiende missie in het buitenland, en zeker niet op zondagochtend.” Dat is een verdraaid goeie eerste zin die van alles oproept.

Eerst de naam ‘Hamer’, die klinkt als iemand met een harde kop, een onverzettelijk karakter, een doordouwer, een man die dingen voor mekaar krijgt.

Dan die ‘lange en vermoeiende missie in het buitenland’. Welk buitenland, wat voor (geheime?) missie, commando, paratroeper, actieheld?

Dan ‘Hamer hield er niet van om ’s ochtends vroeg uit bed gebeld te worden…’, die gemoedstoestand wijst op balsturig-, koppig-, dwarsig-, eigenwijsheid, en een meer dan normale drang om zelf zijn zaakjes te regelen.

Dan ‘en zeker niet op zondagochtend.’ Die informatie zet een virtueel uitroepteken achter het karakter van deze Hamer. Vanwege die zondagochtend is hij pissig, en dat is geen goed nieuws. Hij is namelijk het soort man dat je beter op geen enkele ochtend pissig kunt maken. Anders zul je het bezuren.

Zoveel informatie alleen al door die ene zin, informatie die op alle punten veelbelovend is. Dan kan de rest van het verhaal alleen maar slechter worden, toch? Nee. Andersen grijpt de lezer bij haar/zijn revers en laat niet meer los. Als een pitbull sleept hij ons het verhaal in, dat kwalitatief prima is.

Hamer is gebeld om hulp te bieden bij een onderzoek naar een gruwelijke moord. Een man hangt aan een touw in de woonkamer, zijn keel doorgesneden. Zijn vrouw ligt dood op bed en in een kledingkast hield een jongen zich verscholen die getuige is geweest van deze slachting.

De moordenaar is een brutaaltje. Hij (of is het een zij?) tart de politie met een brief, die een website onthult waarop levensgroot de elektrische stoel (van de voorpagina) staat, met de boodschap die hierboven in de eerste alinea staat. Het is duidelijk, de moordenaar heeft een lage dunk van de politie; hij daagt hen uit om hem op te sporen. Dat gaat Hamer dus doen, samen met Neli Panka, inspecteur bij afdeling Zware Criminaliteit en gespecialiseerd in de psychologie van seriemoordenaars.

Op jacht gaan ze, maar zo voorspoedig gaat dat niet. Integendeel, de moordenaar is de twee speurders steeds een stap voor. Hamer en Neli moeten alle zeilen bijzetten om zelfs maar in het voetspoor van de geslepen seriekiller te blijven, laat staan hem/haar in de kraag te vatten. Het is nog erger: de killer draait de zaken om en de speurders moeten gaan vrezen voor hun eigen leven.

Andersen brengt het allemaal op de toon van een ervaren avonturenbouwer, een thrillerschrijver die laten we zeggen, zijn zestiende boek schrijft. Alleen is dit zijn debuut. Een debuut dat de lezer de hele lange weg van het opsporen van de slechterik bij de les houdt, met spanning en verrassende wendingen overgiet en ook nog meeneemt in een plausibel verhaal. Een hele prestatie voor een debuut. Hier gaan we meer van horen.

ISBN: 9789402702712

Uitgeverij: HarperCollins

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Rob Barnhoorn – Toonder vertaald

Hoe vreselijk is dit alles

Er is een kans dat u bij deze bespreking uitkomt omdat u nieuwsgierig bent geworden na het lezen van deel 1 van deze miniserie: Maanlicht op het laar. Het kan ook dat u op eigen kracht hier terecht komt. In beide gevallen gefeliciteerd. U kunt nu nog dieper doordringen in de nieuwsgierig makende wereld van waarschijnlijk Nederlands grootste taalkunstenaar: Marten Toonder.

Wel een soort van waarschuwing vooraf: dit tweede deel richt zich op een zo mogelijk nog specifieker onderdeel van Toonders virtuositeit. In deel 1 zocht Barnhoorn naar de herkomst van veel wonderlijke woorden in de Bommelsaga. Hier gaat hij in op het vertalen van de kleurrijke taal en de schier onneembare hobbels die dat oplevert.

