Recensies van actuele boeken

James Foley – Sterrefant

O nee?

Weleens gehoord van de olifant die de ruimte in ging? Nee, niemand, want er gaan geen olifanten de ruimte in. Discriminatie. Uitsluiting. Een olifant te dik en te zwaar, wie zegt dat? Hup, de ruimte in olifant, doe je best. Je kan alles wat je wilt. Dat is de teneur van dit prentenboek van James Foley.

Maar goede voornemens zijn niet altijd een garantie voor een fijn aflopend avontuur.  Olifant Sterre wilde altijd al maar maar één ding: de ruimte in gaan. Dus stapt zij op een doodgewone maandag, stipt om 9 uur, het astronautencentrum binnen. ‘Goedemorgen,” zegt ze. ‘Ik wil graag astronaut worden.’

De dienstdoende portier/receptionist verslikt zich in zijn koffie. “Maar je bent een olifant!’, zegt hij.

‘Dat klopt,’ zegt Sterre en ze geeft hem haar aanmeldingsformulier.

Zo begint dit grappige, ongewone verhaal-met-een-boodschap. Foley schreef en tekende het verhaal. Vanaf de eerste pagina zie je van links naar rechts een Amerikaans aandoende inloophal. Het langgerekte formaat van het boek valt daar prima mee samen. In de hal zien we een watercooler, twee stoelen (om in de wacht te gaan zitten) en een man-met-bril achter een pc, die staat op een bureau met NASA-achtig logo aan de zijkant. Geen vergissing mogelijk: dit is serieuze stuff.

Sterre heeft contact gemaakt met de bureauman, die zegt: ‘Maar…je bent een olifant!’

Volgens Sterre is dat absoluut geen probleem.

Vervolgens begint een absurde reeks van vragen en antwoorden. De man werp alle bezwaren op die hij kan bedenken en Sterre ontzenuwt ze, elke pagina weer.

Mooi gestileerd zijn de uitgestrekte gangen, waar portretten van astronauten hangen. Of de Luiaard Prof. Arboreus, die op een schoolbord aan onze olifant alles leert wat hij moet weten over zijn toekomstige beroep.

Door de humoristische insteek val het inspirerende verhaal niet meteen op. Maar de boodschap is, dat als je ergens voor gaat, je het ook kunt. Wat dan als iemand tegen je zegt dat dit voor jou echt absoluut onmogelijk is? Daarop is maar één goed antwoord: ‘O nee?’

ISBN: 9789051169751

Sterren: ****

Uitgeverij: De Vier Windstreken

Ook verschenen op Bazarow en op TikTok

Dirk Weber – Welkom thuis, chrononauten

Sjoemelen met de tijd

Het omslag slingert de lezer al meteen terug naar ergens rond de jaren 50 van de vorige eeuw: een prachtig ouderwets getekende jongen en meisje in onmodieuze kledij, starend naar een draaiende witte wolk boven een met gras en bomen bedekt veld. 

We zien hier Barend en Lize, die zijn gesmeed tot een dynamisch duo met een missie. Een gevaarlijke missie: ze gaan schilderijen stelen voor hun onbetrouwbare baas meester Rieter, die zeer succesvol een veilinghuis bestiert. Kleine bijkomstigheid: die schilderijen moeten worden opgediept uit lang vervlogen tijden. Dat gaat niet zomaar. Daarvoor moeten Barend en Lize eerst chrononauten worden: tijdreizigers.

Met dit grappige thema zet Dirk Weber een origineel verhaal in elkaar. Een fors verhaal ook: dit buikige boek telt 366 bladzijden. Weber geeft steeds kleine brokjes informatie; we komen het meest te weten via Barend. Hij komt min of meer per ongeluk bij meester Rieter binnen, blijkt tekentalent te hebben en de juiste mindset om al tijdreizend schilderijen te gappen die op het moment dat ze net geschilderd zijn, nog niet veel waard zijn. Maar 200 jaar later wel, zodat de lepe meester Rieter duizelingwekkende winsten kan maken.

