Recensies van actuele boeken

Jennine Staring – Lichtjes voor Sint-Maarten

Waar lichtjes al niet goed voor zijn

Dat kabouters bestaan is natuurlijk geen nieuws. Deze voor gewone stervelingen onzichtbare natuurwezentjes doen in het verborgene al sinds mensenheugenis allerlei goeds. Dit boek onthult dat ze ook een belangrijke rol spelen bij de voorbereiding van Sint-Maarten. Althans, in de hedendaagse versie daarvan waar kinderen langs de deur gaan met verlichte lampionnen, liedjes zingend en snoep incasserend. Wat in de 2019-editie overigens nog een hele toer was wegens zware regen en storm.

De geschiedenis van het lichtjesfeest van Sint-Maarten gaat ver terug. Het feest kan zowel religieus als heidens worden geduid, waar in het eerste geval het uitdragen van de lichtjes geïnspireerd is op een bekende Bijbeltekst die poneert dat men zijn licht niet onder de korenmaat mag zetten.

De andere duiding is dat Sint-Maarten van origine een bedelfeest was dat in de zware dagen van het jaar plaatsvond om de armen van broodnodig voedsel te voorzien. In de huidige tijd is het feest, onder invloed van Halloween, samengesmolten tot het lampionnen- en snoepfeest zoals wij het kennen.

Van dat alles hebben de kabouters Oebi, Hollie en Wonk geen weet. Ze zijn in de werkschuur veel te druk met het maken van lantarens voor het grote feest. Oebi werkt samen met Hollie, zijn grote vriendin. Wonk staat helemaal alleen aan een aparte tafel. Zou dat komen omdat hij de plaagkabouter is, die altijd grapjes uithaalt? De anderen vinden het niet zo leuk als hij weer ergens stinkzwammetjes die stinken heeft neergelegd. Hij wel.

De tekeningen van Martine van Nieuwenhuyzen zijn realistisch: wat je ziet is wat je krijgt. Vernieuwend zijn ze niet: de kabouters zijn stereotype afgebeeld als kleine mensen met rode mutsen en dito laarzen. Niet super origineel maar voor de herkenbaarheid wel weer goed. De gezichtsuitdrukkingen zijn treffend. Ze geven bijvoorbeeld perfect de ontzetting en twijfel van de kleine wezens neer als ze samen staan te overleggen over een probleem dat de gemeenschap heeft getroffen.

De tekst sluit goed aan bij de tekeningen, al zijn het wel behoorlijk lange stukken tekst om te verteren voor de peuterdoelgroep. Daarnaast is de tekst erg braaf, er is geen verrassing in te vinden: de woorden zijn efficiënt, doen hun werk en dragen het verhaal, meer niet. En dat probleem dat de kaboutergemeenschap verstoort? Dat is de clou, waarover we hier slechts zwijgen, behalve dat het ehm, wat origineler had gekund.  

Sterren: **

ISBN: 9789060388792

Uitgeverij: Christofoor

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

Maren Stoffels – Roomservice

Er loert een creep op ons. Maar wie?

Het motto voorin dit boek is een tekstregel van Eminem: “The truth and my lies now, are falling like the rain, so let the river run.” Daar spreekt van alles uit: wraak, gerechtigheid, genoegdoening, zuivering, afrekening. Er moet iets vereffend worden, zoveel is duidelijk, en hier gaat dat een groepje van vier vrienden treffen.

Prima idee voor een superspannend verhaal: een engerd die rond het groepje van vier hangt, ergens een onzichtbare persoon die elke beweging observeert. De vrienden vieren een verjaardag in een luxe hotel. Ook een goede setting: een afgesloten ruimte zorgt als een snelkookpan al snel voor (onderlinge) strubbelingen. Dat gegeven brengt al spanning teweeg.

Na die voorbereidende stappen tilt Maren Stoffels tipjes van de sluier op door dreigteksten op brieven te introduceren. Teksten die bijvoorbeeld zeggen: “Het is bijna zover. De datum die ik nooit meer zal vergeten. Het is de dag waarop ze haar hebben vermoord. En het wordt de dag waarop ik een van hen zal vermoorden.”