Barnhoorn neemt een aantal verhalen onder de loep die vertaald en gepubliceerd zijn in het Duits, Fries, Gronings, Twents, Latijn en Spaans. Ook laat hij zien wat het betekent om Toonders beroemde verhaal De bovenbazen – Los Altos mandos in het Spaans of Fries om te zetten. Dat omzetten vereist een voor de leek fantasmagorisch detaillisme:

“In De Bovenbazen introduceert de auteur een aantal prachtige termen om de verstoring van het natuurlijk evenwicht weer te geven. … bepaalde plaaginsecten, ‘gele nerfknagers’, krijgen de overhand. Als gevolg daarvan gaat alles naar de ‘vernerving’.

De Friese vertalers hebben deze Toonderterm vernuftig in het Fries vertaald, door het bestaande werkwoord ferrinnewearje (vernielen) te combineren met ribbe (nerf) tot een nieuw woord: ferribbenearje (vernerven).

Het woord ‘nerfknager’ wordt vertaald met ribbebiter. In het Spaans, Engels en Latijn blijken nerfknager en vernerving ook goed vertaalbaar:

Origineel       de gele nerfknager                        gaat naar de vernerving

Fries               de giele ribbebiter                           wurdt ferribbeneare

Duits              der gelben Nervsäger                    verfällt dieser Zernervung

Spaans          los mordihules amarillos               va a agorgojarse

Engels           these yellow nerve-gnarves         is going tot he gnawers

Latijn              istos flavos nervivoros                   vervivorabuntur”

Zo staat dit grappige boekwerkje vol met typische vertaalproblemen, daarmee voortdurend eer betonend aan taalkunstenaar Toonder. Die produceerde decennialang zijn Bommelverhalen voor kranten, werk dat een strakke deadline vereist. Des te meer respect, om onder die tijdsdruk toch de fantasiewoorden te creëren die gevoelsmatig precies de goede emotie bij een situatie uitdrukken. Maar goed, dat Marten Toonder een creatief van de buitencategorie is, wisten we eigenlijk al.

3 sterren

  • 9789492840042 
  • Uitgeverij Personalia 
  • 176 paginas

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Rob Barnhoorn – Maanlicht op het Laar

Als u begrijpt wat ik bedoel

‘Taal en wereld van de Bommelsaga – deel 1’ is de ondertitel van dit eigenzinnige werkje. Eigenzinnig omdat het zich richt op een specialistische wereld: de taal van Marten Toonder. Wie? Als die naam je niks zegt, ben je waarschijnlijk jonger dan 40, of je houdt niet van stripverhalen. Geeft niks – voor de durfals onder jullie die iets nieuws willen proberen én voor de oudjes die de geweldige Bommelverhalen nog via de papieren courant hebben verslonden: dit boek gaat over die verhalen.

Met name over de taal waaruit die verhalen opgebouwd zijn, dat is de taal die onder de plaatjes stond. We hebben het over flamboyant, exuberant, zeer beeldend gegoochel met woorden dat Marten Toonder hanteerde om de avonturen van zijn getekende figuren te ondersteunen. En met succes.

Rob Barnhoorn kijkt in dit eerste boek (het tweede deel is Toonder vertaald) naar Toonders taalvirtuositeit en zijn denkwereld. Hij laat zien hoe die taal aan zijn rijkdom komt en benoemt de invloeden uit mythologie, psychologie, magie, fantasy, astrologie en religie.

Bij het lezen komt direct het specialistische dat een vertaler zoals Barnhoorn eigen is, om de hoek kijken. Barnhoorn ontleedt tot in het kleinste detail taalsegmenten. Dat gaat ver: van wetenschapper ‘stadsfenomoloog’ Professor Prlwtzkoski zet hij eerst de door Toonder gebruikte fantasiewoorden op een rij. Daarachter de Duitse woorden die Toonder als voorbeeld had, daarna de verbasterde, en daarachter de betekenis. Klinkt dat bijna obsessief gedetailleerd: dat is het ook, maar voor een juiste omzetting onontkoombaar.

Een voorbeeld van zo’n detaillistische benadering is het uitdiepen van de term “Maanlicht op het laar”:

“De maan, een hemellichaam dat van oudsher een zeer belangrijke rol speelt in de wereldmythologie, verschijnt in de Bommelsaga als:

  • Sfeervol natuurverschijnsel: Een kromme maan rees boven de torens van Bommelstein en wierp een vaal licht op de herfstnevels die langs de bodem kropen.,
  • Tijdsindicator: En als je me helpt, mag je mijn vuurwieltje lenen als de maan in zijn eerste helft staat.

