Recensies van actuele boeken

Brian Wildsmith – Een kerstverhaal

Weinig nieuws onder de sterren

Er zijn twee soorten kerstverhalen. Het oude, Bijbelse, op het feest der herkenning mikkende verhaal en het nieuwe, verrassende, de lezer op het verkeerde been zettende verhaal.

Bij de tweede soort blaast de schrijver (m/v) de lezer omver met gekke invallen, vernieuwende inzichten, breinkietelende ideeën. De schrijver moet hier van goeden huize komen om bevrediging bij de lezer te bereiken. Voor het oude kerstverhaal wordt het bekende Bijbelse verhaal verwacht, zonder fratsen graag. Een klein beetje bling mag wel, wat gekleurde sterren of een iets moderner uitgedoste Wijze uit het Oosten, maar uitbundiger dan dat mag het niet afwijken van het origineel.   

Het luistert dus nauw en er is geen automatische succesgarantie bij het uitbrengen van een oud ‘nieuw’ kerstverhaal. Hoe brengt Brian Wildsmith het er hier met ‘Een kerstverhaal’ van af? Als het aan de achterflap ligt, is het een gelopen race:

“Dit prachtig geïllustreerde verhaal over een klein meisje dat samen met haar ezeltje op reis gaat naar Bethlehem is een echte kerstklassieker. Het is een mooi geschenk om met de hele familie van te genieten tijdens de feestdagen.”

De eerste indruk: met de uitvoering zit het wel snor. Het is een handzaam (cadeauformaat) boekje in fraai blauw met gouden opdruk. De contouren van een Oosterse stad ontwaren we onderaan de tekening, en een gouden ster straalt daar recht boven. De hint is niet te missen en blijft bovendien binnen het betamelijke. Binnenin zijn de tekeningen liefjes, zeer aaibare dieren, levensechte mensen en een realistische woestijnachtige omgeving.

Bij nadere bestudering blijkt dat dit boek in 1989 voor het eerst uitgegeven is. Het hoofdpersonage is een ezeltje, geboren lang geleden in een stad die Nazareth heet. Vanuit dit viervoetersperspectief beleven we het verhaal. Als het ezeltje negen maanden oud is, vertrekt zijn moeder met zijn beide baasjes Maria en Jozef op een lange reis. Rebecca wordt gevraagd of ze voor hem wil zorgen.

Eigenwijs als ezeltjes nu eenmaal zijn, weigert het te eten omdat het zijn moeder mist, dus pakt Rebecca water en voedsel en gaat samen met het ezeltje zijn moeder zoeken. Ze gaan op pad. Jozef en Maria achterna.

“De straten waren vol mensen, onderweg naar allerlei plaatsen en steden. ‘Heb je misschien een ezel gezien, met een man en een vrouw?’ vroeg Rebecca aan een reiziger. Hij antwoordde: ‘Ja, ik kwam ze tegen op weg naar Jeruzalem.’”

Zo vervolgt Rebecca haar weg tot ze bij een zekere herberg aankomen, die ook nog een stal heeft. Daar ontrolt zich de finale die – geen verrassing – de originele versie niet veel ontloopt. Terug naar de stelling in de tweede alinea: is er niet te veel gemorreld aan het oude verhaal? We hebben het perspectief van de ezel, en de luxueuze uitvoering, plus de verterende tekeningen, die allemaal goed te verteren zijn. En het oorspronkelijke verhaal wordt geen geweld aangedaan. Missie geslaagd.

Sterren: **

ISBN: 9789060388778

Uitgeverij: Christofoor

Ook verschenen op De Leesclub van Alles

 

Norman Maclean – Er stroomt een rivier doorheen

Intense relaties in een ruig landschap

“Terwijl ik op mijn stapelbed lag, realiseerde ik me dat dit eigenlijk toch niet de eerste keer was dat ik hem opmerkte. Ik wist bijvoorbeeld al hoe hij heette, Jim Grierson namelijk… Het was ook duidelijk dat ik hem al eerder had opgemerkt, omdat ik toen ik me begon af te vragen hoe ik het ervan af zou brengen als ik met hem moest vechten ontdekte dat ik het antwoord al wist…. Ik schatte in dat ik beter getraind was en dat ik hem wel een toontje lager zou kunnen laten zingen, als ik de eerste tien minuten wist door te komen. Ik gokte ook dat ik die eerste tien minuten waarschijnlijk niet zou doorkomen.”

