Recensies van actuele boeken

Ingrid de Vries – Schijnvrucht

Een bestaan in de schaduw

Anna wordt getroffen door de bliksem. Zo voelt het als ze na een middag rolschaatsen op de stoep, thuis komt om wat te drinken. Bij papa in de voorkamer is een man. Hij kijkt haar aan met intens blauwe ogen, glashelder en toch zacht. Ze stelt zich voor. Hij ook: ‘Ik ben Idzard.’

Deze drie woorden zetten de toon voor de rest van Anna’s leven. Ze kan geen weerstand bieden aan Idzards charmes. Hij is lief, erudiet, schildert en geeft tekenles op een school, vindt haar aardig én is in het bezit van die vreselijk blauwe ogen.

Een relatie tussen die twee, hoe verschillend in intellectuele bagage en leeftijd ook, kan niet uitblijven. En zo geschiedde. Ze trouwen en beginnen samen een gezin. In een sprookjesverhaal zou deze happy beginning alleen maar kunnen eindigen in een happy ending, maar zo’n verhaal is dit niet. Dit is gebaseerd op het (begrijpen we uit het nawoord) leven van de moeder van de schrijver.

Ingrid de Vries, journalist, schreef het allemaal op. Kundig en soepel leesbaar, met de juiste accenten op de juiste plekken. Ze treft de goede toon om de gedachtewereld van de jonge Anna weer te geven, en met dezelfde elegantie schakelt ze naar de gedachtewereld van de oude Anna. Dat maakt het een prettig leesbaar maar ook een iets te rechttoe-rechtaan boek. Je hoopt gedurende het verhaal dat er misschien nog verrassingen, onthullingen, spektakel of desnoods waanzin komt, maar helaas. Er is slechts de doffe teleurstelling die telkens weer de levensvreugde van Anna van een stukje glans berooft. Wat ook wel weer goed is, want precies de trieste werkelijkheid weergeeft.

De weinig vrolijke geschiedenis ontvouwt zich via twee lijnen. De eerste lijn is een verslag door de ogen van Anna. Ze is jong en heeft geen goede relatie met haar vader. Die is autoritair, snel aangebrand en duldt geen tegenspraak. Ze krijgt nauwelijks tot geen ruimte om haar eigen gang te gaan.

Dan plonst ze hals over kop in de relatie met Edzard, die gaandeweg het boek steeds duidelijker wordt. Ook Edzard heeft zo zijn dingetje. Leven met hem is niet per sé slecht, maar wel teleurstellend. En dat wordt steeds erger. Ze zakt als het ware langzaam weg in een moeras dat elk sprankje hoop naar beneden zuigt. Ze hangt er maar zo’n beetje bij, net alsof ze ook een waardevolle relatie heeft maar dat is niet zo: ze is een schijnvrucht.

De tweede verhaallijn is ook van Anna, maar dan als oude vrouw die terugkijkt op haar leven. De Vries laat die verschillende stijlen overtuigend uit haar toetsenbord komen. Aan het begin van elk hoofdstuk ziet de lezer na één zin de goede persoon in beeld. Dat is zeer leesbevorderend en door de Vries op een vrij natuurlijke manier geïmplementeerd. Nadeel is dat het boek ongeveer nul verrassingen kent, wat die leesbevordering weer danig ontvordert. 

Over het geheel genomen is dit dan wel een subtiel weergegeven verhaal over een leven dat zoveel meer dan doodgewoon had kunnen zijn, een leven dat had kunnen opbloeien met meer aandacht. Meer liefde. Het is een schijnbestaan, eerst in de schaduw van de autoritaire papa, vervolgens in de schaduw van de misleidende Idzard. Het boek laat zien hoe schrijnend zo’n ondergeschikt leven kan zijn.

Sterren: ***

ISBN: 9789026354304

Uitgeverij: Ambo Anthos  

Ook verschenen op Hebban en De Leesclub van Alle

 

Esther Verhoef – De nachtdienst

Hoe spannend kan een dierenkliniek zijn?

Behoorlijk, om maar meteen de stelling hierboven te tackelen. Laat het bouwen van een wurgend griezelig verhaal maar over aan Esther Verhoef. Niet voor niets staan er zeven dubbelbedrukte pagina’s achterin het boek met titels van door haar geschreven boeken, inclusief positieve kretologie van recensenten. Ons positieve oordeel – of niet – stellen we nog even uit tot het eind van deze bespreking.

Volgens de regelen der kunst knalt het verhaal – dit keer letterlijk – met de deur in huis. Dienstdoende dierenarts Emma ontgrendelt de achterdeur van de dierenkliniek om kwart voor twee in de nacht voor een spoedgeval. Dat gebeurt vaker: dieren die zo gewond zijn dat uitstel niet meer kan. Hier geldt dat ook – alleen is het een maatje van een bad guy, die met een harde trap tegen de deur binnenvalt en haar dwingt een operatie te doen bij die levensgevaarlijk gewonde mede-bad guy. Daarna smeren de guys hem, Emma ontredderd achterlatend. En zoals de teaser zegt: dit is nog maar het begin.

“Ik probeer op te krabbelen, maar krijg de kans niet.

Hij trekt me ruw omhoog… Het volgende moment wordt mijn arm op mijn rug gedraaid.

‘Waar is hij?’

‘D-dat ben ik.’ Mijn stem klinkt schor. ‘Ik ben de dierenarts.’

De man zwijgt even. Ademt zwaar.

‘Ben je alleen? Om zijn vraag kracht bij te zetten geeft hij een rukje aan mijn pols.

Ik stoot een schreeuw uit, maar bij de gedachte aan Vegas die boven ligt te slapen, verbijt ik de pijn. ‘Ja, er is verder niemand. Laat me los!’”

Met armen, benen, ogen en oren in het verhaal getrokken moeten wij lezers doorlezen, we kunnen niet anders. Verhoefs bekwame handen ontrollen een geschiedenis met veel losse personen, die bij nader bladzijden omslaan allemaal vooral relationeel aan elkaar gelinkt zijn.

Haar dochter Vegas speelt daarin een grote rol: ze is veertien en pubert tegen de klippen op. Van haar moeder wil ze niks weten, die is stom en oudbakken. Ze heeft wel gevoelens voor vriendjes die wij, maar zij niet, herkennen als fout. Niet verrassend hebben een paar ervan iets te maken met het spoedgeval in de kliniek.