De maanstand als tijdmeter vinden we terug in de oude Keltische kalender:

  • Een magische kracht: ‘het is verraderlijk!’ riep heer Bommel uit. ‘Vooral bij volle maan, dan gaan de zompen wielen, bedoel ik.

Eenmaal in het woud gebeurt er het volgende: ‘Hij bereikte een open plek waar de maan een vaal licht wierp.’

Als Toonder in de Bommelsaga verwijst naar een open plek (laar) in het woud in combinatie met maanlicht, dan kun je er zeker van zijn dat er iets geheimzinnigs staat te gebeuren…’”

Dus.

Uitgeverij Personalia

  • 9789492840035 
  • november 2017 
  • 128 pagina’s

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Sarah Pinborough – Behind her eyes

Psychologische chicklit met leipe invloeden

‘The most shocking ending you’ll read this year’, ronkt de cover van deze paperback. Dat klopt, maar niet in positieve zin. Ik geef het maar meteen weg: het einde was wel schokkend maar alleen door de te gemakkelijke, bovennatuurlijke twist.

Terwijl het boek zelf erg goed begint met het overzichtelijke aantal van drie hoofdpersonen, die met elkaar interacteren. Beter nog: ze gaan een relatie aan met elkaar, maar dat blijkt al snel geen gezonde.

We hebben Louise de alleenstaande moeder (sinds haar man haar verliet) die met een administratief baantje de eindjes aan elkaar knoopt en ’s avonds thuis in haar rommelige appartementje de sfeer oppept met nog maar een halve fles Chardonnay.

Tot ze Adele tegen het lijf loopt – letterlijk. Adele is elegant, aardig en een leuke vrouw om een praatje mee te maken. Sterker nog, ze worden vriendinnen. Dan blijkt dat Adele de partner is van haar baas…

David. Het prototype van de sterke, knappe dokter met een stevige body waar Louse zich weleens tegenaan zou willen vlijen. Uiteraard gebeurt dat ook, en als Lousie wat dieper in de psyches van het het stel duikt, was die intimiteit wellicht niet zo slim.

David en Adele blijken een beladen verleden te hebben dat nog dagelijks tussen hen in zweeft en hun relatie niet bepaald ten goede komt. Louise werkt als derde ‘partner’ als accelerator en versnelt allerlei gebeurtenissen die ze beter niet in werking had kunnen zetten. Maar ja, te laat, berouw komt na de zonde enzovoort, Louise moet in de finale de confrontatie aangaan met zowel David als Adele.

Tot hier was het boek nog redelijk te lezen. Aardige scènes met levensechte dialogen in chicklit stijl wanneer de twee dames elkaar ontmoeten en terrasjes doen; goede zinderende sfeer tussen de ietwat onzekere Louise en de stoere David; algehele dreiging van loerend gevaar door het hele verhaal heen. Helaas doet het eindakkoord dat alles met één detonerende paukslag teniet. Leuk geprobeerd maar de volgende keer wat meer moeite doen. 

**

Uitgever: Harper Collins

ISBN: 9780008131999

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Lodewijk Asscher – Opstaan in het Lloyd Hotel

De mens achter de politicus

Onthullend in de non-roddelbladachtige betekenis, dat is dit boek van Lodewijk Asscher. Het is een eerlijk verslag – voor zover politici 100 % eerlijk kunnen zijn, no offense – van zijn jaren als achtereenvolgens wethouder van Amsterdam, minister van Sociale Zaken en werkgelegenheid, vicepremier en PvdA-voorman.

Eerst op gemoedelijke toon maar later venijniger beschrijft Asscher de valkuilen waartussendoor een politicus moet laveren, de hoge werkdruk, de onvermijdelijke compromissen die gesloten moeten worden, maar ook de persoonlijke schade die een publiek persoon kan oplopen, zijn optimisme en zijn visie op de toekomst.

Asscher legt in de eerste zinnen meteen de link met een nieuwe start, het verbinden van oud en nieuw, en joden die een betere toekomst zochten:

“Het Lloyd Hotel is een mooie plek om opnieuw te beginnen. Het ligt in het Oostelijk Havengebied van Amsterdam, vanwaaruit ooit de wereldzeeën werden bevaren en de oude en de nieuwe wereld werden verbonden. In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog was het een landverhuizershotel. De gasten kwamen uit Oost-Europa, vooral joden die vluchtten voor vervolging en discriminatie. Samen met andere ‘gelukszoekers’ wachtten ze hier voor ze naar Amerika konden vertrekken. Een plek dus om te dromen over een toekomst die anders en beter zou zijn.