Oké, duidelijk. Tijd om op je hoede te zijn, over je schouder te kijken en donkere steegjes te mijden. Volgende stap van Stoffels: niet alle vier de vrienden weten dat er dreigteksten zijn. Alleen Fender weet het, omdat hij de dreigbrief heeft gekregen.

Al deze onzekerheid, suspense en raadsels poppen op in die eerste drie hoofdstukken. Het zijn losse eindjes die de lezer bij elkaar moet zien te voegen voor een samenhangend verhaal. Of dat lukt, is een beetje twijfelachtig. De vertelperspectieven van de vier vrienden wisselen zo snel dat we moeite hebben om de personages te plaatsen. Zo doet Stoffels haar best een spannende sfeer te creëren, maar die spanning wil in het begin nog niet echt van de grond komen.

Dat wordt beter als we stug een aantal hoofdstukken doorlezen. We leren de vier vrienden en hun onderlinge relaties/frustraties/verliefdheden kennen en komen te weten dat de creepy dreigtekstenschrijver een schrijfster is, een zekere Isolde. Fender kent haar, vandaar dat hij ook de brief kreeg, gokken wij. Maar Claus blijkt ook voorkennis te hebben en dat maakt dat die twee niet direct vriendjes worden:

“FENDER

Al mijn woede komt samen in dit ene moment, Claus krijgt niet eens de kans iets te zeggen want ik pak zijn colbertje beet en sleur hem de gang op. Hij valt op zijn knieën en roept dingen die niet tot me doordringen. Zelfs de woorden van Linne gaan compleet langs me heen. Hoe durfde hij haar op te zoeken terwijl ik met haar was? Hoe durfde hij Kate opnieuw kapot te maken? Hij heeft geen enkel idee door wat voor hel wij vorig jaar zijn gegaan.”

Deze heksenketel moet haast wel een knallend einde krijgen, en dat is ook zo. Een strak boek, met de juiste versnellingen en spanningen op de goede momenten in turbotaal. Maren Stoffels voegt weer een meeslepend boek toe aan haar al rijke oeuvre.

Sterren: ***

ISBN: 9789025877484

Uitgeverij: Leopold 

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Howard Jacobson – Leef een beetje!

Is het leven nog leuk na je 80e?

Uitstekende vraag: op welke leeftijd gaat de lol van je bruisende leven er een beetje of zelfs helemaal af? Jacobson baseert een hele roman op dit thema en dat doet hij met scherpe pen. We maken kennis met Beryl Dusinbery, een negentigplusser die niet zo’n best geheugen meer heeft maar dat compenseert met haar spitse geest. Gemakkelijk voor haar omgeving is ze absoluut niet, maar dat zal haar worst zijn.

In die omgeving loopt ook Shimi Carmelli rond: een oude vrijgezel die net als Beryl niet optimaal meer functioneert, maar nog voldoende andere eigenschappen heeft om voor een persoon van de andere sekse interessant te zijn. Jacobson laat die twee elkaar ontmoeten. Van het één komt het ander en langzaam worden de ouwetjes vrienden. Soort van.

Want een “The Sound of Music” is dit niet. Jacobson doet niet aan sentimentaliseren. Voor hem geen zielige bejaarden die gepamperd moeten worden – dit zijn gewone mensen zoals u en ik, maar dan wat ouder. En prikkelbaarder. Veel ouder, veel prikkelbaarder. Ze maken elkaar nog net zo makkelijk het leven zuur, zij het met de broodnodige zwarte humor.