Mama komt daarachter en de vliegende pleuritis breekt uit, met nog meer verwijdering tussen moeder en dochter tot gevolg. Ook wordt de situatie voor mama bedreigender. Daarbovenop duikt Jonathan op, de veertien jaar buiten zicht gebleven verwekker van Vegas. De bad guys zitten ook niet stil; zij plannen De Grote Kraak die ze voor altijd (tot het gestolen geld op is, maar dat benul hebben ze niet) uit de problemen zal halen. Tot het laatste moment blijft de climax ongewis en de lezer onbevredigd.

Vakwerk dus van Verhoef, wel met wat kanttekeningen. Vooral in het eerste deel van het boek schicht het perspectief van links naar rechts tussen de karakters. Omdat die vaak met hun eigen stem spreken zonder naamsvermelding, moet de lezer streng bij de les blijven om het overzicht niet te verliezen. Naarmate er meer perspectieven van meer karakters bij komen, wordt de samenhang van het verhaal minder eenvoudig volgbaar, maar leer je wel de karakters goed kennen.

De binnenwereld van de puberende Vegas wordt goed neergezet. Het meisje is constant woedend en reageert bot zoals alleen adolescenten dat kunnen op de kleinste of lief bedoelde opmerkingen van moeder – zeer herkenbaar. Wel komen we een paar keer uitdrukkingen van Vegas tegen die niet helemaal bij een 14-jarige passen. Op blz. 79: “Ik heb dorst,’ fluister ik tegen een silhouet.” En: “Ik stoot alleen nog onsamenhangende klanken uit.” Op blz. 84: “De weg helt naar beneden. Voorzichtig schuif ik vooruit, beducht op het water dat zo dichtbij is.”

Dit is uiteraard niets anders dan spijkers op laag water zoeken. Verhoef maakte een goedgeschreven verhaal dat de lezer menig uur in de ban gaat houden. Een thriller die zonder een gehard stalen zelfbeheersing niet meer neer te leggen is.

Sterren: ***

ISBN: 9789044643589

Uitgeverij: Prometheus 

Ook verschenen op Tiktok en  De Leesclub van Alles 

 

Caroline Reeders – U mag even plaatsnemen

Elegant omgaan met slecht nieuws

Op de keper beschouwd is de titel van deze recensie een contradictio in terminis, maar het is een realiteit die de schrijfster overkwam. Of beter: tsunamiseerde. Het slechte nieuws dat haar overspoelde was borstkanker. Een rottig begin van een lang traject dat woorden oproept die je liever niet op jezelf van toepassing ziet zijn: bestraling, operatie, verwijdering van stukjes lichaam, ongewenst bezoek aan wachtkamers, herdiagnose. Ze verwerkte het proces met het schrijven van stukjes, elegante stukjes die dit boek vormen.

Hoe triest ook, nieuw is het verhaal niet. Jaarlijks krijgen ongeveer 14.000 vrouwen in Nederland de diagnose borstkanker en daar verschijnen boeken over van verschillende kwaliteit. Caroline Reeders kiest voor een manier van schrijven die aansluit op het citaat voorin het boek van Bob den Uyl:

“’Het geheugen valt te manipuleren. Soms schrijf ik een verhaal rond een of meer gebeurtenissen waarvan ik getuige ben geweest of waarin ik een rol heb gespeeld. De waarheid moet dan enigszins bewerkt en opnieuw gerangschikt worden, er moet iets worden toegevoegd en iets worden weggelaten…”

Dat levert hier kleine, verrassend mooie verslagjes op die – bijzonder – enigszins afstandelijk getoonzet zijn. De meeste verslagen van borstkankerpatiënten zijn intiem, dicht op de huid, met heftige emoties, toppen en dalen. Het verhaal van Reeders is haast poëtisch, realistisch maar zeker ook erudiet, verwijzend naar boeken, dichters, klassiekers, muziek, kunst.

Blijkbaar verloochent haar boekenachtergrond (ze is directeur van Atheneum Amsterdam) zich niet. Het beschrijven van haar sores in bijvoorbeeld de bestralingsruimte doet ze sensitief en schrijnend realistisch:

“De control room waar zij en haar collega (de radiotherapeutisch laborante) de apparatuur zullen bedienen bevindt zich vlak bij de uitgang achter de muur. Ook mijn man zal daar straks gaan zitten.

‘Dat is om ons te beschermen. Straling komt niet de hoek om.’

Als het bestralingsapparaat links boven mij positie neemt en richt, is er een moment waarop de even mooie als kwetsbare contour van mijn ribbenboog en borst te zien is, als een schaduw in een spiegelend vlak. Arme, arme borst, denk ik. Zo’n weerloos, onbevangen lichaamsdeel, dat zelf niet kan bewegen. Vriendelijk, positief, het eeuwige symbool van vrouwelijkheid wordt nu onzichtbaar, onhoorbaar en pijnloos beschoten.”

Zo neemt ze de lezer meer in haar afdaling in Onderaarde, die natuurlijk veel meer omvat dan alles wat haarzelf treft. Haar man, zelf arts, heeft een bijrol als haar persoonlijke taxichauffeur, begeleider in ziekenhuisgangen, duider van ingewikkelde diagnoses. Knap is dat Reeders hem laat zien in al die verschillende rollen, met als onnadrukkelijk maar poignant hoogtepunt het beeld van lijdende echtgenoot. Extra lijdend want met voorkennis behept.

De algemene indruk is: mooi beschreven. Het tekent de onverschrokkenheid en doorzettingsvermogen van Reeders dat ze er een eerlijk verslag van maakt. Ze gaat de twijfels, het verdriet en alles wat daarbij hoort niet uit de weg, maar giet het in een uiterst leesbare vorm. Dat is voor ons buitenstaanders een fijne bijkomstigheid.

Sterren: ****

ISBN: 9789038810126

Uitgeverij: Nijgh en van Ditmar

Ook verschenen op De Leesclub van Alles

 

August Willemsen – De val

Wanneer het (l)even misgaat

De moeilijk te evenaren reeks Privé Domein van de Arbeiderspers is een  instituut. Met dank aan de heerlijke grafische ontwerpen van Kees Kelfkens was het de omslag van ‘August Willemsen – De val’ die ergens eind vorige eeuw indruk op deze recensent maakte. Zo diep, dat de wens om dit boek te lezen zich in zijn brein nestelde en elke keer als hij het boek zag (veel, want werkzaam in een boekhandel) zich opnieuw voornam het boek nu echt, maar echt, te gaan lezen.