Het is een plek waar ik me thuisvoel.”

In die soepele schrijfstijl, waar mede-auteur Michiel Zonneveld een steentje aan bijgedragen zal hebben, wordt de lezer gegidst langs het leven van Asscher. Wat drijft hem bijvoorbeeld? “… zorgen dat ieder mens zo zeker en veilig kan zijn dat hij vrij is.” Wat een simpel antwoord lijkt, maar bij nadere uitleg een diepgaande visie verraadt.

In een ander hoofdstuk legt hij uit waarom de PvdA een slinkende aanhang heeft. De veel gehoorde verklaring is dat “De werkende klasse van vroeger heeft opgehouden te bestaan. Armoede is uitgebannen.” Dat er veel af te dingen is op deze stellingname, en wat precies, zet hij zeer plausibel neer.

Ook de toekomstvisie van Asscher komt voorbij in het laatste deel, beginnend met de enthousiasmerende titel ‘Opstaan!’ Hij laat zijn gedachten waaien over zoiets als “Welke dromen zijn er over een jaar of twintig uitgekomen en in wat voor samenleving leven we dan?” Daarmee komt hij op verrassend frisse ideeën over wat een goede samenleving zou kunnen zijn, en op welke manier we dat zouden moeten verwezenlijken.

Een mooi compleet verhaal dus. Wel rijst na de laatste pagina de vraag wat precies het doel is van het boek. Wil hij ons zijn ‘zachte’ kant laten zien? Wil hij op deze manier de drijfveren laten zien van soms voor de burgers merkwaardige politieke beslissingen? Is het ordinaire PvdA-promotie? Of is het gewoon een premature autobiografie? Hoe dan ook, het laat de mens achter de politiek zien en dat werkt verhelderend.

****

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Patricia Forde – De woordsmid

Klare taal

Letta is pupil van woordsmid Benjamin. Samen leven ze in Ark, een soort enclave van menselijke bewoning die is overgebleven na Smelt, de grote smelting van al het ijs op aarde. Enorme overstromingen lieten miljoenen mensen verdrinken en slechts een kleine groep overlevenden kon zich aansluiten bij de charismatische Noa, die hen naar de Ark voerde.

Met deze weinig optimistische informatie begint dit origineel ingestoken verhaal. De woordsmid is beheerder van de taal in de Ark. Hij registreert oude, ongebruikelijke en uitgestorven woorden. Van dat laatste komen er steeds meer, omdat de mensen in Ark een beperkte vocabulaire wordt opgedrongen. Ze mogen alleen Lijst spreken: de lijst van toegestane woorden die aan het begin van het verhaal nog 700 woorden lang is, maar al snel naar 500 woorden wordt teruggebracht.

Leider Noa heeft de Lijst in het leven geroepen omdat woorden slecht zijn. Ze wekken in hun veelzijdigheid verwarring en misleiding; er is grote behoefde aan heldere, voor één uitleg vatbare taal. Dus spreekt men in deze Utopische prachtige nieuwe wereld een soort NewSpeak.

Geleidelijk rolt Forde de geschiedenis van Ark uit, het laatste stukje wereld waarin de gedecimeerde mensheid zich moet redden. Een makkelijke opgave is dat niet. Om te beginnen is al het drinkbare water op rantsoen. Eén keer per dag staan lange rijen mensen te wachten op hun twee flessen water per persoon die de destilleerinstallatie ’s nachts aan het zeewater weten te ontfutselen.

Dan is er het beleid, zeer rigide zoals al snel blijkt. Beter is het te spreken van een schrikbewind: naast de spraakbeperkingen heersen strenge regels die gehandhaafd worden door militante BOA’s, beter bekend als Garders. Dat alles uiteraard puur voor het welzijn der menschen.

Maar Grote Roerganger Noa staat nog meer voor ogen om de mensheid te laten overleven. Hij heeft een snood plan om alles voorgoed naar zijn hand te zetten. Volgens hem moet dat wel, omdat allerlei zaken zijn utopische wereld bedreigen. Schaarste van grondstoffen bijvoorbeeld, toenemende vervuiling, tekort aan brandstoffen, ontevreden bewoners. Het lijkt de goede oude aarde wel zoals wij hem hedentendage kennen. Een probleempje is echter dat hij die ideeën, als het niet goedschiks kan, kwaadschiks gaat uitvoeren.