Dit is in kort beschot de ruggengraat van het boek. Had Dirk Weber het daarbij gelaten, dan zou het een simpel avonturenboek zijn geweest. Maar Weber gaat dieper. Hij laat zien hoe verleidelijk een zak geld kan zijn, vooral als die waardevoller is dan een zuiver geweten. Ook krijgen we een lesje in tekenen en schilderen, een kunst die held Barend beheerst. Jammer genoeg voor Barend nét niet goed genoeg om zelf een beroemd schilder te worden, zodat de stap naar het stelen en verhandelen van beroemde prenten en schilderijen door de eeuwen heen een logische keus wordt

Stap voor stap worden wij lezers in het complot ingevoerd, letterlijk, want Weber neemt de tijd. Bij hem geen flitsende dialogen, scherpe grappen of onverwacht opduikende aliens. Kalm laat hij het verhaal doormeanderen, ook als Barend en Lize steeds meer gevaar gaan lopen met hun gaandeweg toch niet zo risicoloze avonturen:

“Barend voelde zich niet slecht. Hij was alleen een beetje duizelig toen hij naar buiten gegooid werd. De opening was op een veldje dat aan drie kanten omzoomd was door bomen; aan de vierde zijde liep het gras omhoog tegen een dijkje. Erachter was vast en zeker de rivier.

Hij ging tegen een boom zitten aan de rand van het veld om te wachten op Lize. Het was koud en zijn pak was maar dun, met korte mouwen en korte broekspijpen, en daarom maake hij zich klein om warm te bijven. Het kon lang duren maar dat deed het niet, want plotseling was ze daar. Een bel ontstond uit een onzichtbare bellenblaasring, stulpte lillend uit tot het een soort slurf was, en daarin zat iemand. De bel trok zich terug in de ring en liet Lize achter op het veld.”

In mooie en vaak inventieve taal drijft het verhaal zo verder, waarheen? Dat laat ik aan u, beste lezer.  

ISBN: 9789045130002

Sterren: ****

Uitgeverij: Querido

Ook verschenen op Bazarow 

Anna Woltz – De spin en de sleutel

Verliefd? Ik niet.

Een om-en-om-verhaal hebben we hier: de twee personen waar het om draait, komen om de beurt aan het woord. Op aparte bladzijden. En dat komt niet alleen omdat ze elkaar liever niet zien. Sterker nog: er is in het hele universum geen persoon die ze zo weinig hoeven te zien dan deze, en dat vinden ze allebei.

Maar een oud gezegde zegt het al: ‘Was sich liebt, neckt sich.’ Dat is Duits, sorry maar daar komt het spreekwoordje vandaan. Het betekent ruwweg: ‘Waar je van houdt, nekt je.’ Dus ondanks de afkeer die de twee pubers van elkaar hebben, bloeit er toch iets op. Alleen gaat dat niet bepaald van een leien dakje.

Even voorstellen: Elena. Zij gaat logeren bij haar tante, maar voor ze bij haar tante aankomt, gooit ze haar telefoon weg en knipt haar haar superkort.

Ze komt Atlas tegen, een grote kerel die de ramen van zijn slaapkamer heeft dichtgetimmerd en elke nacht spoorloos verdwijnt. Elena wil hem helpen, maar is een beetje bang voor de afloop sinds de vorige keer totaal mislukte.

Goed, die twee ontmoeten elkaar dus en zoals verwacht vinden ze elkaar volkomen weird. Zo komt die eerste ontmoeting over bij Atlas:

“Er wordt op mijn deur geklopt en er gaat een schok door mijn lijf.

‘Atlas!’ roept Elena. ‘Ben je daar?’

Op de klok onder in mijn scherm zie ik dat het drie uur laten is dan ik dacht. Ik heb de grendel nog steeds niet op mijn deur geschroefd, ik heb niet geluncht, ik moet plassen en mijn nek doet pijn. Maar ik weet nu wél alles over zonnestormen.

Mijn kamerdeur zwaait open en ik klap vlug mijn laptop dicht. Elena heeft nog steeds haar wijde spijkerbroek aan, maar de grijze trui is weg. Ze draagt een kort, wit hemdje dat hangend over een stoel volstrekt oninteressant zou zijn.

Maar zo dicht in de buurt van Elena ziet het hemdje er niet saai uit.”

Elena op haar beurt probeert te snappen hoe Atlas in elkaar steekt:

“Dit is echt bizar. Ik loop door een huis dat niet van mij is en bij elke ruimte krijg ik te horen hoe je hem moet schoonmaken. Als Atlas een kast opentrekt, zegt hij niet: ‘Kijk, hier verstopte ik me vroeger altijd.’ Nee, hij zegt: ‘Hier staan de emmers en de allesreiniger.’

Na een uur duizelt het me. Ik weet alles, behalve de dingen die er echt toe doen.’”

Anna Woltz zet twee markante figuren in de verf, die vooral niet willen weten hoe hun gevoel voor de ander is. Daarnaast hebben ze allebei hun afwijkingen en zijn ze ongeveer even eigenwijs. Dat geeft lekker pittige gesprekjes, bijna-ruzies en heel veel hersenactiviteit als ze beiden aan het tobben zijn over wat ze nu weer ongewild tegen elkaar eruit geflapt hebben. Wat zal de ander denken?