Het kwam er niet van. Tot 2020, godbetert in een kringloopwinkel met een nu-of-nooit-meer actie. Voor een luttele 10 euro verwisselde ‘De val’ van gelukkige eigenaar, die het boek met de prachtige omslag bebladerde en van kaft tot kaft spelde. En, beviel het? Eh, een beetje tegen. Echt? Ja sorry, een deceptie was het ook weer niet, maar de grote verwachtingen zijn helaas niet ingelost.

August Willemsen is vertaler en schrijver. Hij maakte meesterwerken van de Portugese en Braziliaanse literatuur door ze te vertalen in het Nederlands toegankelijk en schreef later zijn ‘Braziliaanse brieven’, een doorsnee van zijn reizen en avonturen in dat land. ‘De val’ heeft een iets andere invalshoek: zijn alcoholverslaving.

Meer specifiek verhaalt het boek over de malicieuze dag in 1991 dat hij wankelt en valt, met vier flessen wodka in zijn tas, onderweg naar zijn huis in de Bijlmermeer, en niet meer overeind komt. De doctoren stellen vast dat hij zijn heup heeft gebroken en moet herstellen. Hijzelf beseft het onderliggende nieuws: dat hij een enorme alcoholverslaving heeft en nu gedwongen af moet kicken. Literair denker als hij is maakt hij van dat gedwongen verblijf een verslag in verfijnd getoonzette brieven, die kond doen van zijn hoogstpersoonlijke seizoen in de hel.

Nadat Willemsen is opgelapt in het AMC, mag hij herstellen in ‘een oord in het Gooi’. Zelf noemt hij dat ‘Huize J.’, een plek waar meerdere van alcoholverslaving afkickende patiënten zijn ondergebracht. Voor Willemsen is het verblijf met andere mensen geen feestje. Hij is gewend aan en gesteld op zijn privacy. Helaas voor hem moet hij nog een poosje in ‘Huize J.’ verblijven en dus komen in zijn brieven de heftige ergernissen aan zijn medehuisgenoten prominent aan bod:

“Ik heb mijn hele leven te maken gehad, in fabrieken en winkels waar ik heb gewerkt, in het ziekenhuis en andere plaatsen, met wat men ‘het volk’ of ‘de gewone man’ noemt. Ik ben er alleen, zoals ik in de aanhef al suggereerde, ongeduldiger voor geworden. Domheid, traagheid van geest, onhandigheid, gebeuzel, werken op mijn zenuwen. Wanneer die het begeven word ik waarschijnlijk nóg intoleranter.”

Tussen het verslag van zijn opname door gaat hij terug in de tijd, voegt hij oudere verhalen, stukjes dagboek, samen met een periode waarin hij nog gewoon woonde en werkte, en min of meer gelukkig was. Of niet helemaal: hij had in zijn appartement veel last van verbouwende buren. Geboor, gehamer, de teringherrie houdt niet op – de buurman of –vrouw is weer bezig. In dat opzicht is er weinig veranderd met de tegenwoordige tijd waarin mensen die in jouw rijtje wonen, het opeens best wel een goed idee vinden om op tijden dat je zelf wel rustig een boekje zou willen lezen, hun hele parketvloer er urenlang met een lawaaiige Kango uit staan te drillen. Dat loopt parallel met de opmerkingen uit het dagboek van Willemsen:

Dinsdag 7 mei

‘Vier uur in de nacht. Komt er nu nooit een eind aan? Pas om 9 uur gaat de slijter open. Op dit moment kan ik niemand bellen. Ik ben op een zachtaardige manier aan het gek worden…’

Een paar dagen later:

“Half acht in de ochtend en er wordt alweer gehamerd en geboord dat het een aard heeft. Vinden die mensen het soms niet lekker in bed? Waarom moeten ze bezig zijn? Ik heb, als indertijd de graaf van Lautréamont , massieve akkoorden op de piano gehamerd, maar het enige dat helpt is zuipen.”

Wat ons terug brengt bij Willemsen’s realiteit: hij is overduidelijk niet gelukkig in zijn appartement en ook zijn leven in het algemeen valt hem tegen. Zijn drankprobleem wordt erger. Hij drinkt al snel een paar flessen wodka per dag om die dag door te komen, wat zijn literaire productiviteit niet ten goede komt. Zo bezien is het maar goed dat hij ten val komt en noodgedwongen moet afkicken, ook al moet hij dat doen tussen allerlei mensen die hem irriteren. Dat proces geeft hem de munitie om een vlammend boek te schrijven, een aanklacht tegen een onaangename wereld, een schop onder de kont van het leven zelf, en wij lezers hebben de mazzel dat we van dit huiveringwekkende proza kennis kunnen nemen. Eindelijk.

Sterren: ****

ISBN: 9789029557443

Uitgeverij: Arbeiderspers 

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Stig Dagerman – Natte sneeuw

Scandinavië op z’n somberst

Als we aan Scandinavische auteurs denken komen bekende namen omhoog. Ouderen onder ons zullen Showall & Wahloo kennen, Knut Hansen, Selma Lagerlöf, Tove Jansson of als ze willen imponeren Søren Kierkegaard. Jongere lezers komen uit bij Camilla Läckberg, Jo Nesbø, Marianne Frederiksson, Ulf Stark en uiteraard Karl Ove Knausgard. Maar kent iemand Stig Dagerman?

Wij wel, na het lezen van deze recensie. Stig Dagerman is auteur van een rijtje boeken waarvan de bekendste zijn ‘Het verbrande kind’ en ‘Natte sneeuw’. De laatste bespreken we hier. Deze door Bernlef vertaalde versie uit 1967 bevat een dozijn verhalen die, hoe zullen we het formuleren, wispelturig zijn. De stijl is uiteenlopend van beknopt tot wijdlopig, de perspectieven zijn dan weer ingezoomd op een individu, dan weer op een (bevolkings)groep. Eén ding hebben ze gemeen: een buitengewoon donkere kijk op het leven.

Bij nader onderzoek is dat ook de invalshoek van de schrijver zelf. De achterflap van de Bezige Bij-versie zegt het fraai: “Iedere zin, ieder woord is doordrenkt van de onontkoombare gevoel dat zijn hele leven beheerste: reeds ‘vanaf de geboorte een ter dood veroordeelde’ te zijn. Daarnaast wordt al zijn werk gekenmerkt door een poëtische melancholie, een smartelijk besef van en medelijden met het schepsel dat mens heet.” Die melancholie was onlosmakelijk met Dagermans leven verbonden en  sloeg later zelfs om in depressie. Op eenendertigjarige leeftijd maakte hij een eind aan zijn leven.