Die zwarte humor is een beproefde manier om het onaangename toch te verwoorden. Zo zet de schrijver uiteen hoe Shimi Carmellig al jong ervaart dat zijn vader hem niet mag:

“Hij zat te lezen aan de keukentafel, te doen alsof hij een normale jongen was, toen de eerste klap kwam. Het was bijna een opluchting na drie dagen wachten op het opensplijten van de aarde. Meer een mep dan een stoot. Een minachtende mep met de rug van zijn vaders hand toen die voorbijliep. Shimi hield zijn hoofd gebogen. Hij wilde zich niet omdraaien en de verachting in zijn vaders ogen zien…

De tweede klap was wreder. Voor zo’n klap had zijn vader een overtuigde woede moeten opvatten, opnieuw de keuken moeten binnenkomen met blinde agressie. De eerste was met de vlakke hand geweest … Maar nu had zijn vader een vuist gemaakt. Shimi voelde de knokkels neerkomen op het bot boven zin wang. Er sprongen tranen in zijn ogen….

‘Je bent geen zoon van mij,’ dacht hij dat hij zijn vader had hoen zeggen toen de klap kwam. Of was het zijn eigen stem?”

Geen gelukkige start van Shimi’s leven. Het is maar goed dat hij op dat moment nog een lang leven voor zich heeft om zijn zelfbeeld en sociale vaardigheden aan te scherpen, zodat hij op gevorderde leeftijd bij de kennismaking met voornoemde Beryl Dusinbery geen flaters slaat. Nou ja, bijna geen flaters. De twee verknipte ouwe knakkers mogen elkaar wel, uiteindelijk.

Jacobson zet een parabel over liefde op latere leeftijd kundig neer. Pluk de dag, lijkt hij te willen zeggen, en zijn hoofdpersonen doen dat dan ook. Mopperend en wisselend chagrijnig, maar ze leven wel een beetje.

Sterren: ***

ISBN: 9789044639391

Uitgeverij: Prometheus

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Michael Berg- Ik zie je

Verwachting wordt niet helemaal ingelost

Michael Berg heeft zichzelf met acht voorgaande thrillers, waarvan twee genomineerd waren voor de Gouden Strop, al naar een behoorlijke reputatie geschreven. Dit keer gaat het verhaal over Carol Brodie, bestsellerauteur zonder bestsellerinspiratie.

Het verhaal begint als Carol op Heathrow Airport (ze woont in Londen) staat te wachten tot ze haar vliegtuig mag boarden. Erg veel gemoedsrust heeft Carlol niet als ze naar de stewardess kijkt en zichzelf ermee vergelijkt. “Wanneer ze mijn kant op kijkt lacht ze haar mooie tanden bloot. De vrouw ziet eruit als een plaatje. Perfect geknipt, perfecte make-up, perfect verzorgde nagels. Ooit zag ik er ook zo uit. Onwillekeurig verberg ik mijn afgekloven stompjes …”

Het tweede hoofdstuk flashbackt terug. Ze wacht in de wachtkamer van de groepspraktijk die nog steeds op hetzelfde adres zit, uitkijkend op Ladbroke Square Garden. Nog net niet hyperventilerend gaat ze in therapie bij dokter Pachter. Carol heeft issues, zoveel is duidelijk.

In de terugblikken in het leven van Carol krijgt de lezer brokjes informatie die langzaamaan duidelijk maken waarom ze zo gebukt gaat onder allerlei angsten. Ook dit doet Berg bekwaam, goed gedoseerd en geloofwaardig. Net zoals bij Carol, loopt bij de lezer de spanning op.

In het heden is ze in Zuid-Frankrijk aangekomen en rijdt ze met de Sixt-huurauto naar haar gehuurde villa. Hier hoopt ze zichzelf aan haar haren uit het writers block te trekken. Ze zet haar spullen om te gaan schrijven klaar: acht weken heeft ze de tijd om er een nieuw boek uit te persen. Dat kan ze. Dat heeft ze eerder gedaan. Maar eerst wat drinken. Rosé die conveniënt in de koelkast klaarstaat misschien? Welja. En een sigaretje, ééntje nog.

Berg tekent realistisch de fragiele toestand van Carol. Ze zit duidelijk in de knoop met zichzelf en heeft last van ongezonde gewoontes. Door de details vanuit Carol te beschrijven (een houten hoofd, brak en een asbakmond de volgende ochtend), krijgt de lezer al snel een band met haar. We leven met haar mee, moedigen haar aan: kom op, je kan het.

