Recensies van actuele boeken

Maren Stoffels – Mystery Guest

 

Beklemmend stalkverhaal

De cover met de Mystery Guest-titel ademt suspense. We zien een eng groen masker waarachter starende ogen de lezer aankijken, een titel in scheve letters en een duistere achtergrond die weinig goeds belooft. Als dit geen nagelbijter is?

Ai, eerst nog even een layout-zeurpuntje. De cover is OK, maar het begin van alle hoofdstukken is oerlelijk. Geen opmaak, gewoon de titel in VET LETTERTYPE boven de tekst, en het hoofdstuk loopt. Pijn aan de ogen, opmaker, volgende keer beter je best doen.

Terug naar de tekst. Daarin worden wij spanningsliefhebbers op onze wenken bediend. Hoofdrolspeelster Mirza is een meisje van het doordouwer-type.

Al op de eerste pagina zien we haar langs de regenpijp omhoog klimmen, naar het slaapkamerraam van haar vriendin Pip, omdat de berichtjes die ze naar Pip stuurde, niet aankomen:

“Het idee dat Pip me negeert, verlamt me. Waar moet ik heen als ze niet opendoet?

Misschien is ze nog boos om de ruzie van vanmiddag en laat ze me daarom midden in de nacht buiten staan…

Maar dan gaan eindelijk haar gordijnen open en ik voel mijn hart een sprongetje maken.

Het is me gelukt!”

Pip blijkt niet al te toeschietelijk, maar Mirza doet haar best toenadering te zoeken. Dan staat opeens Pips vader in de kamer – heel boos te zijn. ‘Ga alsjeblieft naar huis, meisje,’ zegt hij niet al te vriendelijk. Dat doet Mirza, maar buiten krijgt ze een telefoontje van een onbekend nummer, met een vreemde profielfoto met een groenig masker en één zichtbaar oog.

“MYSTERY GUEST, staat erbij.

Wie is dit in vredesnaam?

En hoe komt hij of zij aan mijn nummer?

Dan zie ik het berichtje; kort maar krachtig.

MYSTERY GUEST:

Verveel je je?” 

Een veelbelovende aftrap – spannend, onbekend en best griezelig. En dit is nog maar het begin van een hele stressvolle periode voor Mirza.

De Mystery Guest beheerst namelijk vanaf dat moment haar leven. Hij (of zij?) geeft haar opdrachten, die ze eigenlijk niet durft uit te voeren, maar door het aandringen/chanteren van Mystery Guest toch maar wel doet.

Vanaf datzelfde moment wordt het verhaal helaas ook wat minder geloofwaardig. Vooral het feit dat Mirza zich laat chanteren door een onbekende is op zijn minst een beetje raar, laat staan dat haar leven nu door hem/haar bepaald wordt.

De voortgang van het verhaal gaat verder de foute kant op: alles rondom Mirza is vol kwade bedoelingen, de kans dat ze het einde van dit boek haalt is minimaal. Dreiging genoeg, maar die stress werkt alleen als het verhaal overtuigend is. En die kwalificatie kan ik dit boek helaas niet meegeven.

ISBN: 9789025886240

Sterren: **

Uitgeverij: Leopold

Ook verschenen op Bazarow 

Imre Kertész – Onbepaald door het lot

Holocaust door kinderogen

“Die dag ben ik niet naar school gegaan. Dat wil zeggen: ik ben er wel heen gegaan, maar alleen om me door mijn klassendocent vrij te laten geven. Ik gaf hem de brief van mijn vader, waarin hij verzocht mij ‘wegens familieomstandigheden’ van school vrij te stellen. De leraar wilde weten wat dat betekende, familieomstandigheden. Ik zewi hem dat mijn vader voor de arbeidsdienst was opgeroepen. Toen hij dat hoorde maakt hij geen bezwaar meer.”

Ik begin met deze monoloog omdat hierin eigenlijk het hele boek dat we hier bespreken, besloten ligt. We volgen de geschiedenis van een veertienjarige Joodse jongen die eerst de dreiging van een oorlog – DE oorlog – aanvoelt, en vervolgens de gevolgen ondervindt.