Goeie vraag. Ik zeg: lees het boek en je weet alles. Lees ook het boek en zie hoe messcherp het is geschreven, hoe in de details de humor huist, en hoe de twee … nou ja … lees dat zelf maar gewoon. Heel gewoon. 

ISBN: 9789045129662

Sterren: ***

Uitgeverij: Querido

Ook verschenen op Bazarow 

Danny Lee, Ka Fai Lee, Sun Li, Yan Ting Yuen – Chin.Ind.Rest. kookboek

Chineesje doen?

Een solide boek is het, vol foto’s, recepturen en verhalen, een fijne keukenresistente omslag en een sfeervol Chinees rood lint om te onthouden bij welke bladzijde je gebleven bent. Dit is een boek als een keukenmachine: om naast de kommetjes rijst te leggen en open te slaan wanneer je even niet meer weet hoeveel tomaten er ook alweer in de onverwisselbare Holland-Chinese tomatensoep moeten, of te bladeren naar een evergreen als Babi Pangang.

Ah, een kookboek? Nee, meer dan een kookboek. Dit is ook de geschiedenis van de Chinees-Indische restaurants die al meer dan zeventig jaar in Nederland (en Vlaanderen) floreren. In bijna elke grote stad, en soms ook dorp van betekenis zijn ze te vinden, meestal makkelijk vindbaar door de rode versieringen aan de gevel. Herkenbaar. Net als de menukaarten aan tafel, of de afhaalbalie waarvan menig bezoeker niet de naam maar automatisch het nummer van het gerecht bestelt.

Hoe dat zo kwam, vindt u voorin het boek. Een hartige geschiedenis over migrerende Chinese mensen die vaak vanuit erbarmelijke omstandigheden op zoek gaan naar een beter bestaan. Of weg moesten gaan voordat ze gedood werden. Bescheiden waren – en zijn – ze van nature:

“De mensen zelf bleven het liefst onzichtbaar. Ze waren niet te zien op tv, in kranten en boeken. De enige plek die ze zichtbaar en onomstotelijk innamen was in hun eigen restaurants.”

Behalve dus de receptuur van al die gouwe ouwe gerechten, ook het antwoord op de vraag: waar komen de Chin.Ind.-gerechten eigenlijk vandaan?

“De culinaire geschiedenis van de Chinees-Indische gerechten is schimmig. Er zijn geen oude kookboeken die als naslagwerk kunnen worden gebruikt. Als via een fluisterspel werd de koks geleerd de gerechten te maken zodra ze in de keuken begonnen, en zo werden ze deelgenoot gemaakt van de geheimen van deze nieuwe keuken.”

Blader je als lezer snel verder – en dat doe je, want nieuwsgierig naar de sterk lustopwekkende foto’s van gerechten die je in het vluchtig doorbladeren al voorbij hebt zien komen en toen al bijna kon ruiken – dan kom je in het piece de resistance van deze keuken. Plaatjes. Watertandende foto’s!

Jawel, goed in beeld gebrachte Kip met zwarte bonensaus, Mihoen goreng speciaal, Ajam Malakka; alleen die mooi gevulde schalen doen al watertanden. Ik kan meer, veel meer pluspunten van dit glorieuze boek noemen maar er is maar één ding dat het beste beeld geeft. Koop of leen het boek en verlekker uzelf.

 

ISBN: 9789038812274

Sterren: ****

Uitgeverij: Nijgh & van Ditmar

Ook verschenen op Bazarow 

Katja Hoyer – Achter de muur

Omgaan met teleurstellingen

Achter De Berlijnse Muur verdween in 1949 de helft van Duitsland. Over die muur kon men niet kijken, maar men kreeg wel informatie die duidde op een onderdrukkend regime. Geen vrije pers, Stasi-agenten, nul privacy, zeer beperkte luxe; een repressief USSR regime: welkom in de DDR.

Dat tamelijk negatieve beeld probeert Katja Hoyer hier realistischer te benaderen. Ze doet dat grondig en plezierig leesbaar, beeldend en toegankelijk, net als haar boodschap. Het was niet alleen maar kommer en kwel in de DDR.