Maar zo simpel gaat dat niet. Berg sleurt zijn heldin eerst een andere kant op, naar het huis van de overbuurvrouw. Carol beloert de vrouw met een telescoop en ziet dat ze op een avond bezoek krijgt van een man, ruzie krijgt en wordt neergeslagen met een zwaar voorwerp. In plaats van de politie te bellen, gaat Carol zelf op zoek naar de achtergrond van de vrouw.

De schrijver neemt de tijd om die spanning op te bouwen, heel ruim de tijd. We lezen iets te regelmatig dat Carol weer een flesje teveel heeft opengetrokken en weer teveel sigaretjes heeft geïnhaleerd, en opnieuw met wazige blik achter het stuur de bergweggetjes rond de Mont Ventoux afrijdt. Erg leuk voor de couleur locale maar het maakt het verhaal niet scherper. De ontknoping is dan wel weer goed, maar door die te lange aanloop in verhouding toch wat teleurstellend.

Sterren: **

ISBN: 9789044351569

Uitgeverij: The House of Books

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Mike Isaac- De strijd om Uber

Bloeddorstige ambitie

Wie Uber zegt, zegt ‘taxi’. Of beter: het einde van de taxi. Door een uitgekiende strategie zette Uber in relatief korte tijd de wereldwijde taximarkt op zijn kop. Een nette strategie was dat bepaald niet – Ubers CEO Travis Kalanick zocht de mazen van de wet op en schoof zijn geesteskind kwaadschiks tussen de bestaande regelgeving en afspraken. Hij blies de vervoersmarkt van binnenuit op.

Mike Isaac is techniekjournalist voor The New York Times. Hij schrijft al meer dan tien jaar over Uber, Facebook en andere bedrijven in Silicon Valley en stelde het verhaal over Uber te boek. Isaac is goed geïnformeerd en brengt uitstekend leesbaar een tsunami aan info boven water.

Die info is vrij ontluisterend. Het zonnige Silicon Valley draait om jonge hipsters, om startups, om innovatieve bedrijven, om revolutionaire techniek; maar niet om de wereld te verbeteren. Alle activiteiten zijn manieren om één doel te bereiken: geld vermeerderen. Liefst snel en veel. Op de achtergrond hoor je de echo van Gordon Gekko uit de film Wall Street: ‘Greed is good.’

“Durfkapitalisme is niet zozeer een vak als wel een vechtpartij. Als het een sport was, zou het rugby zonder gebitsbeschermers zijn. er gelden geen echte regels, behalve dat de spelers alles moeten doen wat nodig is om tot een deal te komen….

Het is de taak van een durfkapitalist om ter zake te komen en de startups te vinden die groot rendement opleveren voor de pensioenfondsen, donaties, familievermogensbeheerders, zelfs voor andere rijke mensen die hun geld geïnvesteerd hebben als commanditaire vennoten in het durfkapitaalbedrijf. De levensduur van een durfkapitaalfonds is over het algemeen tien jaar, en aan het eind daarvan verwachten die commanditaire vennoten een rendement van minstens 20 tot 30 procent van hun oorspronkelijke investering.”

Deze sterk competitieve omgeving past Travis Kalanick als een handschoen als hij zijn weg naar de top begint. Travis is op school een buitenbeentje, hij wordt gepest omdat hij niet de juiste kleren draagt en zich niet op de ‘juiste’ manier gedraagt. Als Travis dat pesten moe is, vecht hij terug. Hij gaat de juiste kleren dragen en slaat letterlijk van zich af. Een vriend beschreef hem als een pitbull die zijn hele leven lang door zijn eigenaren wordt geschopt. Hoe verslagen Travis ook was, nooit, maar dan ook nooit gaf hij op.

Travis had meer talenten: hij was een goede verkoper, slim, goed met techniek en, niet onbelangrijk: hij wilde winnen. Ten koste van alles. Het starten van een bedrijfje was hem niet wezensvreemd. Zo rolde hij de start-up business in, van het ene kwam het andere, tot hij op de goudmijn Uber stuitte. Daar kon hij zijn volledige energie in kwijt. Dat ging een tijdlang goed: zoals de geschiedenis laat zien bracht hij Uber tot grote hoogten. Tot het mis ging.