Aan het woord is de naamloze hoofdpersoon van het tweede verhaal in deze bundel: “‘Houthakken, pooieren en ‘Je makker, Jim.’” De locatie is de slaapzaal in een van de houthakkerskampen van de Anaconda Company langs de Blackfoot River. Daar observeert de naamloze hoofdpersoon zijn maat voor het komende houthakkersseizoen, Jim geheten. Samen gaan ze van zonsopkomst tot zonsondergang elk aan een kant van een lange zaag dikke bomen omzagen, waarvoor ze per stuk betaald worden.

Geen baan voor watjes, blijkt al snel. Ofschoon de hoofdpersoon wel wat gewend is, moet hij toch zijn meerdere erkennen in Jim. Aan het eind van elke dag komt hij thuis in het kamp, half misselijk van inspanning, alle spieren protesterend tegen het beulstempo dat Jim er bij het zagen op na houdt. Die eerste inschatting was toch goed. Jim heeft niet alleen meer spierkracht: hij heeft daarbuiten ook meer pijlen op zijn boog. Hij werkt in de zomer in het houthakkerskamp en in de winter gaat hij ‘pooieren’, ofwel een vrouw opzoeken die voor hem het geld binnenbrengt terwijl hij luiert.

Het rauwe leven in de ongetemde bossen in Montana begin 1900 is de voedingsbodem voor alle verhalen die Maclean hier neerzet. Hij werkte zelf rond die tijd in die kampen, en ook voor de Forest Service als brandweerman. De neerslag van de bonkige types en hun nietlullenmaarpoetsen-mentaliteit die de streek daar bevolkten, maakt zijn teksten een leesfeest. Hij schrijft tongue-in-cheeck, met zelfspot, mededogen en een scherp oog voor soms absurde details, en spaart zichzelf niet.

In het lange titelverhaal komt zijn familie aan de beurt. Maclean schrijft met aanstekelijk mededogen over zijn vader, een dominee, die hem tot in het ridicule de details van het vliegvissen (die wonderlijk genoeg overeenkomen met aspecten van het geloof) bijbrengt. Zijn broer Paul, krantenjournalist, is de ruige kant van hemzelf, net zo oer als het rotsige landschap waar de rivier doorheen stroomt waarin de broers vliegvissen. Broer Paul wordt gehinderd door de onhandige neiging zich met zowel drank als vrouwen onmatig bezig te houden. Zo onmatig, dat hij altijd weer ergens in een donker steegje berooid wakker wordt, en door de brave broer weer uit de problemen gehaald moet worden.

Hoewel Maclean een plezierig verteerbare stijl hanteert, heeft hij de neiging iets te wijdlopig op een onderwerp door te gaan. Zo lezen we bladzijden lang over de strapatsen van Paul en het monnikenwerk van zijn broer om hem weer uit ergens van een vuilnisbelt, of achter een sleezy kroegje, op te halen. Ook de analogie tussen vliegvissen en religie wordt erg lang uitgesponnen – na vijf bladzijden weten we het wel. Kleine kritiekpunten slechts, die we de schrijver graag vergeven omdat er genoeg moois tegenover staat.

Sterren: ****

ISBN: 9789022592809

Uitgeverij: van Oorschot 

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Sophie Dahl, Lauren O’Hara – Madame Badobedah

Huppelende tekst en puntige tekeningen

Mabel woont op een beetje aparte plek, in een hotel. Haar vader is de directeur maar haar moeder is de BAAS. Vanuit de achterdeur van het hotel kun je naar de zee lopen tussen kruiptijm en stekelige distels door en dat doet ze op blote voeten, want ze is een avonturier. En avonturiers hebben zelden schoenen aan.

Een Roald Dahl-achtig meisje is ze, die Mabel. Ze heeft wel wat weg van diens onsterfelijke Matilda die zo eigenwijs was dat ze de slechte bedoelingen van haar ouders wist om te buigen in een positief eigen leven. Misschien heeft het er iets mee te maken dat Mabel is ontsproten aan het brein van Sophie Dahl, inderdaad de dochter van. Dit karakter heeft in elk geval de springerigheid, het anti-autoritaire en de pure lef die een heldin zo’n eh heldin maken.