Deze fascinerende wereld-in-een-wereld in een niet eens erg onwaarschijnlijke toekomst beleven we door de ogen van de al genoemde Letta. Als leerling-woordsmid heeft ze tamelijk rustig leven, tot haar meester plots verdwijnt. Ze krijgt te horen dat hij is overleden tijdens een expeditie, en ze moet zijn plaats innemen. Maar is hij wel dood? Als ze op zoekt gaat, komt ze hard in aanvaring met de bedoelingen van Noa.

De enige kritiek is hier de traagheid van het op stoom komen van de actie. Letta moet heel wat eenzame uren in haar letteratelier doorbrengen, denkend, twijfelend en tranen plengend om haar love interest, voor ze een beslissing neemt. Maar als ze eenmaal in actie komt, dan is het ook raak.

***

ISBN: 9789021678955

Uitgeverij: De Fontein 

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Jan Antonissen – De onfatsoenlijken

Boosheid krijgt een gezicht

‘De onfatsoenlijken’ licht zichzelf heel praktisch op de voorpagina al toe: ‘Een reis door populistisch Europa’. Dat is wat de Belgische journalist Jan Antonissen deed: hij trok door dorpjes in de rust belt van Europa en tekende het commentaar op van de bewoners. In korte hoofdstukken interviewt hij een persoon, schetst de levensomstandigheden en maakt er zo een portret van.

Dat het geen suikerzoete portretjes zijn, wordt de argeloze lezer die nog niet voldoende door titel en onderschrift gewaarschuwd was, al snel duidelijk. Het eerste gesprek is met Johanna Flüchter uit Gelsenkirchen, die tijdens het interview een zwart spuitbusje op tafel zet. Pepperspray. Alle vrouwen uit haar bejaardenclubje hebben zo’n spray binnen handbereik voor het geval ze worden overvallen door het vreemde gespuis dat door niemand een vingerbreed in de weg wordt gelegd. De politie zal je echt niet komen redden, zo werkt dat niet in deze stad.

Haar verhaal is zwartgerand. Er is veel verborgen armoede onder de bejaarden in Gelsenkirchen, en zij adviseert ze over hun rechten: “In Duitsland heb je een Grundsicherung van ongeveer 800 euro, dat is het bestaansminimum. Maar de meeste bejaarde vrouwen voelen te veel schaamte om die 150 euro extra bij de stad te halen.” Ook hekelt ze de Turkse families met “hun grootschalige misbruik van de sociale zekerheid, met valse banen en valse identiteiten.”

Boosheid dus, zoals we dat in Nederland dankzij de gele hesjes ook kennen. De woede en onmacht zijn hetzelfde, over falend overheidsbeleid, wegkijkende autoriteiten en onbegrijpelijke beslissingen. Antonissen geeft die woede een stem door de juiste persoon aan het woord te laten, waar hij verontrustend weinig moeite voor hoeft te doen.

Ryan Hall, een Britse ex-soldaat, is ook zo iemand. Hij opereerde voor zijn vaderland in Somalië, Syrië, Libië, Libanon, Irak, en is ervan overtuigd dat het oorlogsgeweld zijn geest voorgoed heeft ontregeld. In Hollybush House aan de kust van Schotland probeert hij zijn combat stress kwijt te raken:

“Het Britse leger brengt geen vrede in oorlogsgebied. Het verdedigt onze belangen: het verzekert onze zeevaart- en vliegroutes, onze toegang tot natuurlijke rijkdommen, onze inkomstenstromen… De therapie in Hollybush House wordt betaald door een privéliefdadigheidsgond en het ministerie van Gezondheidszorg – niet het ministerie van Defensie.”

Citeren kan eindeloos maar het is beter het boek zelf te ondergaan. De interviews komen recht van de lever, zijn wat Wildersiaans misschien, en het is ook niet duidelijk hoe Antonissen de geïnterviewden heeft geselecteerd, maar het zijn wel bestaande mensen die hun verhaal doen. Op onfatsoenlijke toon. Ze hebben hun straat, buurt, dorp, politici zien veranderen, vinden nergens gehoor en voelen zich daar niet meer senang bij. Laat staan tevreden.