De modderige details van Travis’ opkomst en ondergang haalt journalist Isaac meedogenloos boven water. Het is een even boeiend als onvoorstelbaar verhaal, in zulk helder proza verteld dat het aanvoelt alsof je zelf tussen de techboys en geldhaaien staat, met bovendien de huiveringwekkende garantie dat dit werkelijk gebeurd is.

Sterren: ***

ISBN: 9789046826256

Uitgeverij: Nieuw Amsterdam

Ook verschenen op Hebban en De Leesclub van Alles 

 

Lucie Brunellière – Reuzegrote dierenportretten

Levensgroot

‘Die!’

Een meisje van een jaar of twee, haarfonteintje op haar hoofd, heeft het te pakken. Haar stevige handjes omklemmen een kleurig prentenboek: ‘Reuzegrote dierenportretten.’ De omslag zet de toon: een werkelijk prachtige getekende tijger staart de lezer levensecht en in frisse kleuren aan.

Ze begint de bladzijden om te slaan. Het ‘Reuzegrote’ in de titel moeten we letterlijk nemen: de dierenportretten zijn heerlijk megalomaan over enorme bladzijden uitgesmeerd. Met lekkere felle kleuren komen de dieren bijna van het papier af. Opa knielt naast haar om de keus te beoordelen.

Het is kinderboekenweek 2019. In de vrolijk versierde Larense Boekhandel laveren oma’s en opa’s met kleinkinderen in hun kielzog tussen de tafels bestsellers door richting de kinderboekenhoek.

Met voorspelbare problemen. Bij de laag langs de wand opgestelde prentenboeken trekken de kleintjes opgetogen van herkenning een boek naar zich toe, laten zichzelf op hun luier ploffen en gaan hardhandig bladeren.

Geschrokken grootouders pogen dat initiatief tegen te gaan door afleiding, chantage of handmatig ingrijpen, met ook weer voorspelbare oorlogstaferelen (denk luid brullende kleuters en uit boeken gescheurde bladzijden) tot gevolg.

Dat alles deert dit meisje niet. Ze is al bij bladzijde 4, het vingertje bij het fantastische dier aldaar. Opa weet wat van hem verwacht wordt, hij zegt: ‘Olifant!’ Tevreden slaat het kleinkind de bladzijde om, weer het vingertje. Weer zo’n prachtig dier.

‘Dit wordt hem,’ zegt de opa even later tegen de verkoopster achter de kassa. Ze kijkt naar beneden, waar het meisje het boek rechtop voor zich houdt. Ze kan er net overheen kijken, met glimmende oogjes, ze staat op haar tenen. ‘Ik zie het,’ zegt de verkoopster, ‘een goede keus.’

Sterren: ****

ISBN: 9789059569690

Uitgeverij: Fontaine Uitgevers

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Simone van der Vlugt – Schilderslief

De andere kant van Rembrandt

Dat Rembrandt buitenaards kon schilderen is geen nieuws. Dat hij ook een andere, gloeiend wraakzuchtige kant had, laat Simone van der Vlugt zien in dit goed gedocumenteerde boek. Lijdend voorwerp hier is Geertje Dircx.

Zij begon als kindermeisje van Rembrandts net geboren zoon Titus, toen diens vrouw Saskia ernstig ziek was. Al snel promoveerde Geertje naar hoofdhuishoudster en bracht het nog later tot gespreks- en bedpartner van de kunstenaar. Ongekend voor een meisje van eenvoudige komaf. Voor de man met het penseel was ze een partner die als een getrouwde vrouw met hem samenleefde. Helaas zat daar geen happy ending in: op een nare dag wil Rembrandt niets meer van haar weten, sterker: hij laat haar oppakken en voor twaalf jaar in het spinhuis opsluiten.