We beginnen met vijf getekende landkaarten die helder laten zien hoe de wereldmachten zich in 1949 tot elkaar verhielden. Daarna begint het verhaal van Angela Merkel. Haar carrière lijkt haast wel ontworpen voor dit boek – Hoyer gebruikt het als een krachtig vehikel om te laten zien dat de verschillen tussen de twee Duitslanden hemelsbreed niet zo groot waren. Merkel verhuisde op driemaandelijkse leeftijd met haar ouders in 1954 naar Oost-Duitsland:

“Merkel zou de eerste 35 jaar van haar leven doorbrengen ten oosten van de scheidslijn die Duitsland in tweeën splitste. In die tijd groeide ze uit van domineesdochter tot een zelfverzekerd wetenschapper, en die jaren hebben haar zeker zo sterk gevormd als de dertig jaar na 1990.”

Die bijna verdedigende toon zet de toon van dit boek. Hoyer lijkt het negatieve imago van de DDR te willen rectificeren:

“Wie ervoor openstaat zal niet een zwart-witte, maar een veelkleurige wereld aantreffn. Er was onderdrukking en wreedheid, maar er waren ook kansen en saamhorigheid. De meeste Oost-Duitse gemeenschappen hebben dit ervaren…

De burgers van de DDR leefden, hadden lief, werkten en werden oud. Ze gingen met vakantie, maakten grappen over hun politici en brachten hun kinderen groot. Hun verhaal verdient een plaats in het Duitse narratief…”

Vervolgens schetst ze gedetailleerd als in een roman het echte leven van de DDRers in die tijd. Geen fijn leven, zeker niet als je in de gevangenis terechtkwam als politieke gevangene, zoals Erwin Jöris:

“De 24-jarige Berlijner Erwin Jöris werd een kleine cel binnengeduwd. In de duisternis stonk het naar zweet, uitwerpselen en angst… Erwin keek om zich heen om te zien of hij ergens kon zitten, maar er was geen plek op de overvolle vloer. Dus moest hij staan op de enig mogelijke plaats, naast de latrine, een groot vat met een deksel. Hij stond er urenlang, dagenlang, wekenlang… Op een dag zakte hij in elkaar.. Een dokter nam Erwin daar van het hoofd tot de voeten op, concludeerde dat hij alleen maar deed alsof hij ziek was, en zond hem terug naar de cel.”

Dat is het begin van de Duitse tweedeling. Hoyer pluist de geschiedenis verder uit in een hoofdstuk als ‘Opbouw van het socialisme’. Daarin voert ze Heinz Just op, een metaalwerker: werk waarvoor hij geleerd had en dat hij leuk vond. Toen hij een baan kreeg bij de VEB Fräsmaschinenwerk kreeg hij te horen dat ze niet op metaalbewerkers zaten te wachten, maar dat hij machines moest gaan bedienen.

Twee jaar later bediende Heinz nog steeds die machines en was zijn loon nog steeds maar een fractie van het minimumloon. De DDR-autoriteiten bereikten nimmer hun doelen. Ze probeerden uit alle macht de economie op gang te krijgen, maar het ambitieuze vijfjarenplan uit 1951 werd niet gehaald.

Desillusie, teleurstelling en uiteindelijk onverschilligheid was het gevolg. Hoyer benoemt het allemaal in haar romanesk gedetailleerde stijl waardoor de lezer in een heldere beeldenstroom letterlijk alles wat zich achter de muur afspeelde voor zich ziet. Consciëntieus dus. Dat maakt dit boek een document dat de realiteit van Oost Duitsland onverbloemd laat zien.

ISBN: 9789021466026

Sterren: ***

Uitgeverij: van Querido Facto 

Ook verschenen op Bazarow 

Sanne Huysmans – Iemand moest het doen

Onontkoombare vergankelijkheid

Weet u wat een servitudeweg is? Ik ook niet, maar dankzij Sanne Huysmans’ verhelderende proza heb ik nu een beeld van een zanderige weg die loopt tussen twee percelen grond van verschillende eigenaren, die allebei recht op overpad hebben. En beiden de plicht tot onderhoud.

Futiele prietpraat? Neenee: die plicht wordt namelijk een pijnpunt als beide eigenaren niet hezelfde morele kompas hebben. Pol, de hoofdpersoon in dit boek, is bijvoorbeeld zachtaardig, meelevend en houdt niet van moeilijk doen. Maar zijn buurman Bert zet heel andere puntjes op de i. Bert bepaalt de regels, zijn regels – alle regels, geen gezeik.
Een pracht van een conflictsituatie dus voor dit verhaal, dat natuurlijk veel meer bevat dan ruziënde buren. In den beginne was er bijvoorbeeld licht in het dorp dat hier beschreven wordt toen de kabel de stroom kwam leveren. Een wonder voor de inwoners die tot dan toe gewend waren aan de walmende draagbare olielamp. Maar de vooruitgang hou je niet tegen, en het dorp veranderde. Net zoals de inwoners mee werden gevoerd in de stroom des tijds. Huysmans zet dit boek zo vol prachtige taal dat het een tantaluskwelling is om één citaat te vinden in plaats van 430. Een kleintje dan, over een vrouw die wakker wordt van straatlawaai:

“Nondepie, wat was dat? Ze schoof haar masker naar boven en liep in peignoir naar het voorste raam…

Ze nam een kussen uit het logeerbed dat nog nooit was beslapen en legde het op de grond. Met haar knieën ging ze erop zitten, ellebogen op de vensterbank, zoals ze indertijd haar wesgegroetjes opzegde op de knielbank. Ze bekeek hem vanuit de hoogte, maar de man met de spade keek niet op…

Ze zag de spieren in zijn hemd verstrakken bij elke zwaai. Ze viel niet voor afgetrainde lichamen… De verhouding tussen heupen en iets bredere schouders moest het een of ander gulden getal vormen. Ze bleef gapend kijken.”

Mooie woorden die op je netvlies blijven plakken vind je ook genoeg: vaneigens, trottinette, miljaarde, waterkonijnen, stofvis, panikeren, voorbijgestoken, snokken en patatten jassen in de keuken. Al die woorden werken mee om het verhaal te kruiden, verdiepen, verbeteren en bij de lezer te laten binnenkomen. Het verhaal?

Ja, het verhaal dat gaat over ‘kleine luyden en de dingen die voorbij gaan’.  Huysmans beschrijft geduldig en gedetaileerd hoe de alsmaar doorlopende geschiedenis de levens van brave/stoute burgers heel geleidelijk aantast, modelleert, verandert naar een andere, nieuwere tijd. Die is niet beter dan de oude tijd, of slechter, maar gewoon anders. Mensen moeten zich aanpassen, oude gewoontes afleren, nieuwe gebruiken aanleren. En overleven. Dat doen ze soms tegen wil en dank in een alsmaar veranderende wereld vol glinsterende, pijnigende, ontroerende en memorabele details die Huysmans oppoetst en tot dit fijne boek samenbrengt.

Sterren: ****

Uitgeverij Koppernik

Ook verschenen op Bazarow 

Corine Kappeyne van de Coppello en Petra Konijn – De dag dat alles anders werd

Minder is meer 

Een prachtboek is het, stevig, groot formaat, op de cover een nieuwsgierig makende maar schitterende afbeelding van een onder de blote sterrenhemel zittende muis die somber voor zich uit staart.

Op de eerste pagina zien we de zieligste tekening uit het hele boek: het droevige muisje dat nietsziend, uit het lood geslagen, ontredderd, een bal voor zich uit schopt. Uit woede misschien. Uit frustratie. Of uit pure wanhoop – hij begrijpt de wereld – zijn wereld – niet meer.

Een bladzijde verder merken we wat er aan de hand is: de kleine Morris is dood. Dit is zijn broertje Matsie, ontroostbaar. Komt hij ooit over het verdriet heen?

De fantastische tekeningen maken direct duidelijk waar het om gaat, wat we jammer genoeg niet van de tekst kunnen zeggen. Inhoudelijk zijn de teksten correct – over het technische gedeelte van rouwverwerking lees je heel veel nuttige do’s en dont’s. Het is te lezen dat Carine Kappeyne van de Coppello in haar 30 jaar ervaring met rouw van (overleden) broers en zussen, een schat van ervaring heeft opgebouwd.Volgens haar zou alleen het lezen van dit verhaal al helpen. Inplaats daarvan zou ik beginnen met het kijken naar de schattige figuurtjes die Petra Konijn bij het verhaal tekende. Van die stripverhaalachtige beeldverhaaltjes kikkert de bedroefde lezer zonder twijfel op. De muizen zijn al mooi, maar hun uitdrukkingen zijn nog beter. In de houding, in de gebogen ruggetjes, in de neerhangende armen, in de slepende benen, maar vooral in de oogjes blinkt het verdriet over de arme dode Matsie. 