In het titelverhaal is de hoofdpersoon een jongen (Arne) die met zijn gezin samen met grootvader in een oude boerderij op het platteland woont. Het leven is er arm en daarbovenop bitter koud, want het is oktober en er valt natte sneeuw.

Wel is er opwinding want tante Maja, de zuster van grootvader, zal vandaag aankomen uit Amerika. De moeder doet verwoede pogingen om grootvader zich te laten opfrissen voor dit hoogtepunt, maar opa is nors en afwijzend. “Als ik op de dorsmachine zit dan zit ik daar. Zo is dat. Als mijn zuster zo bekakt is dat zij alleen maar per auto naar haar broer kan komen en het niet apprecieert dat haar broer op een dorsmachine zit, kan ze verdomme wegblijven. Zo is het ook eens een keertje.”

Als sjieke tante Maja uiteindelijk in de scharrige boerderijkamer met gespreide armen voor hem staat, doet opa nog vreemder. Hij kijkt naar de grond en geeft geen antwoord op haar pogingen tot een gesprek. Opa is het spoor een beetje bijster, lijkt het. En tante Maja lijkt ook eigenlijk niet al te blij dat ze weer bij hem is. Het jongetje Arne beziet het met half begrijpende kinderogen, wat alles nog schrijnender maakt. Je voelt de natte sneeuw bijna in een figuurlijke inderhaast maar vruchteloos opgezette kraag van je jas neerdwarrelen.

Een ander verhaal is een wondertje van perspectivische schrijfkunst: ‘Een kind doden.’ Dat begint iets te opgewekt:

“Het is een vriendelijke dag en de zon staat schuin boven de vlakte. Spoedig zullen de klokken luiden want het is zondag…”

en slaat dan in dezelfde alinea toe: Het is de gelukkige morgen van een kwade dag want op deze dag zal een kind in het derde dorp worden gedood door een gelukkig man.”

Wat? Dagerman geeft hier op de eerste bladzijde de pointe van het verhaal gewoon weg. Geen verrassing meer, geen nieuwsgierigheid naar de clou, dan haakt de lezer toch af? Neen, want gehaaid bouwt de schrijver het verhaal op vanuit die “gelukkige morgen” naar “zal een kind in het derde dorp worden gedood door een gelukkig man.”, en zorgt er zo voor dat de lezer wil weten hoe die kinderdood zal plaatsvinden. Onbedwingbaar leest de lezer door tot hij bij het droevige einde is en zijn nieuwsgierigheid is bevredigd. Een wonderlijk triest en toch ijzersterk verhaal als hoogtepunt in een bundel die wel oud, maar het afschuimen van een tweedehands boekenmarkt zeker waard is.

Sterren: ****

ISBN: 9789029019262

Uitgeverij: de Bezige Bij

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Rune Christiansen – De eenzaamheid in het leven van Lydia Erneman

Dus dit is het?

Een kille tochtvlaag langs je ruggengraat, besneeuwde ruitjes, de houtkachel die loeiend de strijd aangaat met de toenemende koude, jij op de doorgezakte groene bank met een dekentje over je knieën een boek lezend. Tenminste, als je het kraken van het houten plafond door de wind kon negeren. En morgen komt er een nieuwe dag, met vrijwel zeker weer gewoon een deprimerende actie rondom een stervend dier: jouw werk als dierenarts. Misschien vannacht al.

Dat is het leven dat Christiansen toebedeelt aan de protegé van deze Zweedse roman: Lydia. Een erg sociaal leven is dat niet. Lydia heeft gewoon niet zoveel behoefte aan mensen om zich heen, of misschien komt dat contact er eenvoudigweg niet van. Ze studeert en gaat daarna in een stadje in Noorwegen werken als dierenarts. Dat werk geeft haar voldoening. Maar in de privésfeer blijft een bepaalde hunkering hangen, een verlangen naar meer. Om met de oude Doe Maar-hit te spreken: ‘Is dit alles?’

Ondanks die wat sombere recap is dit geen neerdrukkend boek. De lezer wordt meegenomen in het alledaagse leven van Lydia met alle ups en downs die daarbij horen. Beschrijvingen van het imponerende Noorse (en Zweedse) landschap horen daarbij, en ook de gedragingen van de mensen waarmee Lydia in contact komt.

Verrassend sociale mensen trouwens, voor zover asociaal gedrag een oorzakelijk verband zou hebben met het leven in een enorm land met weinig menselijke bewoners. De meeste personen in Noorwegen zijn vriendelijk, knopen een praatje aan. Zelfs de boeren waar Lydia vaak komt om van één van hun dieren de losse stukken weer aan elkaar te naaien na een ongeluk, geven blijk van waardering. Vooral als ze weer een viervoeter voor de poorten van de koeienhemel wegsleept.

Christiansen is beregoed in het beschrijven van dat soort situaties. Lekker plastisch, met veel bloed, opengereten buiken, gebroken poten, bijna gestikte honden, omgevallen paarden, legt hij wisselende uitdagingen op de weg van de dierenarts. Lydia lost het allemaal naadloos op. Met gemengde gevoelens soms, dat wel, maar altijd gewetensvol en met respect voor dier en mens.

Tussen die regels door kan de lezer genieten van prachtige natuurbeschrijvingen. In alle seizoenen krijgen we in hoge resolutie besneeuwde dan wel uitbundig bloeiende uitzichten voorgeschoteld. Ook de getaande, gerimpelde, kromgetrokken mensen die in de verlatenheid hun huisje bewonen komen viverend tot leven.

De gemiddelde sfeer tenslotte is het best te omschrijven als een zachtglanzende, allesdoortrekkende somberheid. Het is niet dat Lydia ongelukkig is; ze marcheert gewetensvol door de dagen heen en doet haar werk naar behoren. Alleen lijkt de volvette lol in het leven haar door de vingers te glippen; het voelt als een gat in haar ziel dat zich maar moeilijk laat vullen. En aan het eind van de dag gaat de zon gewoon weer onder boven de eindeloze velden.

Sterren: ***

ISBN: 9789492068453

Uitgeverij: NBC

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

Dr. Judith M. Kocken – Je bent je eigen medicijn

Hoog adviesgehalte per pagina

‘Je bent je eigen medicijn’ alleen al is een gouden formulering: alle pillen, poeders en zalfjes kunnen in de kliko. Je hebt geen medicijn meer nodig want dat ben je zelf. Dat is behalve die prachtige omschrijving nogal een belofte, die de vraag oproept of die claim waargemaakt kan worden.