Een heldin in het diepst van haar gedachten dan wel. Ze houdt zich op de vlakte, maar wel iedereen in de gaten. Omdat ze in een hotel woont, komen heel veel gasten voorbij. En wat is er nou leuker dan gasten stiekem te bespioneren? Vooral als die gasten er apart uitzien, zoals de nieuwe gast die op pagina 12 binnen komt:

“Ik gluurde omhoog.

Ze was oud, oud, oud. Met rode lippen.

Maar ze was niet alleen. Ze had bij zich:

twee honden,

            twee katten,

                        een schildpad

en 23 koffers, allemaal dicht om haar heen staand, als leden van een koor. Ik dacht: ze is vast nogal vervelend…

Ik gaf haar de tas aan. Het leek of er tien goudstaven in zaten. Ik gaf haar, geloof ik, ook een ijzige blik.”

De roodharige en –lippige dame is een blijvertje. Ze neemt haar intrek in kamer 32 en Mabel moet elke dag alle trappen op om haar dingen te brengen. Nadat ze haar wel drieënhalve minuut door het sleutelgat heeft geobserveerd, ontwikkelt Mabel de keiharde theorie dat de dame zonder twijfel een stokoude superschurk is, op de vlucht voor de politie. Eat that, oude schurkin!

Geen gebrek aan fantasie en sterke tekeningen bij dit prentenboek. De tekst is grappig huppelend en steeds perfect geschreven vanuit het perspectief van Mabel die zich ab-so-luut geen knollen voor citroenen laat verkopen. De vertaling neemt die vrolijkheid goed over, zodat de luchtige tone-of-voice moeiteloos in stand blijft.

De formidabele tekeningen van Lauren O’Hara passen uitstekend bij die tekst. Ze zijn puntig en verbergen details die pas op het tweede of derde oog opvallen. Mabel en vooral haar gezichtsuitdrukkingen zijn levensecht, net als de nuffige, chique uitstraling van Madame Badobedah. Mooi personage dat de boektitel met verve draagt.

Sterren: ****

ISBN: 9789060388785

Uitgeverij: Christofoor

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Icinori – Issun Boshi

Japans sprookje in prachtig retro prentenboek

Liefde op het eerste gezicht, zo voelt het bij het uitpakken van dit prentenboek. Een fijn langwerpig formaat, heerlijk mager gestylde letters op het voorplat en het mooist: de tekeningen. Subtiele plaatjes in onweerstaanbaar rood en zwart, opgebouwd uit alleen de essentiële lijnen van een boom, een springend jongetje. Een klein springend jongetje. Dit is Issun Boshi, de jongen die zo klein was als een kinderduim.

Klein Duimpje heet hij bij ons, en inderdaad, we hebben het over hetzelfde sprookje/volksverhaal. Dit prentenboek vertelt het vanuit Japans perspectief. Hoogstwaarschijnlijk verklaart dat de coole tekeningen, happy uitstraling en het algehele jaren 50-gevoel dat daarmee opgeroepen wordt.

Het sprookje mag bekend worden verondersteld, maar om u een zoektocht op Google te besparen: Een kinderloos echtpaar krijgt een klein jongetje, zo groot als een duim. Het ventje wordt gekocht door twee vreemdelingen en begint een lange tocht – na veel avonturen wordt Klein Duimpje opgegeten door een wolf. Vanuit de maag van de wolf vertelt hij hem de weg naar zijn ouderlijk huis, want daar ligt een voorraad eten. De wolf eet zich rond en kan de voorraadkamer niet meer uit. Klein Duimpje gaat schreeuwen, zijn ouders komen kijken en doden de wolf.

Die thema’s: Kleinduimpje in een maag en de list waarmee hij zichzelf redt en wraak neemt, komen in vrijwel alle Klein Duimpje-versies over de hele wereld voor. Dat is niet anders in dit Japanse beeldverhaal, met wat kleine variaties. Zo komt Issun Bosshi in contact met de beeldschone dochter van een edelman. Die dochter geeft zijn leven een andere wending, wat meer spanning en een nieuwe uitdaging.  