Op een kwade dag wordt de jongen op straat door soldaten opgepakt en, zoals dat ging, op transport gesteld. Naar Auschwitz eerst, dan Buchenwald en daarna Zeitz. Hij ondergaat dat lijdzaam en kijkt eigenlijk vooral met verwondering om zich heen. Wat gebeurt er? Wie doet wat? En de hamvraag: waarom gebeurt dit met hem?

Wij als lezer krijgen door die onschuldige veertienjarige jongenskijk op het leven, de snoeiharde onmenselijkheid van de Jodenvervolging ongefilterd voor onze kiezen. De lezer moet wel van steen zijn om hier geen emoties bij te voelen. Kertész houdt het perspectief consequent vol terwijl de jongen zijn kruisgang maakt langs de vernietigende machinatie die met een duivelse efficiëntie ontworpen is om zoveel mogelijk, met zo min mogelijk inspanning, Joden te vermoorden.

Een stukje verderop in tijd, beschrijft de jongen het veranderende gedrag van een meisje dat hij kent:

“Ze wilde met ons praten over iets wat haar de laatste tijd zorgen baarde en haar sterk bezighield: het dragen van de gele ster. Door de blikken die de mensen op haar wioerpen had ze gemerkt dat zich een zekere mentaliteitsverandering had voorgedaan en dat de mensen zich anders gedroegen tegenover haar dan vroeger, sterker nog: ze kon aan hun gelaatsuitdrukking zien dat ze haar ‘haatten’….

Ik vond dat ze wel wat overdreef, mijn eigen ervaringen waren in elk geval anders. Op mijn werk bijvoorbeeld gedroegen de meeste metselaars zich heel vriendelijk tegenover ons jongens, hoewel iedereen wist dat juist metselaars een hekel hadden aan Joden…

Ook moest ik aan het gedrag van de bakker denken, en ik probeerde het meisje uit te leggen dat zij niet degene was die door de mensen werd gehaat, althans niet zij persoonlijk, tenslotte kenden ze haar niet eens, maar dat hun haat op de gedachte berustte dat zij een ‘Jodin’ was.

Kertész neemt op fluweelzachte wijze de lezer bij de hand, de ondoordringbaar duistere wereld van Jodenvervolging in, en juist door dat fluweel komt de boodschap des te harder binnen.

ISBN: 9789028233065

Sterren: ****

Uitgeverij: van Oorschot

Ook verschenen op Bazarow 

Lucas Eden – Een snufje magie

Harry Potter herleeft – niet

Jula heeft ouders met een boekwinkel waar ze onbeperkt in kan grasduinen. Ook gaat ze soms met haar ouders mee op boekenjacht, in antiquariaten. Op een dag vindt ze daar, in één van de boekenkasten van Antiquariaat Casimir, een boek. Of beter: het boek vindt haar. Een bijzonder boek dat toverspreuken bevat die alleen Jula kan lezen. Hm, toveren. Waar hebben we dat thema meer gelezen?

Zoals het ook in – ik noem maar een wild voorbeeld –  de Harry Potter-boeken gaat, gaat Jula onderzoeken wat ze met het boek zou kunnen doen. Het toverspreuk-pad is de ene pijler waar het verhaal op leunt. De andere loopt via de vriend van Jula: Ben. Met hem kan ze goed door één deur, en hij helpt haar met vooral technische zaken zoals weerbarstige mobiele telefoons. Bens moeder werkt op een toeristische stoomboot. En Ben en zijn moeder zijn bang dat die baan gevaar loopt.

Gedragen door deze twee overzichtelijke subplots komt het verhaal in beweging. Er is veel, heel veel interactie tussen de vrienden en vriendinnen van Jula en Ben. En soms ook een heuse ruzie die gesust moet worden:

“’We hebben tegen je ouders gezegd dat we de ruzie tussen Ben en Bertram gingen oplossen,’ zei Yin. ‘Dus ik vind dat we dat ook moeten doen.’ Ze typte driftig op haar telefoon.

Yin en Jula stonden voor het gemeentehuis op Bertram te wachten.

‘Maar dat gaat nooit goed,’ zei Jula. ‘Je hebt gezegd dat Ben spijt heeft, en dat heeft hij absoluut niet. En Bertram heeft echt heel lelijke dingen over Lata gezegd, ik was er zelf bij. Als hij zo over mama heeft gesproken, zou ik hem dat ook nooit vergeven.’