Om daarachter te komen, of grosso modo een beeld daarbij te krijgen, lezen we gewoon het boek en verbazen ons al meteen over de medicijndichtheid van de tekst. Als in: advies, niet als in: pilletjes. Wat meteen het goede aan deze benadering is.

Dr. Kocken is initiatiefnemer van Kinderbuik&co, een medisch specialistische praktijk met een holistische gezondheidsvisie waar kinderen, jongeren en volwassenen (zijn er meer soorten patiënten dan?) met langdurige klachten worden behandeld.

De definitie van ‘holistische gezondheidsvisie’ is niet in een paar woorden te vangen. Dit is wat deze gids ervan zegt:

“Een mens heeft een fantastisch zelfgenezend vermogen. Iedereen is zijn of haar eigen medicijn. En ieder mens heeft dit medicijn nodig, want iedereen is in de loop van zijn of haar leven innerlijk verwond geraakt…

Hoe je omgaat met de innerlijke wonden, bepaalt je leven. Je kunt je wonden proberen weg te stoppen. Dan krijg je er steeds meer last van. Je kunt ze ook erkennen en een plek geven in je leven. Dat vraagt tijd, aandacht en heel veel vriendelijkheid voor jezelf. De basis is aanwezig zijn in de situatie zoals die is, en plaats van in actie komen. Zo genees je jezelf.”

Ervaring heeft de dokter genoeg. Door het boek heen geeft ze voorbeelden uit haar eigen praktijk van mensen die emotioneel in de knoop zitten en als gevolg daarvan klachten hebben ontwikkeld. Zoals Eva, zestien jaar en extreem mager. Eva compenseert het verdriet van haar moeder (die haar eigen moeder verloren is en dat gemis niet kan hanteren) met gewenst gedrag en zorg. Met een familieopstelling brengt de dokter de onderliggende patronen in beeld, waarna gewerkt kan gaan worden aan bewustwording bij moeder een dochter, en uiteindelijk aan genezing.

Bij elk voorbeeld schakelt Dr. Kocken door naar de dieper liggende, vaak psychologische oorzaak van de pijn, het verdriet, de woede. Ze legt met die details de drijfveren bloot, maar verbindt die drijfveren ook aan het grotere, zo groot zelfs als het universum, en plaatst daar de mens met zijn beperkte begrip over alles hier op aarde in. Daar komt geen Prozac aan te pas.

De tekst is één doorlopend medicijnboek, eigenlijk. Als je zoekt kun je je eigen aandoening of klacht ertussen vinden en kijken wat je eraan zou kunnen doen. De dokter behandelt heel veel aspecten van het menselijke ziek zijn. Zo veel, dat een willekeurige kwaal niet één twee drie terug te vinden is. Het zou enorm helpen als er een alfabetische verwijzingslijst achterin zou worden opgenomen. Een tip voor de volgende druk?

Dan de kritiek. Natuurlijk vindt een deel van de mensen dit ‘spiritueel ontwaken’ humbug, wappiespeak of te ver van de ‘echte’ geneeskunst af staand om serieus te nemen. Gelukkig weet een minstens even groot deel der mensheid dat ons lichaam meer is dan een machine die loopt op aardappelen en spinazie. Bovendien, en dat is de verdienste van deze gids,  laten de voorbeelden uit de praktijk zien dat de methodes van Dr. Judith misschien zo gek nog niet zijn. Mensen worden ermee geholpen. Patiënten raken hun klachten kwijt, kunnen gezond verder met hun leven.

Sterren: ***

ISBN: 9789463310307

Uitgeverij: Hajefa

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Karl May – Winnetou

Withuid in het land der roodhuiden – een essay

De gloednieuwe vertaling van Karl Mays ‘Winnetou’ geeft zo nauwkeurig mogelijk de oorspronkelijke tekst weer, in eigentijds Nederlands. Hoeveel verschilt die tekst eigenlijk van de talloze eerdere vertalingen? Dat zoeken we uit.

De oudste Nederlandse vertaling van ‘Winnetou’ die ik in mijn omgeving kon vinden is een los in de band liggend, vergeeld boek getiteld: Karl May’s reisavonturen – Winnetou’. Een jaartal heeft het niet. Een indicatie is de spelling, die nog rept van ‘eenige’ en ‘menschen’, schrijfwijzen die in 1916 door minister van onderwijs Marchant werden gemoderniseerd. Wel staat voorin: “Bewerkt naar het 220ste duizendtal der Duitsche uitgave”. Ja, Karl May’s boeken waren immens populair.

Dat zijn ze heel lang gebleven. In de loop der jaren stortten zich tientallen (Nederlandse) uitgevers op die goedverkopende avonturenboeken. De charme ervan was een combinatie van levendige beschrijvingen van (bij Old Shatterhand) het Wilde Westen, grenzeloze avonturen en een onverschrokken held, die bovendien edelmoedig was. Hij leefde tussen de rauwe bonken van pioniers die spoorwegen aanlegden door Amerika, daarbij de Indianen hardhandig uit de weg ruimend. Dat was de basis en de zeer levendige fantasie van May breide daar allerlei verhalen omheen.

Waarom een nieuwe vertaling nodig is na al die jaren, verduidelijkt Ger Tielen, voorzitter van de Karl May vereniging. “…de tientallen vertalingen uit de periode 1930-1960 verschillen telkens weer op een andere manier van de originele Duitse tekst, afhankelijk van de tijd en de geldende canon. In die periode verschoof Winnetou in de perceptie steeds meer van een boek voor volwassenen naar een boek voor de jeugd. Vertalingen bogen met de geldende opvattingen mee, natuurbeschrijvingen werden bekort, Sam Hawkens werd vermakelijk of juist heel serieus neergezet, christelijke aspecten werden eerst weggelaten, dan weer toegevoegd, en de bijzondere vriendschap of zielsverwantschap tussen Winnetou en Old Shatterhand, die lange tijd naar de achtergrond was gedrukt, werd pas in de jaren zestig weer in ere hersteld.”

De avonturen in het verre Amerika waren voor de lezende jeugd erg aantrekkelijk, ook voor deze toen jeugdige lezer. Die begon pas jaren later, bij herlezing, een lichte irritatie bij Old Shatterhand te voelen. Wat was die man irritant braaf, met een brandschoon geweten, die wel heel erg zeker wist dat hij de wijsheid in pacht had. Erger nog, hij legde die wijsheid op aan alle schurken en bedriegers met zijn vuistslag en berendoder. Een held die naarmate de jaren vorderden, zijn glans langzaam zag overgaan in edelkitsch. Ook daarom was het interessant in deze nieuwe vertaling te duiken.