Meer geven we over dat verhaal niet weg, het is veel leuker om zelf het boek te ontdekken. Dat is zeker de moeite waard, al was het alleen al om de in naïeve stijl gestileerde tekeningen in die timewarpende ultrasofte (slechts drie!) kleuren.

Sterren: ***

ISBN: 9789492986139

Uitgeverij: Boycott

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

Nana Kwame Adjei-Brenyah – Friday black

Fantastische verhalen met scherpe randen

Natuurlijk kent u hem. Zwarte vrijdag, die vrijdag van het jaar waarin megadeals te halen zijn, als je snel bent. Koopjesjagers die al urenlang op de stoep wachten, stormen als de poorten opengaan de Mediamarkt/kledingzaak/elektronicagigant/schoenenreus/Bol.com binnen om hun felbegeerde koopjes uit de schappen te rukken.

Stelt u zich de toekomstige versie daarvan voor, maar dan in Amerika en in de overdrive:

“’Naar jullie afdelingen!’ gilt Angela.

Het geloei van hunkerende mensen. Ons hek jammert en ratelt onder hun schuddende en rukkende groezelige vingers, die als wormen door het traliewerk steken. Ik zit op het dak van een hard plastic blokhutje…

Ik houd mijn grijper vast, een tweeëneenhalve meter lange metalen staaf met een plastic klauw, waarmee je hangers van de hoogste rekken kunt plukken. Ik gebruik mijn grijper ook om Friday-slaven mee op hun kop te rammen. Het is mijn vierde Black Friday. Bij de eerste beet een man uit Connecticut een gat in mijn triceps. Zijn kwijl was gloeiend heet…

Ik hoor Richards schoenen aan komen sloffen.

‘Ben je er klaar voor, kanjer?’ vraagt hij. Ik open één oog en kijk hem aan. Ik was er nog nooit niet klaar voor, dus ik zeg niets en sluit mijn ogen weer.”

Dit is Friday Black, het titelverhaal uit de opmerkelijke debuutbundel van Nana Kwame Adjei-Brenyah. Hij beschrijft met sardonisch genoegen hoe zo’n Black Friday eruit zou kunnen zien in de (nabije) toekomst, als er nog een paar laagjes beschaving van de mensheid zijn afgegleden.

Hij doet dat in een flamboyante stijl die zowel beeldend als schokkend is. Schijnbaar achteloos schudt hij sterke zinnen en scenes uit zijn mouw die een tot nadenken stemmende wereld neerzetten. Absoluut geen plezierige wereld, meer een wereld die de lezer nog lang heugt.

Gebrek aan inlevingsvermogen heeft Adjei-Brenyah niet. Zelf als donker gekleurde jongere opgegroeid in Amerika, laat hij in het verhaal ‘De vijf van Finkelstein’ behoorlijk levensecht zien hoe in dat land alledaags racisme meer gewoonte dan uitzondering is. Hoofdpersoon hier is een blanke huisvader die vijf ongewapende zwarte tieners die toevallig op zijn weg komen, vermoordt omdat hij zich ‘bedreigd’ voelt. Dankzij de publieke opinie én een sneaky advocaat komt hij daar gewoon mee weg.

In alle twaalf verhalen valt de bijzondere binnenwereld op die dit jonge talent aanboort. De binnenwereld van een underdog met goede intenties, die telkens weer op een wreder en absurder reagerende buitenwereld botst. De verhalen kunnen zich in het huis naast je afspelen, of in een wild fantastisch decor. De situaties waarin de personages verzeild raken schieten alle kanten op, soms half gedroomd, soms hardcore sciencefiction, maar altijd doortrokken van een borrelende verongelijktheid. Het laat de lezer achter met een licht ongemakkelijk gevoel over al dat onbegrijpelijke onrecht. Meer van deze schrijver graag.

Sterren: ****

ISBN: 9789025456986

Uitgeverij: Atlas Contact

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Kaatje Vermeire – In de tuin van Monet

Kunstgeschiedenis voor beginners

‘Mijn tuin is mijn grootste meesterwerk.’ Deze uitspraak van Claude Monet krijgt dit oogstrelende prentenboek mee, een ode aan de man die van de waterlelies in zijn tuin geen genoeg kon krijgen. Hij schilderde ze meer dan tweehonderd keer.