Yin bleef typen. Jula hoorde intussen voortdurend berichtjes binnenkomen…”

Over het algemeen is de stijl wat rommelig, wat heel charmant kan zijn om de verhoudingen tussen de figuranten in het boek weer te geven, maar hier werkt het niet helemaal goed. Omdat de samenhang tussen de zinnen hak op de takkerig is, versnippert het verhaal. Voor de leesbaarheid & logica van het verhaal helpt dat niet mee.

En nu we het toch over het verhaal hebben: het is niet echt een pageturner. Er wordt heel veel afgebabbeld, en gekibbeld en gespeculeerd, maar echt hout snijden doet het niet, in elk geval niet voor deze lezer.

De twee hoofdproblemen (hoe werken de toverspreuken uit het mysterieuze boek, en de baan-in-gevaar van Bens moeder) die het verhaal moeten dragen, zijn onfortuinlijkerwijs niet urgent of levensbedreigend genoeg om de lezer tot dóórlezen te dwingen. Dat samen met het genoemde rommelige verloop van het verhaal, houdt de leesplezierscore helaas aan de lage kant.

ISBN: 9789047716334

Sterren: **

Uitgeverij Lemniscaat

Ook verschenen op Bazarow 

Robert Musil – De verwarring van een jonge Törless

Inleiding tot ellende

Het is niet het eerste kostschoolboek dat we hier bespreken, en waarschijnlijk ook niet het laatste. De tijd dat jongeren op kostscholen doorbrengen is zelden leuk. Het tegenovergestelde is het geval. Ze voelen zich niet thuis tussen de ruwere, lompere en niet van sadisme gespeende andere jongeren op die kostschool, het type dat onmiddellijk dat uitwasemende ongemak ruikt en daar misbruik van maakt.

Musils jonge Törless volgt dat patroon naadloos. Törless wordt ondergedompeld in een kwaadaardige wereld die niet de zijne is. Hij krijgt de ‘vrienden’ Beinenberg en Moté, de slechtsten van zijn jaar: “…getalenteerd weliswaar en uiteraard ook van goeden huize, maar soms wild en ongeremd op het wrede af. En dat juist hun gezelschap Törless boeide, lag waarschijnlijk aan zijn eigen onzelfstandigheid..”

Langzaam vorderende puber als hij , krijgt hij interesse voor het andere geslacht. Vooral als hij samen met zijn vrienden door de velden loopt, en zijn gevoelens steeds verwarder worden:

“Voor de deuren van de meeste huisjes stonden vrouwen, in rokken en grove hemden, met brede, vuile voeten en blote, bruine armen.

Als ze jong en mollig waren, kregen ze menige Slavische kwinkslag naar het hoofd. Ze stootten elkaar aan en giechelden om die ‘jonge heren’; soms slaakte eentje een gil als een voorbijganger al te rakelings langs haar borsten was gescheerd of beantwoordde ze een tikje op haar dijen met een lach en een verwensing.”

De jonge Törless krijgt ook last van ‘gevoelens’, vooral ‘s avonds moederziel alleen in bed liggend:

“Zodra dat onduidelijke gevoel zich deed gelden, verloor zijn aandacht het behaaglijke waarmee men het verloop van een wetenschappelijk experiment volgt. Er leek dan een lichamelijke invloed van Basini uit te gaan, een prikkel zoals wanneer je dicht bij een vrouw slaapt van wie je op ieder gewenst ogenblik de dekens kunt wegtrekken … Datgene wat jonge stelletjes dikwijls tot uitspattingen aanzet die hun zinnelijke behoefte verre te boven gaan.”

Kortom, de innerlijke wereld van de arme jonge verwordt tot een verschrikkelijke draaikolk van niet ophoudende gedachtenstromen. Geweld, seks, onbegrip, domheid, onderdrukking, verraad en pure haat zijn de bijproducten die zijn hersens hoe langer hoe meer vervuilen. Een oprukkend ongemak zogezegd. In dat verband is Musils boek nu weer akelig actueel: niet lang na het verschijnen van dit boek stond de wereld in brand door de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog en de opkomst van het fascisme. 