Hoe dat zo kwam, zet Simone van de Vlugt soepel uiteen. Het is een wervelende geschiedenis, bijna te onwaarschijnlijk om te geloven en voor een gedeelte ongedocumenteerd, maar een uitstekende ondergrond voor een dramatisch verhaal. De (beperkte) keuzes die een vrouw als Geertje in de 17e eeuw kon maken, het standsverschil, de achterkamertjespolitieke macht van de boven hen gestelden, het geroddel, de jaloezie, de achterdocht en achterklap van de dorpelingen, de in wezen uitzichtloze relatie (Rembrandt kon wettelijk niet officieel hertrouwen), de wanhoop van de in het cachot gegooide Geertje, alles komt tot leven vanuit haar eigen perspectief:

“Hij trok me tegen zich aan en kuste me, eerst zacht, toen steeds ruwer, bijna wanhopig. ‘Verlaat me niet’ betekende die kus, en ik beantwoordde hem met dezelfde wanhoop. Toen liet Rembrandt me opeens los.

‘Ik wil je iets geven,’ zei hij. ‘Iets wat me heel dierbaar is.’

Hij tastte in zijn wambuis, waar hij in de voering een zakje had laten naaien. Ik had altijd aangenomen dat hij dat gebruikte voor zijn geld, al droeg hij ook een beurs bij zich. Maar er kwam iets anders uit: een met diamanten bezette ring met een rozenmotief. Saskia’s ring. Ik had haar die zien dragen tot op de dag van haar dood.

‘Deze ring heb ik Saskia ooit gegeven. Hij is voor jou, als je hem wilt,’ zei Rembrandt. ‘Ik kan niet met je trouwen, maar met deze ring wil ik zeggen dat ik je als mijn vrouw beschouw, dat ik van je hou en je trouw beloof…. Wil je bij mij blijven, als mijn vrouw, al is het dan onwettig? Wil je deze ring dragen, Geertje?’

Zijn woorden zogen de lucht uit mijn longen. Vol ongeloof keek ik naar de ring, en toen naar de man tegenover me, die me ernstig aankeek en leek te menen wat hij zei.”

Dit vloeiende, in dit citaat toepasselijk romantische proza draagt het boek. De schrijfster brengt de liefde tussen die twee tot leven, kruipt in de huid van Geertje en verwoordt haar emoties uitstekend. Het beschrevene komt erg natuurgetrouw over, ook het feministische tintje dat Geertje hier en daar meekrijgt. Dat was ze vermoedelijk ook.De kracht van de schrijfster is dat ze die vermoedelijke gevoelens naadloos vervlecht met de realistische historische gebeurtenissen. Dat verraadt goede research. Met een fijne combinatie van romantiek, ellende en geschiedschrijving produceert ze zo een prima te verteren boek. Wie nog meer naadjes van de kous wil weten, kan doorbladeren tot achterin het boek, en bewonderend constateren hoe veelomvattend haar research is geweest.

Sterren: ***

ISBN: 9789026346194

Uitgeverij: Ambo/Anthos

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

J.J. Voskuil – De buurman

Superieur geouwehoer

In deze ‘spinoff’ van J.J. Voskuils levenswerk ‘Het Bureau’ slaat de schrijver een andere weg in. Dat is goed en slecht nieuws. Goed, omdat sommige lezers meer van hetzelfde zoals ‘Het Bureau’ was,  verwachten. Daarin voorziet Voskuil, zij het op een meer relationeel niveau. De fraaie priegelstijl blijft, net als de muizenissen in het hoofd van hoofdpersoon Maarten, de ongemakkelijke gesprekken, de ruzies tussen Maarten en Nicolien, het schuren tussen de binnen- en buitenwereld van Maarten, de met kritiek doorspekte observaties.De plaats van handeling is nu de thuisomgeving van Maarten en Nicolien. Die ondergaat een licht schokkende verandering: er komen nieuwe buren. Maarten komt de verse buurman tegen op de trap en hij komt er niet onderuit om samen met zijn altijd even curieus reagerende vrouw Nicolien de nieuwe buren een bezoekje te brengen.