Monet is (ongewild) de naamgever van het impressionisme door zijn schilderij Impression, Soleil levant  Dat werd in 1872 tentoongesteld in de ‘Salon des refusés’, een salon waar alle schilders mochten exposeren die door de elitaire ‘Salon de Paris’ werden geweigerd wegens te ver afwijkend van de toenmalig geldende schoonheidsnorm. Eén van de kritiekpunten van de jury was dat dit schilderij te vaag was, het gaf ‘een impressie’. De ironie wil dat juist deze afwijkende schilderijen later wereldberoemd werden.

Gelukkig valt Kaatje Vermeire kinderen niet lastig met dit soort informatie. Zelfs het woord impressionisme valt niet, en zo hoort dat. Als je begint te bladeren in het boek, krijg je vanzelf de sfeer van Monet mee. De illustraties benaderen de geest van de originele schilderijen uitstekend, samen met de getekende baardige, oude man die met zijn handen op de rug door zijn tuin wandelt, speurend naar weer een andere lichtval op de bloemen, struiken, huizen, bomen en natuurlijk de waterlelies in de vijver.

De tekst is beknopt maar lucide. Chronologisch volgen we Monets leven, vanaf het moment dat hij als jongeling over de rotsen op het strand wankelt,  het zonlicht in het zeewater in duizenden tinten ziet schitteren, en besluit later schilder te worden. De liefde voor zijn muze Camille, schildersmodel en later zijn eega waar hij weer afscheid van moet nemen als haar leven eindigt, wordt ook zonder nodeloos sentiment neergezet

Zo lopen we aan de hand van Vermeire mee met een schildersleven. We zien de oude meesterschilder in zijn tuin genieten van het licht in al zijn schakeringen, zelfs als het licht in zijn eigen ogen af begint te nemen. Hij blijft de vlekken, de vegen, de vormen op het doek zetten tot aan het einde. Een bladerboek zonder overbodige sentimenten dat hopelijk nieuwsgierige jonge zieltjes aanzet tot iets moois.

Sterren: ****

ISBN: 978902587822

Uitgeverij: Leopold 

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Ilona de Lange – Miljonairskind

Geinig verhaal met hobbels

Stel je voor: je woont met je vader en moeder in een oud krakkemikkig huisje. Veel geld hebben jullie niet. Lijkt het. In het echt hebben je ouders al jaren geleden meer dan 800 miljoen euro gewonnen in de loterij. Ze kunnen een zwembad vullen met geld!

Maar dat doen ze niet. Ze hebben namelijk een geheimpje: onder dat kleine huisje hebben ze een hele wereld ingegraven. Met een grote villa. En een subtropisch zwemparadijs, een dierentuin, een achtbaan, een privé sportcomplex en nog zo wat. Voor hun zoon Zilver is dat leuk, zou je denken. Behalve dat hij alles geheim moet houden en dan gaat de fun er toch wel vanaf. Natuurlijk vertelt hij het toch, aan zijn beste vriend Lennon. Met grote gevolgen.

Een origineel idee van Ilona de Lange. Het is vergezocht, lekker gek en het spreekt kinderen aan. Wie wil er niet een glijbaan in zijn kamer die eindigt in een ondergronds subtropisch zwemparadijs? Roald Dahl had het kunnen verzinnen.

Ook de personages zijn goed gekarakteriseerd. Soms nurks, soms kleurrijk en tintelend. Papa is een horkerige man die niets anders doet dan wanhopig zijn geheim voor de buitenwereld verborgen houden. Moeder is een opgespoten botox madammeke voor wie de juiste kleur kleding belangrijker is dan contact maken met haar zoon. Zilver en met name zijn vriend Lennon zijn springerig, grappig en vrienden door dik en dun.  

De dialogen lopen soepel, hebben een redelijke grapdichtheid en afwisseling van toon. De schrijfster geeft het verhaal vaart, maar niet te veel, zodat we blijven doorlezen.

“Onderweg naar de lift vraagt Lennon: ‘Zilver, waarom hebben je ouders dit alles gebouwd als er nooit iemand van komt genieten?’