Grondig veldwerk kan daarbij niet ontbreken. De al genoemde Nederlandse uitgave van ‘Karl May’s Reisavonturen’ (het Hollandsch Uitgeversfonds Amsterdam) van vóór 1916 was de oudste. Daarnaast vond ik in de kringloop een ‘Winnetou, het opperhoofd der Apachen’ (uitgever H.J.W. Becht, Amsterdam, 70er jaren vorige eeuw), evenals ‘Karl May, Winnetou ontmoet Old Shatterhand” (uitgeverij Rebo), 90er jaren vorige eeuw. De nieuwe vertaling lezend, met een schuin oog op de oudere vertalingen, bracht de verschillen aan het licht.

Gemakshalve heb ik de vier edities genummerd. De nieuwe vertaling (1) begint met een inleiding. Die staat in geen van de andere boeken. May vertelt kort hoe de invasie van de blanke man in Amerika de ondergang van de indiaan betekende. Het is informatie die in een encyclopedie had kunnen staan, en gaf lucht aan zijn waarschijnlijk gemeende verontwaardiging: “Hoeveel bloed daarbij vloeide en welke wreedheden er zijn begaan, weet iedereen die het verhaal van de ‘beroemde’ conquistadores heeft gelezen. Hun voorbeeld vond navolging. De withuiden kwamen met mooie woorden op de lippen, maar ook met een scherp geslepen mes in de gordel en een geladen geweer in de hand… De roodhuiden moesten wijken, stap voor stap, steeds verder… Als de roodhuiden opkwamen voor hun rechten, werd dat beantwoord met kruit en kogels en legden ze het opnieuw af tegen de superieure wapens van de withuiden…”

Dan komen we in de nieuwe vertaling (1) bij de titel van “hoofdstuk 1 – Een greenhorn”.

Bij de oudste vertaling (2) is dat: “EERSTE HOOFDSTUK – Het “Groentje”.”

Bij de 70-er jaren vertaling (3) is dat exact hetzelfde als het origineel.

Bij (4) uit de 90er jaren: “EEN KERSVERSE GREENHORN.”

Dit eerste hoofdstuk beschrijft het vertrek van de hoofdpersoon uit de oude en aankomst in de nieuwe wereld. Hij arriveert ‘in een Duits gezin’ bij Mr. Henry, waar hij zal gaan werken bij de aanleg van een spoorlijn. Hij maakt de eerste dagen meteen indruk door fabelachtig goed te kunnen schieten en een half wild paard te bedwingen, en neemt geroerd afscheid van dat gezin.

De beginalinea’s van dat eerste hoofdstuk:

(1)”Beste lezer, weet u wat het woord greenhorn inhoudt? Het is een uiterst irritante en minachtende benaming voor de persoon in kwestie. Green betekent groen en met horn wordt een voelhoorn bedoeld. Een greenhorn is dus een groentje, iemand die in een bepaalde omgeving nieuw en onervaren is en voorzichtig zijn voelhoorns moet uitsteken om niet het risico te lopen dat hij wordt uitgelachen.”

(2)“Indien men de zaak wel beschouwt, is het leven eigenlijk de eenige hoogeschool, waarin de leerlingen, d.w.z. de menschen, dagelijks op de proef worden gesteld. Deze wijsheid, zoo oud als de wereld zelf, was mij echter nog niet bekend, toen ik er op zekeren dag op uittrok, om mijn geluk te gaan beproeven in de Nieuwe Wereld. Een onbedwingbare lust tot avonturen, had mij ertoe gebracht naar de Vereenigde Staten te trekken, waar destijds voor jonge en ondernemende menschen een betere toekomst mogelijk was dan in het oude Europa.”

(3) Weten jullie wat een greenhorn is? Dat is iemand, die zonder voldoende ervaring aan iets moeilijks begint, vaak fouten maakt en daarom door anderen, die het beter kunnen, moet worden geholpen. Dat wil zeggen, àls ze hem helpen. Als ze niet zo onvriendelijk zijn, hem uit te lachen en aan zijn lot over te laten.”

(4) “Ik had van jongsaf ervan gedroomd ooit naar Amerika te gaan en om mijn droom te verwezenlijken spaarde ik iedere cent, die ik kon missen en intussen las ik alles wat ik over de Nieuwe Wereld te pakken kon krijgen. Doordat veel lektuur zich bezig hield met de toestanden in het zogenaamde Wilde Westen, waar kennelijk nogal wat werd afgevochten, probeerde ik mij op het leven daar voor te bereiden. Daartoe beoefende ik allerlei sporten, bekwaamde ik mij in schieten en verder in al die dingen, welke mij naar mijn mening daar te pas moesten komen.”

We zien behoorlijke verschillen in tekstlengte. Het ‘aankomen in Amerika’ neemt in (1) anderhalve bladzijde in beslag. Bij (2) is dat 6 regels. Bij (3) ook anderhalve bladzijde, en bij (4) 12 regels. Daarnaast zie we andere taal, formulering, spelling. Maar overeind blijft de essentie, en meteen het avontuurlijke haakje: de hoofdpersoon stapt unverfroren op de boot naar een onbekend continent, De Nieuwe Wereld. De lezer is gepakt: wat staat er te gebeuren?

Heldendaden en meer avonturen in een spannend verhaal – als we onze vier boeken erop naslaan, volgen alle boeken de lijn van het oorspronkelijke verhaal goed. Hier en daar is de tekst in de vertalingen wat uitgedund, met name als Old Shatterhand zijn uitgebreide bespiegelingen over karakters van helden en lafaards uiteenzet.

Of zoals in hoofdstuk 5, als hij aankomt bij de pueblo waar hij de dochter van het opperhoofd, de beeldschone Nscho-Tschi, gaat ontmoeten. In (1) merkt Old Shatterhand op dat de pueblo toch wel een kolossaal, imposant bouwwerk was. Volgt een lange alinea waarin hij stelt dat als de oorspronkelijke Amerikaanse bevolking dit gemaakt heeft, die indianen onmogelijk op de laagste trap van de beschaving kunnen hebben gestaan. Alleen (4) neemt die tekst onverkort over, de andere boeken laten hem weg.