Een stukje van die deskundige overpeinzing van Matsie, de achterblijvende muis, over zijn overleden broertje Morris. Dat wordt goed beschreven:

“Waarom was er niet een slecht dier doodgegaan in plaats van Morris? Toen hij een best grote steen een schop gaf en daar zelfs wat pijn aan zijn teen aan overhield hoorde hij Au””. Verward keek hij even naar zijn teen. Hij had zelf ‘au’ gedacht maar niet gezegd. Toch? De steen had een grote boog de boom in gemaakt. Op de dikke, onderste tak zat Uil. “Ah, Matsie, ben jij het? Je raakte mijn vleugel. Gecondoleerd, jongen. Ik hoorde dat je broertje is doodgegaan…’”

Dit soort gesprekken is natuurlijk hulpvol, en dat de ervaring van Carine in de teksten wordt gedeeld is prima, maar te veel. En te uitgebreid. Er zullen weinig lezers zijn die al die lappen tekst doorspitten op zoek naar houvast. Bij het omslaan van weer een nieuwe bladzijde die voor driekwart gevuld is met tekst, zakt de gemiddelde lezer de moed in de schoenen. Of is de beschikbare leestijd eenvoudig te kort. Handiger was het geweest, de beperking die zich de meester toont, toe te passen en zodoende het op zich nuttige boek beter aan te laten sluiten op de rouwende lezers.

Een beetje dubbel gevoel dus. Veel deskundigheid op het gebied van verlies en prachtige tekeningen, maar door het uit balans zijn van tekst en tekeningen verliest het boek een groot deel van zijn educatie-potentie. Hopelijk geleiden en verleiden de fabuleuze muizenportretten de troostzoeker ook de begeleidende tekst in.

ISBN: 9789083192765

Sterren: ***

Uitgeverij Nooit Voorbij 

Ook verschenen op Bazarow 

Jean-Claude Mourlevat – De terugstromende rivier

Een barre maar leuke reis

Wie ‘Het verhaal van Tomek’ heeft gelezen, kan de structuur, samenstelling en richting van dit verhaal daar grofweg overheen leggen. Wie dat nog niet deed, kan alleen dit verhaal lezen en de rode lijn daarvan op ‘Het verhaal van Tomek’ leggen, en zich zo de moeite van het lezen van twee boeken besparen. Ze hebben beide dezelfde boodschap.

Die boodschap is dan wel weer een mooie. Het toverwoord hier is ‘ontdekken’, ofwel erop uit trekken en allerlei geitenpaadjes bewandelen opdat je zoveel levenservaring opslurpt als je kunt vinden. Hier doet het bijdehante meisje Hannah dat: 

“Hannah is nog jong als haar vader sterft. Ze heeft alleen nog het vinkje dat ze van hem kreeg. Als het vogeltje ziek wordt, besluit Hannah op zoek te gaan naar de terugstromende rivier. Want een druppel daarvan volstaat om het eeuwige leven te krijgen…

Over het hobbelige pad dat De Hemelweg heet trekt ze naar het zuiden, naar de woestijn en nog verder. Dat belandt ze in de kruidenierswinkel van Tomek, die hopeloos verliefd op haar wordt.”

Jean-Claude Mourlevat stopt een hoop subtiele humor in het verhaal. Het is niet ondenkbaar dat hij zowel ‘Winnie the Pooh’ als ‘Alice in Wonderland’ als ‘De wind in de wilgen’ als ‘Narnia – het betoverde land achter de kleerkast’ als ‘Sjakie en de chocoladefabriek’ heeft gelezen. De humor en absurde wendingen tillen het op zich middelmatige verhaal naar een interessanter niveau. De tocht van Hannah wordt een queeste, een ‘coming of age’, die haar helpt om het leven iets beter te begrijpen.

Zo weet bijvoorbeeld Hannah, als ze vertrekt, niet meer dan dat ze ‘naar Ban Baitan’ moet. Daar moet ze meer van weten en ze zeurt bestuurder Gregor aan zijn hoofd tot hij toegeeft:

“’Goed dan,’ begon hij. ‘Het beste is dat jij mij vragen stelt. En dit keer zal ik antworod geven. Ga je gang.’ 

Ik voorvoelde dat Gregor me iets ergs ging vertellen. Daarom haalde ik diep adem en toen waagde ik het erop: ‘Wat gaan jullie doen in Ban Baitan?’

‘Wie bedoel je met “jullie”? Jorim of mij?’

‘Laten we maar beginnen met jou.’

‘Ik? Ik reis met Jorim mee.’

‘En Jorim?’

Gregor keek me recht aan en toen zei hij met een spijtige glimlach: ‘Jorim gaat naar Ban Baitan om dood te gaan.’

Ik bevroor.’ …”

Met deze kristalheldere maar pedagogisch wat minder verantwoorde uitleg moet Hannah het doen. De schrijver heeft waarschijnlijk iets tegen zachte heelmeesters en stinkende wonden.