 

***

ISBN: 9789463103046 

Uitgeverij: Polis

Ook verschenen op De Leesclub van Alles  

 

Jan Cremer – Jayne

Ik, Jayne Cremer

Er is niet veel veranderd in de schrijfstijl van Jan Cremer sinds hij zijn onverbiddelijke bestseller ‘Ik, Jan Cremer’ uitbracht. Het hoofdonderwerp is altijd Jan zelf. Dat gaat onverdund op voor het boek Jayne, dat handelt over de Amerikaanse Jayne Mansfield, een voluptueuze dame die na de dood van Marilyn Monroe haar plaats als sexbom in de amusementsindustrie innam. Met Jan als haar bodyguard annex verloofde annex troubleshooter annex loverboy.

De ontstaansgeschiedenis van dit dynamische duo past even hilarisch als naadloos in het tumultueuze leven van Jan. Jayne Mansfield is in de jaren 60 beroemd tot ver buiten de Verenigde Staten en Jan, al jaren verliefd op haar foto’s, en toevallig ook in de VS, komt door zijn publiciteitsman met haar in contact. Ze ontmoeten elkaar in het Latin Quarter-theater in Manhatten. Ze lunchen samen en de vonk slaat over. In Jan’s woorden: “Het had zes jaar geduurd van het moment dat ik de eerste ansichtkaart aan de muur prikte, tot het moment dat ik met haar in bed lag en de liefde bedreef zoals ik die nog nooit had bedreven.”

Fijn voor hem natuurlijk, maar op alle andere fronten in zijn leven loopt het op dat moment spaak. Jan zit financieel aan de grond door ruzie met zijn uitgever en neemt het aanbod van Jayne aan om met haar mee te gaan op een theater- en nachtclubtour door Zuid-Amerika. Als lijfwacht. De neerslag van die reis vinden we in ‘Jayne’, een verhaal dat overigens eerder verscheen in ‘Ik Jan Cremer Derde Boek’. Deze uitgave van de Bezige Bij is lichtjes opgedikt tot een mooi gebonden boek met zulke stevige pagina’s dat het nauwelijks opvalt dat het netto maar 167 bladzijden beslaat.

De tour is een chaos vanaf het moment dat ze arriveren in Bogotá, Colombia. Enorme mensenmassa’s van merendeels mannen komen op de optredens af, veel meer dan in de theaters en nachtclubs passen. Onder invloed van de sexy foto’s van Jayne die in de bladen staan en vooral onder invloed van drank en dope, dringt de menigte regelmatig door het politiecordon heen en verplettert bijna de ster. En daarmee ook haar lijfwacht.

Door de slechte organisatie herhaalt dit soort veldslagen zich in elke nieuwe stad, zodat Jan in zijn beschermende positie soms klappen moet uitdelen, of gewoon hals over kop met Jayne door de artiestenuitgang moet maken dat ze wegkomen. Met zichzelf in de hoofdrol schildert hij de avonturenrijke verhalen in Indiana Jones-filmstijl, waar de kogels niet zelden langs zijn oren fluiten.

Tussen de bedrijven door komt van Jayne een beeld naar voren van een aan alcohol en drugs verslaafde starlet, die in haar rol als sexy godin ongeveer elke man die ze tegenkomt het hoofd op hol brengt. Dat zijn in het danmalige Zuid Amerika gevaarlijk vaak machtige mannen. Generaals, politiechefs, politici, vage kerels met indrukwekkende uniformen, die duizenden dollars betalen voor een avondje aan Jayne’s tafel. Met Jayne die na weer een fles Champagne alsmaar lispelender wordt, zodat de machthebber in kwestie haar steeds meer claimt. Met als voorspelbare uitkomst dat lijfwacht Jan haar moet ontzetten, niet zelden met gevaar voor eigen leven.

Cremer zet deze tragische scenes met zijn kenmerkende bravoure en bluf soepel neer. Hij heeft een strak waarnemingsvermogen en kan in een paar seconden de situatie waarin ze zich nu weer bevinden, opnemen. En actie ondernemen. Als hij en Jane samen met een met medailles behangen generaal in een officiersmess zitten, de generaal een diamanten ring aan Jayne geeft en meer wil, noteert hij onderkoeld:

“De generaal fluisterde Jayne iets in haar oor.

‘Nee hoor, kirde zij lachend. ‘Dat kan helaas niet, Juan, too bad. Ik ga trouwen met hem.’ Zij wees op mij.

De generaal keek mij aan met vertrokken lippen en een vuurspuwende blik.

