Wessel te Gussinklo – De expeditie
Nietsontziende scheppingsdrift
Voor de helft is het een boud boek, een standbeeld vol stampende dadendrang, een slag in het gezicht van de burgerlijkheid, onbevreesde formuleringen en ijzingwekkende gebeurtenissen. Anderhelfts is het precies evenveel een bedeesd boek, deemoedig haast, wanhopig zoekend naar de juiste woorden, tastend, een vertwijfeld niet vinden.
We hebben het over twee verhalen van Wessel te Gussinklo, in 2022 in één band samengebracht. ‘De expeditie’ is het eerste: een boek handelend over een ietwat neurotische hoofdpersoon die zijn beeld van de volmaakte vrouw dwingend oplegt aan zijn vriendin, die dat naast zich neerlegt en haar eigen gang gaat. Met gruwelijke consequenties. Hij schreef het op zijn 22ste, in drie maanden, maar zijn handtekening zit er al in, zoals de flap het zo welluidend formuleert: “Dit verlangen naar het complete samenvallen, de volmaakte symbiose met de ander en de falende dialoog met het bestaan zijn terugkerende thema’s in al zijn latere romans.”
Nauwelijks nodig te zeggen dat het in ‘De expeditie’ niet goed afloopt met één de geliefden. Het verhaal bruist, kolkt, raast en dondert. De schrijver is wild op zoek naar een vorm en leeft zich uit in passionele uitingen en verontrustende wendingen. Je kan het een moedig stuk proza vinden – en dat is het ook – maar voor de gemiddelde lezer is het toch een stapje, hoe zeg je dat, te duister. Met een al even duister vooruitzicht voor de verkoopcijfers.
Tot die ontmoedigende conclusie kwam te Gussinklo zelf ook toen hij indertijd het boek probeerde te slijten aan een uitgever. Het verhaal van die pogingen op het schrijverspad te geraken heet ‘Het meesterwerk’ en is het tweede deel van het boek. Hij kijkt terug op zijn schrijverscarrière en zijn beleving van de ontvangst van dat allereerste verhaal ‘De expeditie’.
Interessant bij dat proces zijn de drijfveren, motieven, dwangneuroses, storm und drang en frustraties die opdoemen op zijn schrijverspad. Het valt nogal tegen als je jezelf binnenstebuiten hebt gekeerd en een ‘meesterwerk’ a la James Joyce geschapen denkt te hebben, maar de vakwereld ziet er geen brood in. Voor de schrijver bleef alleen nog de weg voorwaarts over: hij deed diepgaand zelfonderzoek naar wat hij eigenlijk zou willen vertellen, en in welke vorm.
“En ja, dat was waar het in mijn roman om ging; die sprong naar zinvolheid tegen de verlammende krachten van het zinloos aanwezige in, die scheppende sprong steeds opnieuw. Die sprong was de zaak; het scheppende bezielen in dat wat onherbergzaam om ons lag, daar ging het om – de selectie ook door de cultuur, door de anderen. Ook dat laten zien. En ook het weten, het besef van de willekeur, het toeval, de rafelende randen (o nee, niet de zwaartekracht of de luchtdruk), en de magiër die je moet zijn ondanks de schouwende, metende mysticus die je bent.”
Met de troostgevende kennis van nu zien we dat te Gussinklo zijn weg uiteindelijk gevonden heeft. Hij won voor zijn latere boeken de Anton Wachterprijs, de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs, de ECI-prijs, de F. Bordewijkprijs, werd genomineerd voor de Libris Literatuurprijs en de Gouden Uil, om er een paar te noemen. Zijn jongste bekroning is de Boekenbon Literatuurprijs 2021 voor Op weg naar de Hartz. Er moet toch ergens iets goed gegaan zijn.
Sterren: ***
ISBN: 9789083174440
Uitgeverij: Koppernik
Ook verschenen op Bazarow
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!