Het voordeel is wel dat wij lezers exact weten hoe Hannah zich voelt, en hoe ze vordert met haar queeste tot ze uiteindelijk vindt wat ze nooit had verwacht dat ze zou vinden. En wij lekker in de luie hangmat van haar geestelijke groei kunnen meeprofiteren. Pak die kans.

O ja, hoe het zit met die terugstromende rivier?

Die komt vanzelf. Gewoon volhouden.

ISBN: 9789045127507

Sterren: ***

Uitgeverij Querido

Ook verschenen op Bazarow 

Stephen King – Duistere zaken

Stijlmatig sterk wisselende verhalen

Dat is bovennatuurlijk snel, denk je als er vier maanden na de laatste baksteendikke thriller “Holly” alweer een nieuwe King in de boekhandel ligt. ‘Duistere zaken’’ heet hij. Een verhalenbundel met nieuwsgierigmakende titels als ‘Willie de Weirdo’, ‘De turbulentie-expert’, ‘Ratelslangen’ en ‘Twee getalenteerde rotzakken’. Hoe krijgt de man zo snel alweer zoveel pagina’s bij elkaar?

Dat mysterie wordt in het nawoord opgelost: King schreef dit boek niet alleen. Zo werkte hij samen met zijn zoon Joe aan twee verhalen, en met zijn andere zoon Owen  aan een andere. Daarnaast zijn verhalen geschreven in samenwerking met Stewart O’Nan, Richard Chizmar en wijlen Peter Straub. Eigenlijk lezen we hier een verzameling uit de vergetelheid opgediepte en -gepoetste verhalen die nou ja, een soort van gereanimeerd zijn.

Dat is te merken aan het kwaliteitsverschil. Het eerste verhaal ‘Twee getalenteerde rotzakken’ gaat over twee boezemvrienden, de nog niet succesvolle schrijver Lare en de klusjesman Butch, die in de uitgestrekte bossen een merkwaardige ontdekking doen met grote gevolgen. Hier wordt bladzijden lang gedetailleerd beschreven hoe eenzaam, ondoordringbaar en donker het bos is, en de blokhut beschreven waar de ouwe jongens krentenbrood-mannen hun glaasje donkerbruine geestrijke drank tot zich nemen, zoals dat in vroeger tijden ging, en afstevenen op een verrassende maar niet geloofwaardige ontknoping. Dat samen met de wijdlopige woordkeus en het – voor mij – tegenvallende einde gaf me het gevoel dat King hier misschien iets te veel schrijfwerk had uitbesteed.

En als je erop gaat letten vind je ook in een aantal andere verhalen een vreemde invloed op de tekst die niet Kingsiaans aandoet. Het wordt zo eigenlijk geen vintage King boek meer, maar een samenwerkingsproject waardoor de onversneden suspense jammer genoeg verdund wordt. Duistere zaken, zeg maar.

Die zaken zijn over het algemeen wel aardig, soms interessant in woord- en plotkeuze maar toch ook botweg – sorry diehards – erg langdradig. Neem ‘Danny Coughlins nare droom’. Die droom loopt van pagina 93 tot maar liefst pagina 254. Minder breedsprakige schrijvers zouden rond dat aantal pagina’s al snel een voor- en achterkaft laten maken en het een boek noemen. King niet.

Het verhaal is wel interessant: Danny is een eenvoudige employé met een overzichtelijke baan – totdat hij een droom krijgt waarin een vrouw vermoord wordt. Als hij wakker wordt, gaat bij die locatie kijken en verrek, er is inderdaad een dode vrouw. Onverstandig genoeg meldt hij dit aan de politie, die hem nu als hoofdverdachte numero uno aanmerkt en rechercheur Frankin Jalbert op hem loslaat; een pitbull die al bij voorbaat concludeert dat Danny schuldig is. Hij is intimiderend, vernederend, chanterend, beschuldigend: ‘Beken maar, je gaat toch de gevangenis in.’ Danny ontkent uiteraard, maar daar wil de keiharde rechercheur niet van weten. De assistent van de rechercheur, Ella, vermoedt dat Danny misschien toch niet zo zwaar verdacht hoeft te worden. Maar ja, haar collega is van de harde shool. Die ramt verbaal op Danny in, hoofdstukken lang, tot het tot de confrontatie komt waarbij de nare politieman of de onschuldige verdachte wint. Te lang, te lang, kortom.