ISBN: 9789083347189

Sterren: ***

Uitgeverij: Koppernik

Ook verschenen op Bazarow

Carry Slee – Zijn jongen

Een zachte afrekening

“Iedereen kon doodgaan, maar mijn vader niet. ‘Slee heeft het eeuwige leven,’ zei hij altijd. Natuurlijk wist ik dat het onzin was. Mijn vader dood? Zomaar plotseling? Hij was ijzersterk en nooit ziek. Hij leed alleen aan migraine. Daarom had hij altijd een buisje Chefarine 4 op zak. Zodra de hoofdpijn opkwam boog hij zijn hoofd naar achteren, hield het buisje voor zijn mond en liet een aantal pillen naar binnen glijden.”

Zo begint ‘Zijn jongen’; het verslag van de dood en het afscheid van de vader van Carry Slee. En de afrekening. Want ook dat ademt dit deel 4 van de reeks boeken die Slee maakte over de getroebleerde verhouding met haar ouders. Wie die eerdere boeken las, plonst in een koud bad van herkenning. 

Slee is op weg naar haar moeder. In de auto memoreert ze situaties die ze met haar vader heeft beleefd, gekruid met het onnavolgbaar automatisch onzinnige commentaar van haar moeder daarop. Als u de voorgaande drie delen heeft gelezen, zal dit deel van het boek weinig verrassend zijn. Interessant wordt het pas in deel 2, op bladzijde 99.

Daar komt ze aan bij haar moeder:

“Bovenaan de trap in de deuropening stond mijn moeder. Ik zag het in een oogopslag. Ze had geen waan. En het was ook geen grapje. Papa was dood. Het verdriet dat ik de hele weg had weggedrukt, kwam boven. Mijn vader was dood. Ik rende de trap op naar mijn moeder. Ik moest haar vasthouden en troosten. Dat had ik zo vaak gedaan. Nu wilde ik dat ze mij ook troostte. Ik was mijn vader kwijt.

‘Mama!’ Ik was boven en wilde haar vastpakken, maar mijn moeder deed een stap achteruit.

‘Wees alsjeblieft flink,’ zei ze. En net als vroeger deed ik wat ze vroeg. ‘Kom maar gauw binnen,’ zei ze.

Ik wilde nu eindelijk weten hoe het was gegaan.

‘Ik heb je onderweg gebeld,’ zei ik. ‘Je nam niet op.’

‘Dat kan, dan was ik naar de box beneden. Dat doe ik elke dag na de lunch. Ik heb mijn meloen opgehaald. Die eet ik ‘s avonds na het eten. Verrukkelijk. Het sap druipt langs je lippen. Daar hoef je niet voor naar de groentejuwelier. Weet je waar ik die koop?’

Ik hoefde geen antwoord te geven, want ze zei het al…“

Vintage Slee, deze entree. Gewoon feitelijk weergeven wat er gebeurt, wat er gezegd wordt – en eigenlijk vooral wat er niet gezegd wordt – de lezer haalt er de emoties moeiteloos uit.

En dit is nog maar de ontmoeting en confrontatie met haar moeder. Langzaam maar meedogenloos ontrolt de schrijfster de band die ze met haar vader had. Een sjacheraar was het, een vrijbuiter en een platte lolbroek. Altijd was hij bezig met een handeltje en/of een affaire met een andere vrouw, altijd onderweg ook. Politiek correct was hij niet echt; integendeel. Vooral tegen zijn eigen gezinsleden was hij bot en chagrijnig.

De relatie met Carry was niet anders. Hij noemde haar ‘zijn jongen’, niet toevallig ook de titel van het boek. Slee ervoer dat terecht als kwetsend/denigrerend, maar hij bleef die term hanteren. Emotionele chantage en -schade in ruime mate dus, die ze in het laatste deel van het boek in de spreekwoordelijke achteruitkijkspiegel zonder oordeel, maar daardoor des te duidelijker in your face, laat zien.