Twee heren zijn dat, wat voor Maarten even schakelen is. Nicolien daarentegen is erg verguld met de twee mannelijke buren en laat dat zoals gebruikelijk op haar volledig van tact gespeende wijze merken. Maarten laat zich meenemen in haar enthousiasme en er ontwikkelt zich een soort van vriendschap tussen de stellen.

Lang gaat dat niet goed: Maarten wil de boot liever wat afhouden omdat hij zich niet erg verbonden voelt met de buren. Nicolien vermaakt zich daarentegen uitstekend.  Gevolg: nog meer getob van Maarten, een (vertrouwd beeld) zich innerlijke opbouwende boosheid die vulkanische afmetingen bereikt en na verloop van tijd een schier onoverbrugbare geestelijke verwijdering tussen de echtgenoten.

Mocht u nog twijfels hebben over het verloop van het verhaal: neen, tussen de buren komt het niet meer goed.

Voskuil maakt er een onderhoudende roman van, in zijn onnavolgbaar gedetailleerde stijl die dus niet veel verschilt van al zijn ‘Bureau’-delen. Dat is dan ook het slechte nieuws voor de lezers die hoopten op een heel andere toon dan in ‘het Bureau’: die is er niet. Het verhaal is goed gecomponeerd maar wel in vintage Voskuil-stijl geschreven. Hou je daar niet van, dan moet je ‘De buurman’ zeker niet lezen. Hou je er wel van, dan is dit weer een prachtroman die bol staat van superieur gezeur.

Sterren: ***

ISBN: 9789028241930

Uitgeverij: van Oorschot

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

John Bigwood – Rariteiten

Om gek van te worden         

In kranten stonden ze, vroeger. Plaatjes met getekende poppetjes, autootjes, honden, katten, cactussen, huizen – en de opdracht: zoek de verschillen.

Twee soorten had je. In de ene soort stonden twee plaatjes naast elkaar. Op de plaatjes cartoonachtige tekeningen met een hele drukke scéne. Veel figuren, veel objecten, veel handelingen. Van dat plaatje stonden er dan twee naast elkaar, op het eerste gezicht identiek, maar dat was natuurlijk niet zo. Er waren acht verschillen. Ik kwam nooit verder dan zes. Of zeven.

De andere soort had een rijtje plaatjes naast elkaar, ook al op het oog identiek. Dat konden tien plaatjes zijn, of veertig: een hele bladzij vol. Tussen al die veertig plaatjes stond er één die afweek. De opdracht: vind die afwijkende. Ik vond hem nooit.

Leren omgaan met teleurstellingen hoort bij het leven; het is daaraan, en alleen daaraan te danken dat dit in het Nederlands vertaalde boekje van een sadist genaamd John Bigwood nog niet wild in snippers gescheurd op de bodem van de papierkliko is beland. Het staat namelijk vol met dit soort puzzels.

Met de veel te optimistische opdracht: “Kies een puzzel en volg de instructies op de linkerpagina. Of je er nu één of meerdere verschillen uit moet halen, op elke bladzijde is genoeg te zien om je hersens eens goed te laten kraken. En je steekt er ook nog wat van op.

Mocht je er niet uitkomen, de oplossingen staan achter in het boek. (Maar die heb jij natuurlijk niet nodig.)

Veel plezier!”

Yeah right.

Sterren: **

ISBN: 9789000367771

Uitgeverij: van Goor

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Ramachandra Guha – Gandhi De legendarische jaren

Dicht op de huid van een groot man

Waarschijnlijk kunnen we dit wel de definitieve biografie van Gandhi noemen. Uitgebreider gedocumenteerd, onderzocht en nageplozen wordt het waarschijnlijk niet dan dit 1071 pagina’s beslaande overzicht van zijn leven. Let wel: dit boek gaat nog alleen over de latere jaren: over de jeugdige jaren van Gandhi schreef biograaf Guha al een ander buikig deel: Gandhi – de jonge jaren’.