Je wordt bedankt, dacht ik. Wordt de rivaal uit de weg geruimd,…of kom ik onder een legertruck?

Het werd nu een beetje link in de officiersmess. De generaal begon aan Jayne te plukken…”

De afloop laat zich raden: nooit een saai moment met Jayne.

***

ISBN: 9789403135908

Uitgeverij: De Bezige Bij

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

Niccolò Ammaniti – I’m not scared

Maar ik wel

Wat moet je verwachten van een niet al te dikke, Engelstalige paperback met een intrigerende titel en een negenjarig jongetje als protagonist? Dat de vertelling nagelbijtend is, of onder je huid gaat zitten, of bewondering afdwingt voor het zonder één foutje volgehouden negenjarige-gezichtspunt van de verteller, of échte spanning weet op te roepen?

Verwacht het maar. En lees dat boek, want het is een tour de force van Ammaniti. Het boek stamt uit 2001 alweer, het was één van zijn eerste boeken en hij sloeg er meteen een leger recensenten mee tegen de grond.

Ze lagen allemaal op apegapen voor de zes kinderen die op een verschroeiend hete zomerdag in een korenveld ergens in Italië een verlaten boerderij vinden, waar één van hen, de negenjarige Michele Amitrano, een schokkende ontdekking doet. Zijn wereld, en later die van de kinderen om hem heen, zal nooit meer hetzelfde zijn.

Het boek is sterk op verschillende fronten. Ten eerste roept Ammaniti feilloos de denk- en belevingswereld van het jongetje Michele op. Een wereld waarin nog heel veel onbegrijpelijk is, vooral het gedeelte waar de volwassenen bij betrokken zijn. Die volwassenen nemen merkwaardige beslissingen die Michel ver boven de pet gaan, maar blijkbaar ergens voor nodig zijn, en waar hij beter niet over in discussie kan gaan als hij geen draai om zijn oren wil.

Met die volwassenenwereld komt hij hard in botsing als de volwassenen achter zijn ontdekking komen. Ze reageren daar niet blij op, waarom weet hij niet. Wij wel. Daar wordt de tweede laag die Ammaniti in het boek heeft gestopt zichtbaar: het jongetje verliest vanaf hier zijn onschuld.

Goed, een vlekkeloze structuur dus. Dan de taal. Die is lastiger te duiden aangezien het origineel in het Italiaans verscheen. Ik las de Engelse vertaling, die de gedachtewereld van Michele heerlijk compact weergeeft. De Nederlandse zal dat ongetwijfeld ook doen. Hoe dan ook, de taal past als een jas bij de vocabulaire van een negenjarige die al redelijk wat van de wereld om hem heen snapt, op sommige essentiële finesses na. Weer een pluspunt voor de schrijver.

Zijn er ook minpunten? Euh, nee. Dit is gewoon een excellent geschreven verhaal dat niet te missen is. Zelfs al is het niet heet van de naald maar uit 2001. Zoek het ergens op, in een bibliotheek, een kringloopwinkel voor mijn part. Stop het in je koffer, neem het mee op vakantie. Die moet wel minstens drie dagen achtereen duren, want ik kan beloven: eenmaal begonnen met lezen is er geen ontsnappen meer aan.

5 sterren

ISBN 9781841954424

Uitgeverij: Edinborough

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Jan Terlouw – Gedichte gedachten

Verstand concurreert met gevoel

Met deze poëziebundel voegt Jan Terlouw een voor hem nieuw genre toe aan zijn brede oeuvre. Sinds 1970 schrijft hij met grote regelmaat kinderboeken (18 stuks), met iets mindere regelmaat fictie voor volwassenen (10 waarvan 9 samen met dochter Sanne) en tussen de bedrijven door nog non-fictie boeken (5); dat is meer dan sommige schrijvers fulltime produceren. In zijn ‘gewone’ leven was hij onder andere D66-voorman, minister van EZ en senator van de Eerste Kamer.

In zijn woord vooraf vertelt hij hoe de gedichten tot stand kwamen: “Het overkomt me, als ik een lezing voorbereid, dat ik zin heb om het onderwerp te concentreren in enkele rijmende regels. Dat helpt me om mijn gedachten te ordenen en tot de kern terug te brengen…Zo zijn in mijn lichtelijk chaotische werkkamer, en in duistere hoeken van mijn computer, teksten te vinden waarvan ik het bestaan niet meer wist. Marie-Anne van Wijnen van uitgeverij de Kring heeft me aangespoord ze op te zoeken en te ordenen… Het zijn mijn gedichte gedachten.”