Gelukkig zet King ook nog een aantal frissere verhalen in het boek. Het probleem is ook hier dat wij als lezer niet weten of hij die verhalen eigenhandig schreef of met een beetje hulp van vrienden. Eén van de betere verhalen is ‘De dromers’, maar niet omdat het zo’n adembenemende plottwist heeft. Integendeel, de plot dooft uit als een nachtkaars. Wat het verhaal goed maakt is de hoofdpersoon, meneer Davis. Dat is een jonge man, teruggekeerd als getraumatiseerd persoon uit de oorlog in Vietnam. Deze Davis krijgt van de schrijver (misschien was het King) een heel prettig compacte spreektaal mee. Korte zinnen, geen mijlenverre omwegen, uitwaaierende dialogen. Dit verhaal leest – vergeleken met die superlange verhalen in dit boek – verrukkelijk to the point weg. Bovendien is het lekker mysterieus en geeft het stof tot nadenken. Behalve dan weer de plot, dit een beetje sissend afloopt, maar hé, de helft van de lol is het volgen van de wonderlijke gedachtegang van de schrijver, nietwaar?

Kortom: een fijn buikig, interessant boek met uiteenlopende verhalen. En als het erop aan komt, is minder toch meer.

ISBN: 9789049201999

Sterren: ***

Uitgeverij: Boekerij

Ook verschenen op Bazarow en TikTok

Marc Delaf – Guust Flater slaat weer toe!

Kantoorgeweld van een oude stripheld

Guust Flater, wie kent hem niet? De anti-iconische kantoorklerk die op de redactie van Robbedoes naam heeft gemaakt met zijn handige uitvindingen (met verwoestende gevolgen), zijn scheikundedoos (verwoestingen op grotere schaal) en zijn muziekinstrumenten (u raadt het).

Zijn werkzaamheden houden meestal niet veel meer in dan het sorteren van brieven, of in een extreem geval het plakken van postzegels. In beide (en alle andere) gevallen maakt hij daar een puinhoop van. Die ellende wordt slechts overtroffen door zijn grote talent voor het niet laten tekenen van De Documenten. De Baas, meneer De Mesmaeker, valt van tijd tot tijd het kantoor binnen met een stapel Belangrijke Documenten die stante pede, nu, en wel direct, getekend moeten worden. Soms komt het inderdaad tot het zetten van die handtekening, met één zekerheid: daarna vallen de documenten in de versnipperaar. Of in de rode verf. Dankzij Guust. Of Gaston, zoals hij oorspronkelijk heet.

De geniale tekenaar/schrijver André Franquin maakte jarenlang deze strip voor het weekblad Robbedoes. Het leverde 20 albums op die tot op de dag van vandaag leverbaar en leesbaar zijn. Na de dood van Franquin was het een tijdlang stil. Wie kon ooit die lenige tekenstijl, die krankjorume teksten, die rare manoevres, die leipe objecten/machines die Guust in elkaar timmerde en de pure lol van de tekeningen, evenaren?

Delaf dus. De Canadese stripmaker Delaf, in het echt Marc Delafontaine, maakte zo’n zes jaar geleden een hommageplaat voor Guust Flater in het weekblad Spirou. Toen de uitgever van de Guust-albums dat zag, kreeg Delaf groen licht om nieuwe avonturen van de onverslijtbare stripheld te gaan maken. Deze ‘Guust flater slaat weer toe’ is daar het resultaat van.

En waarachtig, als oude stripliefhebber (en eigenaar van alle Guust-albums), doet het mij deugd u dit nieuwe album te presenteren.

Marc Delaf tekent niet beter of slechter dan Franquin, maar met een subtiele andere toets. Die is op sommige punten beter dan Franquin. De opbouw van de tekeningen, de situatie en de uitwerking van de grappen, het is allemaal net iets scherper, eigentijdser dan de oudere Guusts. Een minpunt is dat de grappen minder diep zijn dan de oude. Delaf lijkt zich met een ‘gag’ soms in een hoek te schilderen en moet dan met een omweg de grap erin frommelen. Dat geeft wat wrijving, maar is niet heel storend. Nog niet.

In dit eerste album van zijn hand gebeurt er eigenlijk niets anders dan anders: chaos en explosies. Maar toch brengt Delaf het verhaal puntig, humoristisch, goed getekend en meer op de huidige tijd gericht, in beeld. Jammer genoeg kan ik hier geen tekeningen laten zien die, zoals we weten, meer zeggen dan duizend woorden. Maar als je Guust-fan was, zal dit nieuwe album nog steeds een ouderwetse glimlach oproepen bij zoveel kantoorgeweld.

ISBN: 9789031440184

Sterren: ****

Uitgeverij: Dupuis

Ook verschenen op Bazarow en op TikTok.