ISBN: 9789048868193

Sterren: ***

Uitgeverij Lebowski

Ook verschenen op Bazarow 

Veertien dagen

Coronagestuurde novellus

Ook in Amerika legde in 2020 de coronapandemie veel activiteiten plat, maar niet die van The Authors Guild of America. Deze vereniging van schrijvers gebruikte het isolement van corona juist als startpunt voor een literair project. Zesendertig Canadese en Amerikaanse auteurs werkten samen aan een novellus (de oervorm van een origineel verhaal)

Elk van hen schreef een hoofdstuk in de geschiedenis die zich afspeelt op het dak van een flatgebouw in Manhattan tijdens de coronapandemie. In dat tijdsbestek van 14 dagen lezen we de bijdragen van onder veel meer Dave Eggers, John Grisham en Celeste Ng, onder redactie van Margaret Atwood.

Gaaf plan? Zeker.

Uniek? Ook.

Lekker leesbaar? Mwah.

Goed verhaal? Gaat wel.

Gemengde gevoelens dus over deze novellus. How come? Afturvend is het plan goed en origineel: neem een aantal (bekende) schrijvers en laat ze elke dag (in het boek) een hoofdstuk van een pandemieverhaal schrijven. Zorg voor een goede redactie zodat het doorlopend en liefst nagelbijtend spannend verhaal wordt, geef het uit en maak er reclame voor.

Die stappen zijn genomen, en toch leest het boek niet soepel. Dat komt door het lappendekeneffect, ofwel de verschillende invalshoeken die we als lezer te verwerken krijgen.

Om te beginnen de stijl, die uiteraard per schrijver verschilt. Dat zou een leuke zoektocht kunnen opleveren: zoek de schrijver bij de stijl. Heb ik geprobeerd maar het mislukte – zelfs met de namen van de schrijvers achterin het boek op een rijtje, kon ik niet de goede bij de tekst vinden. Sorry daarvoor alvast, schrijvers. (Die links zijn trouwens wel te vinden, voordat je wanhopig het boek in een hoek smijt. Nog verder achterin vind je een lijst schrijvers met daarbij de dag van hun bijdrage).

Dan kun je nog zoeken op onderwerp en thema, maar omdat alle schrijvers onderdeel van het verhaal zijn, lukt het niet daarmee de specifieke schrijver ergens aan te koppelen.

Waag zelf maar een poging. Van wie is deze tekst?

“De burgemeester gaf vandaag een persconferentie en raadde iedereen aan om een mondkapje te dragen; het gevolg was dat in het nieuws de hele tijd werd gediscussieerd over mondkapjes, of ze helpen, of ze verplicht moeten worden, en vooral of er genoeg waren voor iedereen, en zo niet, of we dan de mondkapjes niet moeten reserveren voor de dokters en het verplegend personeel. Toen we ’s avonds boven (op het dakterrasNV) kwamen, zag ik dat sommige bewoners het advies hadden opgevolgd en een allegaartje aan mondkapjes hadden geïmproviseerd – sjaaltjes, skikousen, bandana’s.”

Je kunt zeggen dat het juist wel grappig is als elk hoofdstuk anders aanvoelt. Maar toch gaat dat wringen bij de volgende toets der kritiek: de continuïteit van het verhaal. Ook daar draagt die wisselende toon niet aan bij. Anders gezegd: het verhaal wordt rommelig. Er zit geen vaart in; het gaat niet leven. En dat is ook voor een novellus geen plezierige ervaring.

Ik realiseer me dat deze beoordeling vrij negatief aanvoelt. Toch is het novella-idee leuk en uniek. Alleen al het feit dat 36 van de betere schrijvers zich uitleven in een hoofdstuk, is het waard om een poging tot lezen te wagen.

O ja, en het fragment was ‘Dag 4’, geschreven door Emma Donoghue.

ISBN: 9789029514224

Sterren: **

Uitgeverij: Arbeiderspers

Ook verschenen op Bazarow 

Tom Percival & Richard Jones – Stil, elke stem moet gehoord worden

Een stil verzet

Enorm kleurig lacht dit prentenboek je toe. Een witte achtergrond vol bruingroene wild gekronkelde takken waaraan blauwe, gespikkelde, rode, gele en blauwe blaadjes groeien. Insecten doen hun kruipding, een vlinder fladdert. En in het centrum van de takken zit een prachtig figuurtje over haar schouder te kijken: een rood vogeltje.

Hou dat vogeltje vast – ze gaat een grote rol spelen in dit verhaal.