Bam! De vinger op de zere plek. ‘Ze … ze bedoelen het goed,’ stamel ik. ‘Mijn vader wil ons, en zijn rijkdom, alleen maar beschermen. Hoe minder mensen het weten, hoe kleiner het risico dat het misgaat. Dat iemand ons komt beroven, bijvoorbeeld. Maar waarom ze daar zo krampachtig over doen en helemaal niemand in vertrouwen nemen, snap ik zelf ook niet goed.’

Ik merk dat ik een beetje buiten adem ben en ga iets rustiger fietsen. ‘Vandaag is een geweldige dag, alleen omdat jij erbij bent. Het achthonderdste rondje in de achtbaan in je uppie is doodsaai, kan ik je vertellen. Je zou denken dat ze dat inmiddels zelf ook wel snappen, want ze komen echt nooit buiten hun vaste rondje woonkamer-slaapkamer-eetkamer-bibliotheek. Maar toch blijft mijn vader bouwen. Hij is nu zelfs …’”

Een fijn buiten-de-werkelijkheid-verhaal dus dat verrassend begint, maar ook nog afgewikkeld moet worden. Zonder teveel te verklappen: een inbreker zet de vertrouwde wereld van Zilvers vader op zijn kop. Hij zet een reeks gebeurtenissen in gang die het onderaardse paradijs op zijn grondvesten laten schudden. Zilver en Lennon zien dat aankomen en maken Een Plan, maar of dat helpt? En of dat plan helemaal geloofwaardig is? Het zou kunnen, al rammelt het wel een beetje. Dat nemen we dan maar met een korreltje zout, gewoon omdat het verhaal op zo’n leuk idee is gebaseerd. Maar dan moet het volgende boek wel wat doortimmerder in elkaar steken.

Sterren: ***

ISBN: 9789025878023

Uitgeverij: Leopold

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Sally Coulthard – Het egeltjeshandboek  

Een ode aan onze stekelige vriendjes

Het egeltjeshandboek wordt in het Nederlands uitgegeven door Karakter en komt oorspronkelijk uit – hoe kan het ook anders – Groot Brittannië. In geen ander land kunnen complete encyclopedieën gewijd worden aan de futielste onderwerpen. Niet dat de egel geen interessant dier is. Integendeel. In dit handboek krijgen we alle denkbare aspecten te lezen van deze wonderlijke heggensluiper.

Het boekje ziet er even lief uit als het onderwerp is. Op de omslag een schattig getekend bosje (of meer waarschijnlijk: een heg) aan weerszijden van een rond beestje dat met twee koolzwarte oogjes wantrouwend de wereld in kijkt. Best logisch, leren we verderop, want er loeren onverwacht veel gevaren voor deze diertjes in de lage bosjes.

De inhoud is strak gerangschikt. Coulthard verdeelt het boek in twaalf hoofdstukken die tevens onze twaalf maanden zijn, en geeft in elke maand zowel algemene informatie over egels als gedetailleerde informatie over wat egels in dat jaargetijde exact uitvoeren. Of waardoor ze bedreigd worden. Of wat ze eten. Enfin, een schat aan encyclopedische gegevens met een licht aktivistiese ondertoon.

“December

Egels en mensen

Mensen zijn vreemde wezens. We kunnen op het obsessieve af dol zijn op een dier, er sentimenteel over doen, het opnemen in kinderboeken en het uitroepen tot nationaal symbool, terwijl we tegelijkertijd niets doen aan zijn benarde toestand.

Als we kijken hoe de relatie tussen mensen en egels zich heeft ontwikkeld, blijkt deze moeizaam te zijn verlopen. Uit de eerste geschriften over egels blijkt dat deze dieren vaak verkeerd zijn begrepen. Plinius schreef, slechts tientallen jaren na de dood van Christus, vol overtuiging dat egels hun eten verzamelen door het aan hun stekels te prikken…

Het lijkt erop dat niemand de moeite had genomen om egels eens echt te observeren. Dat soort fouten is nog door de vingers te zien omdat egels nu eenmaal nachtdieren zijn die zich zelden overdag vertonen. Maar een paar jaar later is de onwetendheid omtrent egels alleen maar groter geworden.”

Daarna veel Engelse voorbeelden van egelonwelgevallige wetgeving en een pleidooi om egels niet meteen dood te schieten, te verpletteren of in een val te lokken. Het is beter de kleine rakkers te begrijpen en ze te laten integreren in ons menselijk bestaan, want ze zijn best nuttig.