En, volgt de onvermijdelijke vraag, is het wat?

Die vraag is lastiger beantwoord dan gesteld. Eerst moeten we vaststellen wat deze bundel eigenlijk is. Poëzie? Zijn het zoals de titel aangeeft: gedichten? Of is het rijmelarij? We kunnen volstaan met twee voorbeelden:

Plataan

Mijn dierbaarste vriend is de boom achter ’t huis

Je kunt op hem rekenen, hij is altijd thuis,

mijn plataan.

De taal der seizoenen die hij me onthult

is uiterst welsprekend en leert me geduld.

Niet altijd haasten, op zoek naar gewin.

Stilstaan geeft dikwijls beduidend meer zin

aan ’t bestaan.

Een boom kan niet praten, wordt dikwijls beweerd,

Maar ‘k hoor hem, al is ’t niet gearticuleerd,

keer op keer.

Wanneer ik van hot naar her ben geracet,

als ’t weer eens een rottige dag is geweest,

ik door mijn partner ben afgesnauwd,

dan ritselt hij zacht dat hij wél van me houdt,

zonder meer.

Ik word ook door hem op m’n nummer gezet,

als ‘k luister naar hem, als het stormt, in mijn bed,

windkracht acht.

Dan fluit hij me uit en sabelt me neer.

Dan gaat hij indrukwekkend te keer.

Hij doet me beseffen hoe nietig we zijn.

Hij hoont mijn pretenties. En ik word heel klein

in de nacht.

Maar meestal kalmeert hij, bemoedigt en sust,

de boom in mijn tuintje. Zie hem daar rust-

gevend staan.

Hij loopt niet, hij zwemt niet, hij vliegt niet. hij staat.

Gastvrij voor de vogel die aan ’t nestelen slaat.

Misschien overdrijf ik een beetje, dat kan,

maar ik zag nog nooit iets voortreffelijkers dan

mijn plataan.”

 

“Vrijheid (1)

Vrijheid, begrip met een onvoorstelbare weidsheid,

een woord waar het leven spontaan van open bloeit.

Onbereikbare verten

worden door vrijheid ontsloten,

kale, woeste terreinen

zijn ineens te ontginnen,

het is of door vrijheid alles de hemel in groeit.

 

Vrijheid, zo hoog op ieders verlanglijst.

Als je ontbreekt, wat is het leven dan schraal.

Iedere nieuwe gedachte

gevangen binnen je schedel.

Iedere zin die je uitspreekt

verhuld in een hypocriet jasje,

diep door de knieën in houding, in mening, in taal.

 

Vrijheid, je laadt op onze fragiele schouders

Ook een grote verantwoordelijkheid.

Als we je kwetsbare plekje

niet hardnekkig verdedigen,

Als we de mogelijkheden

die je schenkt niet waarderen,

Keer je ons zomaar de rug toe, en zijn we je kwijt.”

 

Beide gedichten rijmen, hebben een soort van metrum, drukken iets uit. Het verschil is dat ‘Plataan’, het eerste gedicht, een gevoel uitdrukt. Een nederig, troostend gevoel dat door simpele woordkeus wordt bewerkstelligd, versterkt, vergroot. Hier overheerst het gevoel.

In het tweede gedicht ‘Vrijheid (1)’ worden een heleboel woorden gebruikt. Ze dienen om een groot goed te ondersteunen en uit te drukken: vrijheid. Wat je echter ziet doorschemeren is meer de politicus dan de gevoelsmens: de vrijheid die de mens heeft, is belangrijk maar ook erg kwetsbaar. Het moet verdedigd worden, bevochten zelfs. In dit gedicht overheerst het verstand.

Dat is wat er in deze bundel gebeurt: er staan mooie gedichten in maar ook minder goed gelukte. De mooie zijn ontstaan uit (warme, diepe, urgente) gevoelens. De minder goede volgen uit het verstand, de rede prevaleert. Daar neemt de politicus het over van de poëet. Maakt dat de bundel onevenwichtig? Een beetje, maar erg is dat niet. Veel interessanter is het dat de gedichten een breder licht werpen op de mens Terlouw.   

ISBN 9789462971202 

Sterren ****

Uitgeverij De Kring

 

Ook verschenen op De Leesclub van Alles