Schrijver Tom Percival en tekenaar Richard Jones zijn bekroonde prentenboekenmakers. In dit eerste boek dat ze samen maken, komen hun talenten bij elkaar. Het levert een orgie van kleuren en zelfs (als je het boek scheef houdt) glinsterende vlakken op. Met die tekeningen zit het wel goed. Het verhaal heeft het moeilijker. Het begint goed, maar dwaalt op een bepaald moment af naar onwaarschijnlijkheid.

Het rode vogeltje met een mooi blauw vlekje op haar vleugel is niet alleen het centrum van de voorplaat, maar staat centraal in het hele boek. Het is een stil vogeltje. Ze heeft een zachte stem, die nooit gehoord wordt.

“Soms probeerde ze mee te doen met de andere vogels, maar dan bleven haar woorden vastzitten in haar keel en kwam er niks uit.

Op een vroege ochtend hoorde ze een zorgwekkend geluid – zwaar en dreigend. Niet het geruis van een havik die landt, of de snelle, lichte pootjes van een vos – dit geluid kende ze niet.”

Ze probeert de andere vogels en dieren in het bos te waarschuwen, maar haar stem kwam niet ver genoeg. Niemand hoort haar. Terwijl de dreiging erg dichtbij is, en acuut ook nog. Het hele bos zal er last van hebben als de dieren niet ingrijpen…

Naarmate we vorderen in het boek, worden de tekeningen mooier en voller. We zien enorm veel vogels in alle variaties, maar ook muizen, slakken, een duif en een ekster.

O ja, en een hert met een poezelig neusje. Alleen het zoeken en benoemen van de dieren is al een feest voor de kleine geluksvogel die dit boek van mama/papa of oma/opa voor z’n verjaardag krijgt. De evidente boodschap krijg je er gratis bij.

ISBN: 9789048321476

Sterren: ****

Uitgeverij: Veltman Uitgevers

Ook verschenen op Bazarow 

Louis-Ferdinand Céline – Oorlog

Plastische oorlogsherinneringen

Bij de connaisseurs ging een gedempt gejuich op, toen in 2021 bekend werd dat van Louis-Ferdinand Céline vier manuscripten werden herontdekt. Deze waren geschreven in de jaren tussen zijn twee bekendste boeken: ‘Dood op krediet’ en ‘Reis naar het einde van de nacht’.

Céline werd door deze twee romans een instant grote naam in de wereldliteratuur, maar door zijn openlijke antisemitisme en de reacties die dat opriep, verdween hij een aantal jaren van de literatuurradar. ‘Oorlog’ is het eerste van de vier gevonden manuscripten die in Nederlandse vertaling verschijnt.

Wie ‘Reis naar het einde van de nacht’ en het boude, schokkende taalgebruik daarin kent, kan al vermoeden hoe de toon van dit ‘nieuwe’  manuscript zal zijn. Nam hij in de ‘Reis..’  absoluut geen blad voor de mond; in ‘Oorlog’ doet hij er met leesbaar plezier nog paar schepjes bovenop.

Het verhaal is geschreven rond 1934, tijdens de Grote Oorlog aan weerszijden van de Frans-Belgische grens. Het is niet duidelijk hoeveel van het verhaal autobiografisch en hoeveel fictie is, maar de mix is zeer effectief.

Het verhaal begint zonder omhaal: Brigadier Fernidand heeft op het slagveld zware verwondingen opgelopen en wij lezers treffen hem als hij recupereert in het ziekenhuis van Peurdu-sur-la-Lys.

“Links zat m’n hele oor met bloed aan de grond vastgekleefd, m’n mond ook. Tussen oor en mond was het een gigantisch lawaai. In dat lawaai heb ik geslapen en daarna heeft het geregend, een echt plensregen. Kersuzon naast mij lag loodzwaar strakgespannen onder water. Ik bewoog een arm naar zijn lichaam. Ik raakte hem aan. De andere ging niet meer. Waar de andere arm was wist ik niet. Hij was heel hoog de lucht in gegaan, hij tolde door de ruimte en daarna kwam hij naar beneden, trekkend aan m’n schouder, wrikkend in het rauwe vlees. Daardoor brulde ik er telkens flink op los en daarna was het nog erger. Later lukte het om minder lawaai te maken, nog steeds met dat schreeuwen van mij, dan die verschrikkelijke herrie waardoor m’n hoofd, m’n binnenste kapot werd gebeukt als door een trein. Je verzetten had geen enkele zin. Voor het eerst in die bagger vol fluitend langsschietende granaten heb ik toen geslapen, in alle lawaai dat je je voor moet stellen, zonder dat ik helemaal buiten bewustzijn raakt, oftewel al met al in een staat van verschrikking…”