Dat weglaten zien we vaker. Lange, emotionele uitingen worden vaak geskipt ten gunste van de avontuurlijke episoden. Logisch, want men mikte op een publiek dat op zoek was naar avontuur, maar door dit soort ingrepen wordt de diepere dimensie die May erin stopt, behoorlijk afgezwakt. Wat hij regelmatig doet, is het christendom door Old Shatterhand en Winnetou gelijkwaardig laten bediscussiëren, bijvoorbeeld wanneer die twee bloedbroeders zijn geworden. Dat blijft dan weer wel in drie van de vier versies intact.

Winnetou zegt:

(1)”’En je beschouwt ons als heidenen?’

‘Nee, jullie geloven in de Grote Goede Geest en aanbidden geen afgoden.’

‘Mag ik je dan iets vragen?’

‘Natuurlijk. Ga je gang.’

‘Praat met mij niet over het geloof. Probeer me niet te bekeren! Ik ben zeer op je gesteld en wil niet dat onze band wordt verbroken. Het is zoals Klekih-petra zei. Jouw geloof is misschien het juiste, maar wij rode mannen kunnen het nog niet begrijpen. Als de christenen ons niet verdreven en uitroeiden, zouden we hen goede mensen vinden en ook hun leer als een goede beschouwen. Dan zouden we ook wel tijd en gelegenheid vinden om te leren wat we moeten weten om jullie heilige boek en jullie priesters te begrijpen. Maar iemand die langzaam maar zeker dood wordt gedrukt, kan niet geloven dat de godsdienst van degene die hem doodt op liefde berust.’”

(2) Dit fragment wordt in zijn geheel overgeslagen.

(3) “’… Rekent gij ons tot de heidenen?’´

‘Nee, want gij gelooft aan een Grote Goede Geest.’

‘Dan heb ik u een verzoek te doen. Spreek nooit meer met mij over het geloof. Als gij mij zou trachten te bekeren zou dat onze vriendschapsband verbreken. Klekih-petra zei dat het Christelijk geloof het ware is, maar wij indianen kunnen dat niet begrijpen. Hoe kunnen we geloven dat uw godsdienst de godsdienst der liefde is als de christenen ons verdringen en uitmoorden? Als de indiaan niet meer vervolgd wordt zal hij misschien tijd vinden uw heilige boek en uw priesters te leren begrijpen.’”

(4) “-En beschouwt u ons als heidenen?

-Neen, want u gelooft aan de Grote Manitou en bidt niet voor afgoden. Ik ga ervan uit dat uw Manitou en onze God een en dezelfde zijn.

-Mag ik u iets verzoeken?

-Natuurlijk, daarvoor hoeft u geen toestemming te vragen.

-Spreek met mij nooit meer over geloof! Probeer mij niet te bekeren! Uw vriendschap betekent heel, heel veel voor mij en ik zou die niet graag vernield zien. Het is zoals Kleki-Petra zei: uw geloof mag het ware zijn, maar wij roodhuiden zullen het nimmer begrijpen. Wij zouden de Christenen als goede mensen kunnen beschouwen, wanneer zij ons niet voortdurend opjoegen en uitroeiden. Wij zouden dan wellicht ook tijd en gelegenheid vinden om te leren wat nodig is, om uw heilig boek en uw priesters te begrijpen. Maar een volk, dat langzaam maar zeker uitgeroeid wordt, kan niet aanvaarden dat het geloof van degenen die hen naar het leven staan, de godsdienst der Liefde is.’´

Als de kritiek op Karl May zou zijn dat hij een neokoloniaal was, of racistische denkbeelden in zijn boeken stopte, helpen deze fragmenten om het verhaal in het juiste tijdperk te zetten. Wel schemert in de superioriteit en het altijd gelijk hebben van Old Shatterhand iets door dat met een heleboel kwade wil gezien kan worden als übermensch-gedrag. Maar andere delen van de tekst brengen dat gedrag makkelijk weer in evenwicht. Bovendien: de man is een held! En helden doen heroïsche daden, zonder omkijken.

De vertalers tenslotte hebben keihard hun best gedaan de oorspronkelijke tekst te laten shinen in deze nieuwe uitgave. We lezen een van oud stof ontdaan verhaal dat weliswaar gedateerd, maar nog altijd prima verteerbaar is. Het vertalen was nog een hele klus, lezen we in hun nawoord:

“De twijfels die we koesterden hadden te maken met de toegenomen maatschappelijke bewustwording inzake kolonialisme en racisme en het besef dat taal de onderdrukking en vernedering van bepaalde bevolkingsgroepen niet alleen weergeeft, maar ook creëert en in stand houdt, en dat omgekeerd het verzet tegen dergelijke misstanden tot taalverandering kan leiden… Globaal gezien zijn er twee standpunten waartussen je kunt kiezen: ofwel je houdt je aan de terminologie die gangbaar was in de tijd waarin het te vertalen boek is geschreven, of je gebruikt de termen die onderdrukte groepen in onze tijd zelf hanteren en respectvol vinden.”

Voor welke aanpak kozen de vertalers? Lees het boek. Het zal je verrijken.

Sterren: ****

ISBN: 9789086842100

Uitgeverij: IJzer

Ook verschenen op De Leesclub van Alles en Hebban

 

Frank Peters – Het juiste doen als niemand kijkt

Dat zouden meer mensen moeten doen

Interessant, een boek dat zichzelf door de titel overbodig maakt. Want is: ‘Het juiste doen’ niet gewoon luisteren naar je gut feeling? Met het gemiddelde gevoel voor goed en kwaad dat we allen meekrijgen, zou je dit boek links moeten kunnen laten liggen. Juist mensen in leidinggevende posities.  

Nope, fout gedacht. Zo’n innerlijke okay-radar is niet iedere executive gegeven, laat de praktijk maar al te vaak zien, dus is het goed dat dit boek er nu is. Reputatie-expert Frank Peters schreef het en gaat diep in op welke verantwoordelijkheden leiderschap met zich mee zou moeten brengen. Daarbij krijgt hij hulp van tien vooraanstaande Nederlandse filosofen, wetenschappers en denkers op het gebied van ethiek. Zoals de flaptekst zegt: “Doorloop het persoonlijk stappenplan voor de ontwikkeling van integer leiderschap en zorg dat je altijd het juiste doet, ook als niemand kijkt.”

Het eerste hoofdstuk ‘De weg van de meeste weerstand’ gaat over reputatie. Die is kostbaar, zeker in bestuurlijke kringen. Het is belangrijk die reputatie goed te houden omdat je als leidinggevende daar in deze tijd waarin iedereen met elkaar verbonden is, op wordt afgerekend. Meningsvorming via sociale netwerken kan een reputatie maken of breken: “De reputatie komt te voet en gaat per twitter.”