Hier leeft hij zich dan verder uit in het supergedetailleerd boekstaven van handel en wandel van de levende legende. Guha nam zijn huiswerk serieus: hij had inzage in de 97 (!) delen van Gandhi’s ‘Collected Works’, alsmede in de ‘enorme verzameling brieven van Gandhi die bewaard worden in de Sabarmati-ashram’; de privépapieren van zijn vrienden, tijdgenoten, medestrijders en rivalen; de institutionele collecties van organisaties die van invloed waren op zijn werkzaamheden; archiefstukken in Londen, New Delhi, Bombay, Lucknow, Nagpur; kranten uit die tijd; memoires en biografieën – in totaal meer dan zestig archiefcollecties van over de hele wereld.

En inderdaad, we lezen in het eerste hoofdstuk ‘De terugkeer van een held’ een zo minutieus verslag van de terugkeer van Mohandas Gandhi vanuit Zuid-Afrika naar India alsof we naast hem lopen. Het is 1914 en Gandhi laat Zuid-Afrika achter zich, waar hij “de onbetwiste leider van de kleine Indiase gemeenschap was geweest, nu wilde hij voor de honderden miljoenen mensen van zijn vaderland gaan werken.”

Hij was al een held in Zuid-Afrika. Daar had hij een bloeiende advocatenpraktijk opgezet, en ontwikkelde zich van daaruit na verloop van tijd tot activist. Hij voerde acties en leidde campagnes in Natal en Transvaal tegen rassenwetten waar de Indiërs zwaar onder te lijden hadden. Vingeroefeningen, zou je in terugblik zeggen, voor het grote werk dat hem in India wachtte. Ironische terzijde: zijn graad als advocaat haalde hij in Engeland, hetzelfde land waarmee hij in India zoveel aanvaringen kreeg.

Gandhi kwam naar India om verschillende redenen. Zo wilde hij de relatie tussen de hindoe- en moslim-gemeenschappen verbeteren. Daarnaast wilde hij de vrouwenonderdrukking uit de (Indiase) wereld helpen en, zo mogelijk nog ambitieuzer, iets veranderen aan het verfoeilijke kastensysteem in India. Bij dat laatste richtte hij zich vooral op de laagste kaste, de onaanraakbaren, in een poging hun uitzichtloze positie te verbeteren.

In een tijd waarin framing of image building nog moest worden uitgevonden, was Gandhi perfect zichzelf. Een klein mannetje, altijd gekleed in zijn witte gewaad, rustig en bescheiden sprekend. Een onooglijk uiterlijke verschijning die in schril contrast stond met zijn onverzettelijkheid, zijn gevoel voor publiciteit en zijn messcherpe verstand. In korte tijd wist Gandhi in India belangrijke vertegenwoordigers van verschillende stromingen aan zich te binden, en grote groepen mensen. Een communicatieadviseur had het in deze tijd niet beter kunnen arrangeren.

Guha laat goed zien hoe Gandhi in het begin van zijn tijd in India nog vertrouwen had in de ‘correctheid’ van de Britse overheersers. Met zijn geweldloze verzet kreeg hij veel aandacht voor de misstanden die hij aan de kaak stelde. Het antwoord van de Britten was minachting en gevangenisstraf, maar daarmee oogstten ze veel negatieve publiciteit en bevestigden juist het beeld van de eenling tegen de onrechtvaardige overmacht.

Hoe het afliep, weten we inmiddels. Na het lezen van deze biografie weten we nog veel meer, bijvoorbeeld dat Gandhi op persoonlijk vlak geen makkelijk persoon was. Met zijn oudste zoon had hij een getroebleerde verhouding; met een invloedrijke Britse vrouw die samen met hem optrok, verbrak hij de relatie omdat ze niet de vrouwelijke rol wilde vervullen die hij haar oplegde (onderdanig aan de man); zijn onbuigzaamheid kwam hem goed van pas bij het strijden tegen de overheersers, maar stond het maken van echte vrienden soms in de weg. Guha brengt alles over de grote kleine man gedetailleerd tot leven. Een terecht bekroonde biografie.

Sterren: *****

ISBN: 9789046823729

Uitgeverij: Nieuw Amsterdam

Ook verschenen op De Leesclub van Alles