We herkennen de recht-voor-zijn-raap stijl: bruut en schokkend als in ‘Reis naar het einde van de nacht’, maar dan bruter en schokkender. Dat past uitstekend bij het thema oorlog, waar uiteindelijk deze roman van doortrokken is.

De gruwelijkste details komen voorbij, we voelen lijfelijk met de patiënt mee als zijn hoofd één harde fluittoon is, als hij zijn niet meer goed werkende been met zich mee sleept, als hij zwetend wakker schrikt uit een loopgraaf die een bed blijkt te zijn, als hij uitgeblust in een leunstoel hangt. En het werkt: wij lezers worden ook het slagveld op gejaagd, moeten duiken voor laagvliegende bommen, staan tot onze knieën in een met ijskoud water gevulde loopgraaf.

Zo brengt Céline de zichtbare kant van de oorlog tot leven. Voor de onzichtbare kant gebruikt hij het gedrag van de langzaam opknappende soldaat. Fysiek herstelt die min of meer, maar geestelijk is hij onherstelbaar beschadigd. Een bijeffect van die oorlogstrauma’s is, dat het ook de verpleegsters aantast: ze doen onuitsprekelijke/seksuele dingen met de weerloze patiënten. En dan zijn we pas op 1/3 van de roman.

Die andere 2/3 laat ik graag aan u, liefhebber. Zie het als een onstuimige, onverwachte bonus van een verloren gewaande oom. 

ISBN: 9789025316020

Sterren: ****

Uitgeverij: Atheneum

Ook verschenen op Bazarow 

Martine Schlingmann en Géwout Esselink – Feeën en filosofen 11 sprookjes om over te filosoferen

Sprookjes als filosofie-vehikel

Boeken met een originele invalshoek zijn zeldzaam. Dit “Feeën en Filosofen” waagt een serieuze poging via sprookjes filosofische inzichten te verschaffen. Dat gebeurt door vragen te stellen bij de sprookjes, de antwoorden te duiden, en aldus tot een dieper inzicht te komen. De aanpak van dit boek is (kinderen) te stimuleren op zoek te gaan naar die diepere laag.

Het boek is letterlijk en figuurlijk berekend op zwaar gebruik. Stuiterbestendige omslag, A4 formaat, sterk papier, heldere tekeningen met nog helderdere teksten, en als belangrijkste voor de schatgraver: verdiepende inzichten.

In het boek 11 bekende sprookjes, zoals Hans en Grietje, Assepoester en de Wolf en de 7 geitjes. Elk sprookje wordt in het kort verteld, met daarbij een prachtig tot de verbeelding sprekende tekening van Gewout Esselink. Vervolgens wordt gekeken waar het sprookje over gaat en dan – het belangrijkste – komen de dieper liggende vragen langs. Vragen die de lezer dwingen mee te denken over de afloop van het sprookje, en dóór te denken over wat er precies gebeurde, en hoe het ook zou kunnen aflopen als er andere factoren meespeelden.

Eén voorbeeld past net in deze recensie: ‘Doornroosje’.

Voor de zonderling die dat sprookje niet kent: Een koning en koningin wilden dolgraag een kindje, maar dat lukte niet. Totdat een kikker de koningin adviseerde te gaan baden in de paleistuinvijver. Dat deed ze en yes, er kwam een kindje. De koning was zo blij dat hij een enorm banket organiseerde, en alle feeën in de omgeving werden uitgenodigd. Probleempje: er waren dertien feeën, maar slechts twaalf borden om van te eten, dus zei de koning zuchtend: “Dan nodigen we maar 12 feeën uit.’

Ai, grove fout. De gepasseerde 13e fee was woedend en zorgde ervoor dat Doornroosje werd geprikt door het spinnewiel en daardoor honderd jaar in slaap viel.