Na die weinig opzienbarende conclusie komen allerhande tips om de egel te helpen. Met extra voer in de winter bijvoorbeeld, en andere voor de hand liggende voorbeelden. Dat is bij dit boekje wel een probleem: bijna alle informatie en alle tips zijn zo obvious dat de lezer die al van egels hield, er een sterk duh-gevoel aan overhoudt. Maar voor alle andere nog oningewijden is dit een prachtige gebruiksaanwijzing hoe om te gaan met de egel, ze te respecteren en als het even kan, ze de jaargetijden door te helpen. Want wat hulp kunnen ze wel gebruiken, deze speldenkussens van de natuur.

Sterren: ****

ISBN: 9789045216942

Uitgeverij: Karakter

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

Rebecca Solnit – Wanderlust

Het vademecum wandelen

Altijd al alles over wandelen willen weten? Dit boek voldoet aan die behoefte, en meer. Veel meer. Rebecca Solnit noemt het ‘een filosofische geschiedenis van wandelen’ waarin ze de importantie van het lopen belicht. Alle vormen van lopen, in een eindeloos landschap of gewoon wandelen zonder te weten waarnaartoe, of verdwalen in een stad.

Parijs bijvoorbeeld, waar Walter Benjamin (volgens Solnit dé kenner van steden en de kunst van het wandelen daarin) ooit op zoek was naar ‘de flaneur’:

“Wat een flaneur precies is, is nooit bevredigend gedefinieerd maar te midden van alle varianten van de flaneur, van aartsluilak tot zwijgende dichter, blijft één ding overeind: het beeld van een eenzame man die al observerend door Parijs slentert.”

Tsja. Het is de vraag of dit soort observaties interessant genoeg zijn om in een filosofisch getint boek als dit opgenomen te worden. Uit het oogpunt van volledigheid misschien wel, maar als onmisbare component ter kennisvermeerdering lijken dit soort feitjes overbodig.

Solnit intussen definieert het wandelen eerst op basisniveau, namelijk het ene been voor het andere zetten en jezelf naar voren laten vallen, zodat je lichaamsgewicht van het ene naar het andere been zwiept. Meer dan dat is het niet, lichamelijk gezien. Geestelijk daarentegen is die cyclus van bewegingen juist een uitgelezen kans om al slingerend met benen, armen en romp je gedachten de vrije loop te laten. 

Dat laatste is de basisgedachte hier. Vrije uitloop-wezens zijn we, met daardoor geolied werkende hersens van met name filosofen als Jean-Jacques Rousseau tot Aristoteles en van de sofisten in Athene tot Plato. Maar ook modernere filosofen zoals John Stuart Mill en Thomas Hobbes verrichtten hun denkwerk tijdens de wandeling, net als Kant, Nietsche, Wittgenstein. In razend tempo komen beroemde namen voorbij (iets minder name-dropping had wel gemogen) en wordt Rousseau genoemd als fundamentlegger voor het ideologische bouwwerk waarin het wandelen zelf gekoesterd werd. 

Lopen helpt dus de gedachten ordenen, maar wat ís lopen eigenlijk, geschiedkundig gezien? Het antwoord: de oorsprong van het menselijk lopen ontstond in Afrika door evolutie en noodzaak. Die vaardigheid evolueerde bijvoorbeeld naar pelgrimstochten, zoals die naar Santiago de Compostella. Op dat onderwerp gaat ze de diepte in:

“De pelgrimage bewandelt een delicate scheidslijn tussen het spirituele en het materiële… Of misschien verzoent de tocht het spirituele met het materiële want op een pelgrimstocht gaan is hetzelfde als het lichaam en de handelingen een uitdrukking laten zijn van de verlangens en de overtuigingen van de ziel.” 

Dit citaat laat zien dat er grondig over het onderwerp wordt nagedacht, en dat die gedachten uitvoerig zijn neergepend. Dat is de kracht én de zwakte van dit boek. Kracht, omdat elke denkbare invalshoek over het wandelen beredeneerd en behandeld wordt. Zwakte, omdat een dusdanige grondigheid een soms taai boek oplevert waar je niet zo snel in bladert. Toch is het aan te raden even door te bijten en te genieten van de goede passages vol eruditie, veelzijdigheid en de talrijke zijpaden die al mijmerend ingeslagen worden in dit lijvige boek. 