Een sappig voorbeeld wordt ook meteen gegeven in ‘Het Bathseba Syndroom’. Wetenschappers Dean Ludwig en Clinton Longenecker (1993) muntten die naam in hun onderzoek naar ethische schendingen door managers in hoge posities. Het voorbeeld komt uit de bijbel: de machtige koning David ziet op een avond Bathseba baden, die ‘zeer schoon van aanzien is’. Op zijn bevel halen zijn knechten haar en ze raakt zwanger, wat David glashard probeert te ontkennen. Komt dat bekend voor?

“Het verhaal van David en Bathseba is illustratief voor de wijze waarop leiders ten val komen of schade oplopen, zoals de Amerikaanse ex-president Bill Clinton gebeurde in de affaire met Monica Lewinsky.”

Ethiek is meer dan een trucje, zo blijkt in de rest van het boek. Hoogleraar bedrijfsethiek Muel Kapitein legt uit hoe belangrijk de integriteit is van de mensen aan de top van een organisatie. Slecht voorbeeld doet slecht volgen, lijkt de toch wel voor de hand liggende conclusie. Of zoals theoloog/filosoof Bonaventura het wat minder subtiel zegt: ‘hoe hoger een aap op de ladder zit, hoe meer je van zijn kont kunt zien.’ Nog eentje: ‘de vis begint te stinken bij de kop.’

Duidelijk, maar wat doen we aan de kont van die aap en die stinkende vis? Daarop zijn verschillende antwoorden te vinden, één van de fundamenteelste dat van Dr. Leonie Heres, universitair docent aan de Universiteit van Utrecht. Zij stelt dat bestuurders en organisatie nooit zonder waarden (waardenloos) handelen. Onder iedere keuze die ze maken liggen namelijk normen en waarden. Haar inzicht: ‘Maak integriteitsschendingen zichtbaar en ga het gesprek erover aan met de omgeving.’

Kijken we naar de praktijk, dan kan het bedrijfsleven (en vergeet de politiek niet) wel een ethisch reveil gebruiken. Lukt dat niet, dan is deze handleiding een doorbladerbaar hulpmiddel om het juiste te doen: een must have voor elke persoon in een hogere positie. Al was het maar om het gezonde verstand, mocht dat per ongeluk uit het zicht verdwijnen, weer te activeren.

Sterren: ***

ISBN: 9789024438327

Uitgeverij: Management Impact

Ook verschenen op De Leesclub van Alles 

 

Carry Slee – Dochter van Eva

Is er nog vreugd na een gefnuikte jeugd?

Na het succes van Moederkruid pakt Carry Slee door met een tweede deel. ‘Dochter van Eva’ is een vervolg op het leven van de in een betreurenswaardige positie verkerende kinderen in een dysfunctionele familie, die we in deel 1 leerden kennen. De aan wanen lijdende moeder speelt nog steeds de hoofdrol.

Ook de situatie in het huis van ‘Moederkruid’ is nog precies hetzelfde. Of nee, het is erger geworden. De het hele huishouden geestelijk mishandelende moeder zorgt er nog steeds voor dat de kinderen (niet de vader, die lapt alles aan zijn zorgeloze laars) elke dag een vers schuldgevoel krijgen. Waarom? Omdat mama zich niet lekker voelt, of een invasie van marsmannetjes vreest, of eigenlijk de algehele buitenwereld als directe bedreiging ervaart.

De directe stijl zorgt ervoor dat wij lezers de grillen van die moeder onuitwisbaar ingeprent krijgen. Er staat geen woord teveel, heel subtiel wordt duidelijk hoe zwaar het schuldgevoel is dat de moeder de kinderen oplegt, een deken van zwaarmoedigheid die als dikke modderige smurrie van de bladzijden afdruipt.

De dochter van Eva voert, net als in deel 1, een dagelijks gevecht om zichzelf staande te houden. Ze is ouder, een puber al, maar haar moeder leunt zo zwaar op haar dat het vrijwel onmogelijk is om zelfs maar een stukje ruimte voor zichzelf te creëren, laat staan de mogelijkheid te benutten om te leren, te ontwikkelen, te ontsnappen aan dit zuigende zwarte gat.

Wat ook niet helpt is de losbollige vader, die hosselend zaakjes opzet en weer failliet laat gaan, oog heeft voor iedere mooie vrouw, maar voor zijn eigen gezin minimale aandacht heeft. De school, de buurt, de familie accepteert dit buitenissige gezin niet. Zelfs potentiële vrienden maken na één bezoekje beleefde excuses om niet meer te hoeven komen.

Onze heldin is op zichzelf aangewezen. Maar ze vecht terug. Onbewust in eerste instantie en onderhuids, maar allengs meer openlijk, zeker als ze een vriend krijgt: Arnoud.

Samen gaan ze steeds meer uithuizig, want studerend. In die nieuwe vrijheid ontdekt ze dat ze studeren leuk vindt, schrijven eveneens, en niet te vergeten seksualiteit, wat inventieve zelfbevredigingsscènes oplevert. Ze maakt zich zachtjes los van haar verstikkende milieu, op zoek naar een nieuwe moeder.

Tegen het eind van het boek gaat ze nog een keer thuis langs:

“Mama was boos toen ik langskwam, omdat ik lange tijd niks van me had laten horen.

Papa zat achter de krant en zei niks.

Ik vertelde dat het kwam omdat ik voor mijn eindexamen was gezakt.

‘Ik had niet anders verwacht,’ zei papa.

‘Je zult je hele leven wel overal voor zakken,’ zei mama, ‘net als je vader. Dat hoeft toch niet te betekenen dat we je nooit meer te zien krijgen? Het lijkt wel of je geen ouders hebt. En het ergste is nog dat ik van jou afhankelijk ben. Je dacht toch niet dat ik naar jou toe kan komen? Als ik al die trappen op moet kan ik mijn benen wel meteen inzwachtelen.’”

Dan is het samenzijn met haar nieuwe vriend Arnoud hoopvoller. Hij leest haar lievelingsgedicht voor van Baudelaire. Dat klinkt goed genoeg om een relatie aan te gaan. Toch? Wordt vervolgd in De toegift. En als je na deze bio’s zin hebt, is er nog de bespreking van haar nieuwste kinderboek Fake!.  

Sterren: ****

ISBN: 9789044602098

Uitgeverij: Prometheus

Ook verschenen op De Leesclub van Alles