Tot zover het sprookje. Na de zielige afloop komt in het boek de vraag: “En nu jij: Wat had de koning moeten doen?”

Op een aparte pagina komt daarna een gedachte-experiment, beginnend met de vraag: “Had de koning andere dingen kunnen doen?”

Hier kunnen kinderen lekker op los gaan. Je kunt bijvoorbeeld voor je verjaardag gewoon geen feeën uitnodigen. Of een extra bord laten maken, of …

De lezer wordt uitgenodigd om voor dit sprookje andere eindes te verzinnen, en zo spelenderwijs te filosoferen over actie en reactie, en menselijke emoties.

Alle sprookjes in dit boek worden op die manier doorgelicht. De lezer mag peinzen over wat de sprookjes eigenlijk betekenen, wat leidt tot geestverruimende inzichten. En ja, filosoferen daarover wordt ook aangemoedigd.

ISBN: 9789083392905

Sterren: ***

Uitgeverij: Levendig

Ook verschenen op Bazarow en TikTok

Nicolien Mizee – Het paradijs

Tuinperikelen

Een lieflijk handzaam boekje is het, op voor- en achterkant verlucht met bloemen, plantjes en dartele vlinders. Als dat geen tafereeltje van tuinliefde is?

Eh, nee dus. Mizee vertelt over haar tuin in zeven korte verhalen die er niet om liegen.

Het eerste verhaal ‘De tuin in’ vertelt over het ontstaan van haar volkstuin. Ze koopt twee struiken, neemt ze mee naar huis en de man bij wie ze een paar maanden eerder is ingetrokken roept: ‘Waar wil je ze neerzetten? De tuin is af!’

Daar is ze het niet mee eens.

“Er viel een pijnlijke stilte. Ik zette de twee struiken neer en dacht aan het bord met het opschrift ‘Volkstuinen te huur’ dat ik in de buurt van het station had gezien.”

Een vreedzaam begin, zolang het duurt. In de haar kenmerkende hak op de tak-stijl legt ze de do’s en dont’s aangaande het tuinieren bloot. Die stijl is overigens goed te verteren. Doordesemd met een lichte zelfspot gaat ze het leven te lijf, een leven dat ook op de moestuin niet altijd meevalt. 

Ze spaart zichzelf niet; een tuin hebben is hard werken. Spitten, zaaien, onkruid wieden, water geven (sjouwen met de emmer uit de naastgelegen sloot), snoeien, hakken & zagen en het veel meer energie slurpende dan het lijkt: oogsten. Daarnaast komt ze erachter dat het soms nodig is om … je grenzen te bewaken. 

Daarover verhaalt ze in het mooiste stukje proza van dit boek: het verhaal ‘Paal en perk’. Het begint met een oude wijsheid:

“Volgens tovenaar Merlijn, de huisleraar van de jonge koning Arthur, is er maar één geldige reden om oorlog te voeren: wanneer iemand jouw land binnenvalt. Daar moet je direct paal en perk aan stellen, met het zwaard in de hand.

Ons volkstuinencomplex is eigenlijk een straat zonder muren. Hagen en schuttingen zijn niet toegestaan. Een smal pad van aangestampte aarde scheidt de ene tuin van de andere. Dat is de grens en die wordt door niemand ongevraagd overtreden…

De schok was dan ook groot toen er enige tijd geleden ineens een vrouw op mijn tuin stond. Ze droeg een lange, paarse rok en putte met een emmer water uit de sloot…

Dit moest de nieuwe buurvrouw zijn…

‘Hallo,’ zei ik, ‘Ik ben Judith.’

‘Froukje,’ zei de vrouw. Ze had een klein, bleek gezichtje …

‘Nou, welkom! Veel succes. Mocht je iets nodig hebben of iets willen vragen, laat het dan vooral weten.’

Ze knikte peinzend. ‘Kan ik een schep lenen om te spitten?’”

Meer citeer ik niet – u moet het verhaal, en het hele boek vooral, zelf maar lezen. Tipje van de sluier: Merlijn de tovenaar had het goed gezien met zijn zwaard.

ISBN: 9789038813264

Sterren: ****

Uitgeverij: Nijgh & van Ditmar

Ook verschenen op Bazarow