Sterren: ***

ISBN: 9789038806808

Uitgeverij: Nijgh en van Ditmar

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Alberto Angela – Cleopatra

Schoonheid versus wreedheid   

Alberto Angela is in Italië wat Thea Beckman was voor de Nederlandse historische kinderboeken: een geschiedschrijver die waargebeurde episodes uit de historie navertelt in een verhalende stijl. Bij Angela is die stijl niet alleen verhalend maar sterk geromantiseerd en verfraaid met allerlei wulpse details: daar hou je van, of niet. In dit boek belicht hij het leven van ‘de femme fatale van de oudheid.’

Het gaat om de laatste twintig jaar van het leven van Cleopatra. Ze ontvlucht daarin haar land in de strijd om de Egyptische troon, maakt liaisons met Julius Ceasar en Marcus Antonius en wordt zo de eerste vrouw die wereldgeschiedenis schrijft. Zoals de blur op de achterflap stelt: “Dit boek neemt je op verhalende wijze mee door het chaotische oude Rome, en via de steegjes van Alexandrië naar de bloederige slagvelden in Egypte. Cleopatra toont de vrouw op haar sterkst.”

Een bijzondere vrouw en dat was ze. Het verhaal begint met een close-up van haar in het jaar 44 voor Christus in Rome: “Haar blik is gericht op de verre horizon, alsof ze daar de zoete en beschermende gevoelens en herinneringen hoopt te vinden die haar zo dierbaar zijn. Opeens blijft ze staan en plaatst, met de sierlijkheid van een veertje, een kleine, goed verzorgde voet op de heup van Venus.”

Zoetgevooisd ontrolt zich zo het verhaal, dat later een drama zal worden. Maar eerst voert Angela de lezer aan de hand mee door Rome en doet dat zeer gedetailleerd. De winkels gaan open, de luiken die bestaan uit losse planken worden opzij gezet en kleurige lappen stof worden uitgestald, etenswaren, er stijgen geuren op van eten dat bereid wordt.

Een winkelier zegt zijn ochtendgebed op en offert wijn en eten bij bronzen beeldjes in een nis. Dit is het Lararium waar de laren, de huisgoden, gunstig gestemd worden om diefstal, ziekte en brand buiten de deur te houden. In een taverne gooit een bediende een kruik wijn om – hij krijgt klappen en schoppen van de waard. Men keek toen niet op van een blauwe plek, of erger.

Door dit soort details gaat het verhaal leven, en wandelt de lezer met Cleopatra mee. Je voelt haar moed en later haar wanhoop, zeker in het zinderende gedeelte als zij het bondgenootschap met Ceasar aangaat door – zeer ongebruikelijk in die tijd – een ontmoeting met hem te regelen. Dat pakt gelukkig goed uit. Hun latere verbintenis, liefdesleven en zelfs hun cruise op de Nijl dompelt de lezer onder in een boeiende love story.

Maar uiteindelijk wordt de liefde overschaduwd door geweld. Bruut geweld zelfs, gepaard gaand aan gewetenloze manipulatie door Machtige Mensen. Het boek beslaat een relatief korte periode in de geschiedenis, van 44 v. Christus tot 30 v. Christus. De zes grote namen die dan aan de macht zijn – Caesar, Cassius, Brutus, Marcus Antonius, Octavianus en Cleopatra, worden meegesleept in een verwoestende strijd om die macht. Daarvan blijft Octavianius over, die de basis zal leggen voor het Romeinse keizerrijk. Cleopatra zette met haar onverschrokken gedrag in feite dat proces in gang.

Angela brengt het verhaal van deze buitengewoon dappere vrouw geloofwaardig in beeld, al zet hij zelf een kanttekening bij zijn werkwijze: “Als de werkelijkheid niet langer bestaat, kunnen we geloofwaardige reconstructies maken op basis wat we over vroeger weten, gebaseerd op archeologische gegevens, gebruikmakend van de adviezen van hedendaagse historici.” Dat heeft hij goed gedaan. Thea Beckman zou zich er ongetwijfeld bij aansluiten.

Sterren: ***

ISBN: 9789402703344

Uitgeverij: HarperCollins 

Ook verschenen op De Leesclub van Alles